het beginsel van openbaarheid versus het auteursrecht 1 juridische zaken juridische zaken De Auteurswet 1912 verschaft de maker van een 'werk van wetenschap, letterkunde, of kunst' bepaalde rechten. Het niveau van de te beschermen werken hoeft minder hoog te zijn dan lijkt te worden gesuggereerd door deze frase. Het werk moet een zekere mate van oor spronkelijkheid hebben, maar deze drempel ligt erg laag: een willekeurig snapshot voldoet al aan het oorspronke- lijkheidsvereiste. De maker heeft vervol gens als enige het recht een werk open- e baar te maken en te verveelvoudigen. Is een werk eenmaal rechtmatig openbaar gemaakt, dan is dit recht 'uitgeput' en heeft de maker alleen nog het recht tot verveelvoudiging: een foto, die door de maker is verkocht is daarmee openbaar gemaakt en mag vervolgens doorver kocht worden, maar niet zonder meer worden vermenigvuldigd. Niet altijd is er sprake van slechts één maker: - Wanneer een afficheontwerper samen met anderen een affiche maakt, dan bezitten alle makers auteursrecht. - Wanneer iemand - rechtmatig - een bewerking maakt van een afbeelding, dan ontstaat er een dubbel auteurs recht. - Bij films en video's zijn vaak meerde ren aan te wijzen als maker, maar wordt in beginsel uitgegaan van de producent als degene, die exploitatie gerechtigd is. De maker is bovendien niet altijd de rechthebbende: - Wanneer een fotograaf of filmer in dienst is bij een instelling, bijvoor beeld een archiefdienst, dan komt het auteursrecht die instelling toe. Dat geldt niet voor freelancers. Zij zijn in beginsel zelf rechthebbend. - Als de auteursrechthebbende overlijdt, dan gaat het auteursrecht over op zijn erfgenamen. - De auteursrechthebbende kan zijn auteursrechten overdragen, bijvoor beeld door verkoop of schenking. Hij kan bovendien een deel van zijn rech ten overdragen, bijvoorbeeld het recht om een werk gedurende een bepaalde tijd te exploiteren. Het auteursrecht duurt tot zeventig jaar na de dood van de maker. Als iemand in het jaar 1910 een foto maakt en deze persoon overlijdt vervolgens in 1950, dan houdt het auteursrecht pas op te bestaan in 2020. Wanneer de recht hebbende niet een natuurlijke persoon is, maar een bedrijf of instelling, dan duurt het auteursrecht tot zeventig jaar na de eerste openbaarmaking. De auteurswet verschaft de maker van een werk de mogelijkheid het werk te exploiteren. Iemand die een aquarel, schilderij of foto maakt heeft zoals gezegd het recht zijn werk openbaar te maken. Vervolgens heeft hij het recht te verhinderen dat de afbeeldingen verme nigvuldigd worden. Hij kan op deze wijze een werk exploiteren: iedere keer, dat een uitgever zijn afbeeldingen wil gebruiken in een boek, kan hij daarvoor naar eigen inzicht geld vragen. Het hoeft hem daar bij helemaal niet om geld te gaan: iemand die een ets in een oplage van vijf tig stuks maakt, wil gewoonweg niet dat afbreuk wordt gedaan aan de exclusivi teit door het bijdrukken van extra exem plaren. Op het verbod van verveelvoudiging bestaan wel uitzonderingen. Zo mag iemand voor eigen studie of gebruik één of enkele kopieën maken, of door een archiefinstelling laten maken. Dat geldt ook voor beeldmateriaal. Hiermee mogen geen exploitatiehandelingen worden ver richt. En onderwijsinstellingen mogen - tegen een billijke vergoeding - auteurs rechtelijk beschermd materiaal verveel voudigen voor onderwijsdoeleinden. Overigens geldt de mogelijkheid van een kopie voor eigen gebruik niet voor soft ware, en dus ook niet voor met beeldma teriaal geïntegreerde software, zoals com puterspelletjes. Archiefdiensten kunnen heel veel last hebben van de bescherming die aan de makers van afbeeldingen wordt gebo den. Zij hebben immers mede als taak om het publiek zo goed mogelijk te voor zien van informatie. Bij voorkeur gebrui ken ze daarbij moderne technische mid delen, zoals databases en internet. Op het moment dat ze dat zonder toestem ming van de rechthebbenden doen, han delen ze in strijd met de Auteurswet 1912. Overigens heeft ook de overheid als geheel hier last van, want ook de informatieplicht die de overheid heeft op grond van de Wet Openbaarheid van bestuur stuit op de auteursrechtbepalin gen. De verhouding tussen de beginselen van openbaarheid en die van bescher ming van het intellectuele eigendom is nog steeds niet afdoende geregeld. In de praktijk van de archiefdiensten leidt dat tot bewerkelijke procedures en lastige keuzes. Maar er is wel differentiatie mogelijk. Om te beginnen kun je onder scheid maken tussen het tonen van beel den in de instelling en het tonen van beelden via internet. Het tonen van een originele afbeel ding is geen probleem, maar vaak wordt de afbeelding digitaal gemaakt om hem op de studiezaal in een database te kun nen aanbieden: alleen die handeling al is een niet toegelaten verveelvoudiging. Dus: stelt u op de studiezaal een database met foto's aan het publiek beschikbaar, dan gaat u daarmee over de schreef, wan neer daarin zonder toestemming afbeel dingen getoond worden waarop derden rechthebbend zijn. En ook het zonder toestemming maken van een digitale kopie voor conserveringsdoeleinden mag formeel niet. De meeste archiefinstellingen negeren overigens deze wettelijke bepalingen, omdat zij het publiek van dienst willen zijn. De ratio van de Auteurswet 1912 wordt daardoor geen geweld aangedaan, want deze digitale kopieën binnen de muren van de archiefdienst leiden niet tot aantasting van de exploitatiemoge lijkheden van de rechthebbende. De wet gever geeft de archiefdiensten (en biblio theken en musea) daar nu ook gelijk in: binnenkort mogen zij voor conserve ringsdoeleinden digitale kopieën aanleg gen en ook mogen zij informatie in digi tale vorm via een intranetvoorziening in de eigen instelling aan het publiek beschikbaar stellen.1 Voor het digitalise ren van foto's en andere afbeeldingen hoeven archiefinstellingen dan ook geen toestemming meer te vragen aan de rechthebbenden. Wanneer een archiefinstelling foto's via internet wil laten zien, dan is de een voudigste weg om uitsluitend foto's te laten zien waarvan de rechten bij de instelling zelf liggen, of waarvan het bestaan van auteursrechtelijke bescher ming niet waarschijnlijk is. Dit heeft het voordeel, dat snel en zonder problemen foto's op internet getoond kunnen wor den. Het tonen via internet van beelden waar van het auteursrecht bij derden ligt, kan uitsluitend via de weg van toestemming door de rechthebbenden. Dat betekent, dat een rechtenadministratie zal moeten worden aangelegd: een adressenbestand van rechthebbenden. Vervolgens moeten de rechthebbenden worden aangeschre ven en om toestemming worden ge vraagd. Dat is al gauw een grote actie, waarbij honderden brieven moeten wor den verstuurd. Dat is een serieuze inspanning. Wanneer door de rechtheb benden geen bijzondere voorwaarden aan de toestemming tot internetpresen tatie worden verbonden, dan kan de archiefinstelling eenvoudig besluiten ook deze beelden via internet te laten zien. De beelden waarbij wel voorwaarden aan internetpresentatie worden verbonden, kunnen worden vervangen door de afbeelding van een fototoestel met een rood kruis erdoorheen en de tekst de rechthebbende heeft geen toestemming gege ven voor het tonen van de beelden. Het meest bewerkelijk is het willen tonen op internet van alle afbeeldingen waar over de instelling beschikt, ook wanneer daarbij aan derden-rechthebbenden con cessies moeten worden gedaan. Vaak eisen rechthebbenden dat ze mogen mee-incasseren, wanneer iemand bij de archiefinstelling een kopie wenst te bestellen. Eigenlijk kunnen ze dat niet eisen, wanneer het een kopie voor eigen gebruik betreft. Maar wanneer daaraan niet wordt toegegeven, kunnen ze toe stemming voor internetpresentatie wei geren. In zo'n geval is het verstandig als archiefinstelling om toé te geven. Immers het belang van informatiever strekking aan iedereen gaat boven het verstrekken van kopieën aan enkelen. De rechtenadministratie van de archiefinstelling dient in dat laatste geval dus niet alleen te vermelden wie de rechthebbende is, maar ook onder welke voorwaarden de beelden getoond mogen worden. Deze informatie dient in veel gevallen ook beschikbaar te zijn voor de klant, wanneer deze een foto bestelt. Als de klant eerst toestemming dient te vra gen (en eventueel te betalen) aan de rechthebbende, dient hij het adres van deze persoon of instelling verstrekt te krijgen. Aangezien een internetpresenta tie meestal ook een elektronische bestel- faciliteit kent, dient deze informatie in de procedure te worden ingebouwd. De logistiek van de fotobestelling wordt daardoor niet vereenvoudigd, maar het levert in ieder geval een presentatie- en bestelmogelijkheid van de betreffende beelden op. Sommige rechthebbenden wensen niet dat hun foto's via de archiefinstelling worden verkocht en weigeren daarom toestemming voor internetpresentatie. Soms kunnen deze mensen alsnog over de streep worden gehaald door bij bestel lingen door te linken naar de website van de betreffende persoon of instelling. En wanneer een rechthebbende echt niet wil, dan resteert alleen maar het tonen van de beschrijving zonder beeld, maar met het fototoestel met rood kruis. In sommige gevallen zal men dit zo verve lend vinden, dat er alsnog toestemming wordt verleend. Op de website van het Haags Gemeente archief - www.gemeentearchief.den- haag.nl - is zo'n bewerkelijke fotobestel procedure ingebouwd. Duizenden foto's over Den Haag van particuliere fotogra fen en fotopersbureaus die anders niet via internet raadpleegbaar zouden zijn, mogen getoond worden, omdat de bestelprocedure de klanten dwingt om eerst bij de maker toestemming te ver krijgen (en meestal ook te betalen). Grote fotocollecties van fotopersbureaus en van instellingen als KLM Aerocarto en ANP mogen getoond worden, omdat bij bestelling naar de websites van die instel lingen wordt doorgelinkt. Toch valt ondanks een serieuze inspanning van de archiefinstelling niet alles te regelen. Er blijft altijd een restant foto's over waarvan de rechthebbenden niet zijn te achterhalen. De naam van de maker is soms wel bekend, niet of en waar hij nog leeft, of er erfgenamen zijn etc. Om te beslissen wat met die afbeel dingen gebeurt, is het verstandig een risi co-analyse te maken. In ieder geval dient uitgesloten te wor- 23 S3B Foto's op internet: Door Charles Noordam* Beeldrecht is geen zelfstandig onderdeel van ons rechtssysteem, maar het maakt deel uit van het auteursrecht. Alle bepalin gen van het auteursrecht zijn ook van toe passing op foto's en ander beeldmateriaal. Maar met name de praktische toepassing van het auteursrecht op beelden is vaak bewerkelijk, er moeten keuzes worden gemaakt - en soms zelfs risico's worden genomen - om het publiek optimaal te kun nen bedienen. Daarover gaat dit artikel. [FTTC mögëFmSërTësïëÏÏërr^ëryronng- tl fi a a BESTELLEN VERGROTING 0.08590.01 fnêipl SoortI 18 Digitale nageFInder Beeld: 0.08590.01 >e fotograaf of rcchthcbbcndc eft geen (oeüemming gegeven om deze foto te laten /icn Als geen toestemming wordt gegeven voor internetpre sentatie, dan is in laatste instantie altijd nog deze oplos sing mogelijk. (Website Haags Gemeentearchief) Andere rechthebbenden Duur van het auteursrecht Wat kan de maker met zijn rechten? Kopie voor eigen gebruik Beginselen en de praktijk Beelden tonen in archiefinstellingen Beelden tonen via internet Bewerkelijke systemen _1 InuTtl lödcfëTsïfTlfirT^T^ IlMgcFindcr Beeld. 0.40073.01 kiml ons liclpcn mei hel beschrijven van deze afbeelding. Heeft u a; ntcressanl is voor anderen, dan doet u ons en jndoren een groot plczn uilen en te venturen. De redacteur beoordeelt inkomende berichte» v ;csclcctecrdc informatie gebeurt regelmatig. door deze inton or plaatsing. I'la. te Den I laag vindt u op~ De maker van de foto is niet bekend, toch publiceren ingevolge het piepsysteem. (Website Haags Gemeentearchief) Het restant 22 archievenblad mei 2004 mei 2004 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2004 | | pagina 11