de praktijk brengen is dat zorgdragers over vastgestelde selectielijsten beschikken. Bijna 70 procent van alle zorgdragers bij de centrale overheid beschik te eind 2003 niet over enig selectie-instrument. Dat traject zal eerst gevolgd moeten worden voordat men daadwerkelijk archieven kan selec teren en bewerken voor overbrenging. Dat hoeft niet te betekenen dat al deze zorgdragers uitein delijk archieven hebben die voor overbrenging in aanmerking komen, maar veel zorgdragers kunnen deze vraag niet beantwoorden. Daarmee lijkt het beeld bij de centrale overheid aanmer kelijk slechter dan bij de lagere overheden. Daarbij merken we op dat de lagere overheden het voordeel hebben dat zij per overheidslaag beschikken over een gemeenschappelijke selec tielijst, terwijl de zorgdragers bij de centrale overheid ieder voor zich een selectielijst moeten vaststellen. Inspecteurs zijn geen uitvoerders. In de eer ste plaats is hun rol dus het signaleren en rap porteren aan bestuurders en managers en dit intensiveren bij die overheden, die zoals het er nu uitziet de termijn niet gaan halen. Daarnaast spelen de gemeentelijke (en water- schaps)inspecteurs - en de provinciale inspec teurs in die regio's waar geen gemeente- en waterschapsarchivarissen zijn benoemd - een belangrijke rol in de begeleiding van de bewer king. Dit gaat vaak om grote projecten die over meerdere jaren lopen. Ook in die betekenis blij ven wij ons inzetten voor het goed en tijdig uit voeren van de inhaalslag. In de jaren na 1995 hebben de inspecteurs veel energie besteed aan het wijzen op de nood zaak om de verkorte overbrengingstermijn uit te voeren. Bij het overwegend gunstige resultaat, driekwart gereed in 2006, speelt mee, dat er in de praktijk voldoende en werkbare instrumen ten zijn ontstaan om de bewerking goed uit te voeren. Landelijke voorlichting bij de invoering van de nieuwe wet, vastgestelde selectielijsten, de LOPAI-normen en criteria voor bewerking van code-archieven, gevoegd bij opleidingen zoals de gemoderniseerde WA van de SOD en de vele bewerkingsbureaus die op deze markt ope reren waren factoren die de uitvoering van de wet bij de lagere overheden mede mogelijk maakten. Vergelijking met het rijks- en landelijke niveau is niet in detail te maken, omdat vergelijkbare gegevens nog niet beschikbaar zijn. Uit de ver slagen van de Rijksarchiefinspectie kan wel wor den opgemaakt, dat het beeld aanmerkelijk slechter is dan bij de lagere overheden. Een belangrijke factor is daarbij het ontbreken van enig selectie-instrument bij 70 procent van de zorgdragers van de centrale overheid. Gezien het hoge percentage lagere overheden dat nu nog bezig is met bewerken, het kwart dat niet tijdig klaar zal zijn en het gebrek aan voldoende instrumentarium bij de centrale rijksoverheid, is het de komende jaren belangrijk dat het hele archiefwezen, en niet alleen de inspecties, hier aan zijn volle aandacht blijft geven. Niet alleen om de openbaarheid van recente archieven op alle overheidsniveaus de inhoud te geven die de wetgever bedoelde. Ook omdat na het uitvoeren van de inhaalslag de afdelingen DIV het beheer van deze archieven voortaan aan het openbare archiefwezen kunnen overlaten en dus de han den geheel vrij hebben om het informatiebeheer, in welke vorm dan ook, te verbeteren.3 De vele late starters bij de lagere overheid die 2006 denken te halen en daarvoor wel aan de randvoorwaarden voldoen, kunnen alsnog tot de categorie gaan behoren die de deadline niet zal halen. In 2006 zou het beeld er op die niveaus dus anders kunnen uitzien. Wij zullen rond die tijd dit onderzoek dan ook nog eens herhalen. Met de Rijksarchiefinspectie hebben wij afgesproken om dit onderzoek dan gezamen lijk te doen, zodat we dan de stand van zaken voor de gehele Nederlandse overheid op een ver gelijkbare manier in beeld kunnen brengen. 24 de praktijk Uiteindelijk is het Kadaster, een zelf standig bestuursorgaan van het Ministe rie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, de meest geschikte kandidaat gebleken om de taken van TDN aan over te dragen. Dit had ook gevolgen voor de archiefbescheiden. Na onderzoek bleek vervreemding van bescheiden de beste oplossing te zijn. Op 13 april 2004 is door het ondertekenen van een verklaring de zorg voor het Frank Tierolff. Het is voor het eerst dat er bij Defensie sprake is van vervreemding, ofwel het overdragen van het archiefbe heer van een defensieorganisatie aan een organisatie buiten Defensie. Bij de voorbereiding van de vervreem ding van de archiefbescheiden is er door Documentair Informatie Management Koninklijke Landmacht (D1MKL) een projectplan vervreemding archiefbe scheiden opgesteld. In het plan zijn alle facetten beschreven waar rekening mee moest worden gehouden. Zo zijn de taken en verantwoordelijkheden belegd, de uit te voeren activiteiten beschreven en is er een tijdsplanning gemaakt. Nadat het projectplan werd goedgekeurd door Frits Smit, directeur TDN, en direc teur DARIC, Jan Gelauf, zijn de daadwerke lijke voorbereidende activiteiten gestart. Bij het onderzoek naar de aanwezige archieven is er gekeken of het beheer was beschreven in een ordeningsplan, struc tuurplan documentaire informatievoor- archiefbeheer van TDN overgedragen aan het Kadaster. Namens de minister van Defensie ondertekende Jan Gelauf, direc teur Defensie Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC), het con tract. De raad van bestuur van het Kadaster werd vertegenwoordigd door ziening of een documentair structuur plan. Al snel was de conclusie te trekken dat er geen beschrijving was van hoe het archiefbeheer werd ingevuld. Omdat het van belang was te weten wat er ver vreemd moest worden, werden alle archiefbestanden in kaart gebracht. Met behulp van een inventarisatiesjabloon lukte het om binnen drie dagen 24 archiefbestanden te onderscheiden. Men kan zeggen dat er sprake was van een glo bale nulmeting, waarin naast het uitvoe ren van de inventarisatie is gekeken naar de geordende en toegankelijke staat van de archiefbescheiden, de wijze van regis tratie en het vernietigen c.q. overdragen van de bescheiden. Bij de inventarisatie werd duidelijk dat de Topografische Dienst beschikt over een groot aantal bijzondere archiefbe standen, zoals een collectie van 340.000 luchtfoto's van de periode 1940-1945, de Waterlinie, de Grebbeberg en luchtfoto's van 1945 tot heden. Periodiek werden en worden voor de vervaardiging van nieu we kaarten luchtopnamen gemaakt. Verder zijn er topografische bronkaarten terug te vinden vanaf 1800, documenta tie en digitale bestanden. Het kunnen analyseren en interpreteren van de informatie van alle brondocu menten vraagt een grote deskundigheid. Deze expertise heeft het huidige perso neel van TDN, waarmee de goede en vol ledige informatievoorziening naar de eigen organisatie, gemeenten, advocaten en particulieren is gewaarborgd. De geïnventariseerde archiefbestan den zijn ter beoordeling voorgelegd aan Geert-Jan Hermsen van het Nationaal Archief, die namens de Algemene Rijks archivaris de aanvraag van de machti ging tot vervreemding heeft behandeld. Hermsen heeft zijn waardering uitgespro ken voor de inhoudelijke en procedurele zorgvuldigheid waarmee Defensie het traject van vervreemden heeft ingevuld. Dit compliment maakt het voor de over dragende en ontvangende partij tot een goed en zorgvuldig gelopen traject en bevestigde dat is voldaan aan alle wette lijke verplichtingen. Binnen Defensie was TDN een resultaat verantwoordelijke eenheid. Deze status behoudt de topografische dienst ook bij het Kadaster, die verandert dus niet. Zelfs de locatie in Emmen staat de eerste vijf jaar voor het Kadaster niet ter discussie. Een grootschalige verhuizing van archie ven is dan ook vooralsnog niet te ver wachten. 25 Noten Van de gemeenten in Noord- Brabant, en van 17 procent van de gemeenten in Zuid-Holland zijn onvoldoende gegevens bekend. 2. Hierbij zijn de provincies Noord- Holland en Noord-Brabant, waar geen gegevens over bekend zijn, als niet gereed gerekend; Groningen en Drenthe zijn beide als één poli tieregio gerekend in plaats van de aangegeven districten, waarbij voor Drenthe 50 procent gereed per 1-1-2006 is doorgerekend. Gelderland is per 1-1-2006 voor 50 procent gereed gerekend. 3. Dit gaat natuurlijk niet op voor de zogenaamde witte plekken-gemeen- ten en -waterschappen, waar de historische archieven nog door de secretaris/afdeling DIV worden beheerd, toch nog steeds 36 pro cent van het totaal! Rol van de inspecties Conclusies wat betreft de lagere overheden Marianne Loef, Fred Schoonheim en Bennie te Vaarwerk zijn respectievelijk werkzaam als provinciaal archiefinspecteur in Noord-Holland, adjunct provinciaal archiefinspecteur in Utrecht en adjunct provinciaal archiefinspecteur in Gelderland. Grafiek landelijk overzicht 39% 36% a£D 70 1 Gereed 31 -12-2003 Gereed 01 -01 -2006 Gereed na 01 -01 -2006 archievenblad augustus 2004 Hoe vindt de Door Cees Fioole* krijgsmacht zijn weg Anno 1815. In het departement van Oorlog bestond een organisatie, de huidige Topografische Dienst Nederland (TDN), die zich bezighield met de productie van staf kaarten voor het leger. De vervaardiging en het bijhouden van de topografische kaarten gebeurde met de hand. Geleidelijk aan werd het proces van het vervaardigen van de kaarten geautomatiseerd. Sinds TDN in het bezit is van digitale bestanden van het Nederlands grondgebied, is de bijzondere organisatie-eenheid van de Koninklijke Landmacht een aantrekkelijke 'huwelijks partner' geworden voor civiele en andere overheidsorganisaties. Inventarisatie van het archiefbeheer Jan Gelauf (D-DARIC) en FrankTieroiff (Kadaster). Vervreemding Cees Fioole is adviseur documentaire informatievoor ziening bij de Koninklijke Landmacht. augustus 2004 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2004 | | pagina 12