[De ©aak] KVAN nieuws Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland Nieuwe KVAN-leden De KVAN verwelkomt de volgende nieuwe leden: student IDM, Archiefschool te Amsterdam, tevens div-medewerk- ster bij DNB te Amsterdam adviseur bij de gemeente Nieuwegein student IDM, Archiefschool te Amsterdam, tevens medewerkster bibliotheek bij de Amsterdam School of Real Estate projectleider Beeldbank bij Nationaal Archief te Den Haag student IDM, Archiefschool te Amsterdam student Archiefwetenschappen UvA te Amsterdam, tevens medewerker Bureau Beheer bij Het Archief. Centrum voor Stads en Streekhistorie Nijmegen Student IDM, Archiefschool te Amsterdam, tevens coördinator div bij gemeente Ooststellingerwerf student Communicatie- en Informatiewetenschappen UvA te Amsterdam, tevens medewerkster div bij de UvA te Amsterdam hoofd backoffice, afd. Information Library Services, Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam Gemeentearchivaris bij gemeente Boarnsterhim bedrijfsarchivaris bij Corns Staal te IJmuiden Over het overdragen van een archiefstuk Je zou haast denken dat het in dit digitale tijdperk niet meer zou voorko men: twee archiefdiensten in discussie over het overdragen van een archiefstuk. Het deed me denken aan een van mijn voormalige bazen die in dat soort geval len placht te zeggen: "mevrouw, ik heb papier genoeg." Maar goed, onlangs hoorde ik over een gemeentearchief dat van een ander gemeentearchief een ver zoek had gekregen om een los stuk over te dragen. Op zich geen probleem zou je zeggen: de Handleiding van Muller, Feith en Fruin schrijft immers al voor dat stukken mogen worden teruggebracht naar het archief waaruit ze zijn afge dwaald. En in de internationale beroeps code valt te lezen dat archivarissen ertoe bij dienen te dragen dat archiefbescheiden in de meest geëigende archiefbewaarplaats worden bewaard. Daar zat het probleem ook niet: de archiefdienst die het bewus te document in bezit heeft, was best bereid bovenstaande regels te volgen. De archiefdienst die om het document had gevraagd, gaf daarvoor een inhou delijke reden: het document had betrek king op een van hun middeleeuwse stadsbestuurders. Oeps, is dat niet het oude pertinentiebeginsel, dat mij op de archiefschool zo duidelijk is afgeleerd? Er werd niet vermeid of het stuk ooit tot een archief bij de vragende dienst had behoord. Maar er was nog een ander probleem: bij de archiefdienst waar het stuk zich bevindt, was niet bekend hoe het stuk in de collectie verzeild was geraakt. En aange zien het een opvallend en fraai stuk was, wilde men het niet zomaar overdragen. Want stel dat er iemand om zou vragen. En was het wel eigendom van de gemeen te of was het in bewaring gegeven? En was het mogelijk afgedwaald uit een van de andere archieven? Wat te doen? Kunnen we in een dergelijk geval iets met de beroepscode? Hoofdregel 5 luidt: archivarissen dienen het omgaan met het archiepnateriaal te documenteren en in staat te zijn daarover rekenschap af te leggen. Dat is in het verleden dus kennelijk ver zuimd. Maar dat zou nu wel moeten gebeuren. Uit de toelichting bij dit artikel blijkt dat professioneel handelen in dit geval vereist dat de archivaris een eerlijke beslissing neemt, met inachtneming van onder andere de bevoegdheid om archief over te dragen, te schenken of te verkopen. Werk aan de winkel dus: zoeken in aan winstenregistraties, nakijken van oude correspondentie, vragen aan oud-colle ga's. Kost veel tijd (en dus veel geld). En of het stuk van zo groot belang is dat het al deze inspanningen rechtvaardigt, kan worden betwijfeld: er is ook nog zoiets als doelmatig besteden van overheidsgeld. Misschien is er een veel simpeler oplos sing mogelijk: draag een fraaie (eventueel ook digitale) kleurenreplica over - tegen woordig zijn die, zeker in een vitrine, vaak niet van echt te onderscheiden. Het stuk is zo bij twee diensten te raadplegen en er zijn veel werk en kosten bespaard. Deze Zaak maakt in ieder geval overdui delijk hoe belangrijk het is om goed vast te leggen hoe een dienst aan archieven en archiefstukken is gekomen. Want we wil len toch niet meer terug naar bijna een halve eeuw geleden toen, zo wil het ver haal, twee Groninger archivarissen in de hal van het rijks- en gemeentearchief werden betrapt terwijl ze, met elk een hand aan hetzelfde archiefstuk, uitriepen "het is mienent!" - "nee, mienent!" Archivarissen horen, volgens de code, conflicten met collega's te vermijden en moei lijkheden op te lossen met inachtneming van archivistische normen en van de beroepscode voor archivarissen. Het enige jammere daarvan is dat het de archiefgeschiedenis niet meer zal verrijken met kleurrijke ver halen. Maar daarvan zijn er al genoeg. 34 Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland KVAN nieuws Voor het voetlicht: mr. Otto Schutte Secretaris Hoge Raad van Adel 1968-2003 Hij is ondertussen een jaar gepensio neerd. Dat betekent voor hem echter niet stilzitten en achter de geraniums proberen de dag om te krijgen. Daarvoor heeft Otto Schutte een veel te boeiende baan gehad. Hij heeft wel meer tijd gekregen om thuis eens 'alles op te rui men' en nog liggend genealogisch en heraldisch werk af te maken. Zijn levensrit me is aangepast aan de vrije tijd die hij nu bezit. Daar hoort ook veel lezen bij en ook meer fietsen. Otto Schutte, van ori gine een Amsterdam mer, volgde nog drie jaar middelbaar on derwijs in de Neder landse hoofdstad en verhuisde hierna met zijn ouders naar De Steeg bij Arnhem. Hier maakte hij het gymnasium af en ging toen rechten stu deren in Leiden, hoewel Utrecht eigen lijk dichter bij huis was. In 1964 studeer de hij af en mocht hij zich voortaan meester in de rechten noemen. Het archief was geen onbekend fenomeen voor hem. Reeds in zijn Arnhemse tijd was hij geen onbekende op het Rijks archief, toen hij daar genealogisch speurwerk verrichtte naar de familie van moederskant, die uit Harderwijk kwam. Zoals gebruikelijk in die dagen wachtte hem na het afstuderen de militaire dienstplicht. Hij belandde eerst bij de geneeskundige troepen. Uiteindelijk belanddde hij bij de militaire juridische dienst in het Duitse Seedorf; zijn eerste schreden op het juridisch pad. Na zijn dienstplicht kwam het 'echte werk'. Het archiefwerk boeide hem nog steeds. Hij kreeg in januari 1966 een tijdelijke baan bij het Algemeen Rijksarchief (ARA), thans Nationaal Archief, in Den Haag. Otto meldde zich aan voor de archiefcursus, die reeds een half jaar aan de gang was. Omdat men ook een meester in de rechten wilde hebben tussen al die his torici, kreeg hij alsnog de gelegenheid. Hij moest wel zorgen dat hij kon 'lezen', al dus prof. Van der Gouw, die paleografie heel belangrijk vond. Hij vol deed aan de verwachtingen en rondde in december 1966 zijn archiefstu die met goed gevolg af. Tijdens de stu die inventari seerde hij de le gatie-archieven van de Vere nigde Nederlandse Republiek uit de periode 1584 tot 1810. In 1968 kwam door overlijden de func tie vrij van secretaris van de Hoge Raad van Adel. Een voorzichtig polsen bij de voorzitter van deze instelling naar zijn kansen, deed hem besluiten op deze post te solliciteren, en met succes. Ingaande 1 september 1968 werd de jonge Schutte benoemd tot secreta ris van de Hoge Raad van Adel. Hij bleef hiernaast, op advies van Van der Gouw, nog familiearchieven inventari seren om 'in vorm te blijven'. Vanaf nu kwam hij alles te weten over erken ning, verheffing en inlijving in de Nederlandse adel, de gemeentewapens en de wapens van waterschappen, hoogheemraadschappen en emblemen van marine en luchtmacht. Ook het archief van de Hoge Raad van Adel zelf, dat nog geheel bij de Raad berust, de unieke collectie van handschriften, heraldische en genealogische collecties en de bibliotheek vielen onder zijn ver antwoordelijkheid. Bij gemeentelijke herindelingen was er altijd veel werk aan de winkel, omdat er voor elke nieuwe fusiegemeente een nieuw gemeentewapen moest worden samen gesteld en in overleg moest worden goedgekeurd. Het is niet verwonderlijk dat Schutte zich ontwikkelde tot een gezaghebbend publicist op het gebied van de heraldiek, genealogie en biogra fie. Privé en werk liepen bij hem door elkaar. Een stroom van publicaties kwam op gang, waaronder het bekende tweedelige naslagwerk over de Nederlandse vertegenwoordigers in het buitenland en de buitenlandse verte genwoordigers in Nederland tussen 1584 en 1810 en het boek 'De Orde van de Unie', handelend over de ridderor den van koning Lodewijk Napoleon (1806-1810). Hij was vijftien jaar (1976-1991) hoofdredacteur van de Nederlandsche Leeuw, het orgaan van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap van Ge- slacht- en Wapenkunde, waarvan hij in 1983 tot Erelid werd benoemd. Bij het Centraal Bureau voor Genealogie was hij jarenlang lid van de Heraldische Commissie en van de Publicatie commissie. Zoals reeds aangehaald heeft Otto Schutte nu de tijd om zijn dagindeling zelf te maken. Het woord verveling zal echter bij hem ontbreken. 35 Hp Mevrouw drs. A.P.P. Beex De heer drs. C. Fluijt Mevrouw I. Giesbers Mevrouw D.W. van der Haar De heer E.B. de Jong De heer drs. W.L. Mastenbroek De heer J. Smit Mevrouw P. Thie Mevrouw drs. J.F.M. Tieleman De heer drs. A. Tuinhout De heer J.U. van Wijngaarden Yvonne Bos-Rops archievenblad maart 2004 Hp Diplomaten Adel Publicaties Harry Strijkers maart 2004 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2004 | | pagina 17