Papier voor blijvend te bewaren archiefbescheiden de praktijk Sinds de Franse revolutie is door aller lei factoren de behoefte aan papier zodanig gestegen, dat er onvoldoende kwalitatief goede lompen voorhanden waren, en bovendien werd het productieproces te duur. Ongeveer gelijktijdig is men zowel naar alternatieve grondstoffen als naar alternatieve productiemethoden gaan zoe ken. Het resultaat was ongeveer tachtig jaar later bruikbaar papier op basis van houtcellulosevezels. Naaldhout werd daar bij gemalen en door chemische toevoegin gen ontdaan van voor de productie schadelijke stoffen. Voordat men dit pro ces werkelijk onder de knie had was het echter al rond 1900. In de tussentijd werd er natuurlijk wel papier geproduceerd en het negentiende-eeuwse papier levert dan ook conserveringsproblemen op. De beste grondstof, zuivere houtcellulose, maakt ongeveer 50 procent uit van de massa van het gemalen hout. Het papier werd niet meer met de hand geschept, maar machinaal uit grote bek kens op een lange rolzeef. Het papier kwam gedroogd en opgerold van de zeef af. Het principe van uitgezeefde pulp was echter nog steeds onveranderd. Daarnaast werd voor speciale doeleinden (bijvoorbeeld bankbiljetten en later ook de akten van de burgerlijke stand) papier gemaakt op basis van andere plantaardige vezels, namelijk ruwe katoen of hennep. Intussen had men namelijk opgemerkt dat het tot dan toe vervaardigde papier op basis van houtcellulose onvoldoende houdbaar en bestand tegen slijtage was. Lompen van goede kwaliteit waren allang niet meer te krijgen, en met de uitvinding van de eerste kunststoffen als rayon ook niet meer geschikt voor papierfabricage. Het resultaat van de verandering van grondstoffen en fabricagemethodes is zichtbaar in de archieven. Van papier van na 1800 is zowel met het blote oog als met chemische en fysische methoden zonder meer vast te stellen, dat het kwalitatief veel minder goed is dan dat van voor die tijd, en ook is nu waarneembaar dat papier uit de zestiende eeuw meestal in een betere conditie is dan dat uit de negentiende. Vanaf het Papierbesluit van 1922 (Stb. 109, een besluit gebaseerd op de Warenwet die onder het Ministerie van Volksgezond heid ressorteerde) is een aantal kwaliteiten van papier gedefinieerd. Zo is de kwaliteit Normaal 1 papier op basis van 100 procent ruwe katoen of hennep, en Normaal 3 papier op basis van zuivere houtcellulose. In een circulaire uit 1928 schreef de minis ter van Binnenlandse Zaken het gebruik voor van Normaal 3 voor de meeste over heidsarchiefstukken, en in enkele gevallen Normaal 1 en 2. Daarnaast werd er door het drukkers- en uitgeversbedrijf naar goeddunken papier gebruikt dat vaak bin nen deze normering viel, maar voor gele genheidsdrukwerk, tijdschriften etc. viel men uit overwegingen van concurrentie terug op goedkoper en ook kwalitatief minder papier. In de schaarsteperiode direct na de Tweede Wereldoorlog leidde dat ertoe dat ook boeken met een langer bedoelde levensduur op slecht papier wer den gedrukt, dat zeer gevoelig was en is voor goede bewaarcondities. Op de foto is het verschil in conditie te zien tussen twee exemplaren van hetzelfde boek uit circa 1950, waarvan het één bewaard is in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en het ander in de New York Public Library. De snippers zijn het New Yorkse exem plaar, het nog min of meer intacte, maar toch ook brosse en sterk vergeelde boek is het Haagse exemplaar. Met het economisch herstel van de jaren vijftig tot zeventig werd ook de kwaliteit van het voor archiefbescheiden gebruikte papier weer beter. De zogenaamde bank- post had de kwaliteit Normaal 3 en was voldoende houdbaar. Ook in de jaren vijf tig werden echter lang niet alle archief stukken op Normaal 3 vervaardigd. In de jaren zeventig vond om milieureden het gebruik van gerecycled papier als kring looppapier ingang. In 1977 werd vanwege veranderingen in het productieproces het Papierbesluit (Stb. 101) ingetrokken. De toenmalige minister Vorrink meende dat de zelfregulering in de bedrijfstak wel vol doende was. Zij had daarvoor echter uit sluitend de bedrijfstak zelf gehoord en in kringen van andere geïnteresseerde belanghebbenden zoals rijks- en provincia le archiefinspecteurs werd daarover anders gedacht. Ook het kringlooppapier vond geen warm welkom in het vakgebied. Maar met die intrekking was de basis aan de cir culaire van de minister van Binnenlandse Zaken uit 1928 ontvallen. Daarmee was het gevaar van herhaling in veelvoud van de problematiek met het negentiende-eeuwse papier levensgroot geworden. Omstreeks 1978 waren boven dien ook de eerste schattingen van de mas sale omvang van de conserveringsbehoefte verschenen ('75.000 manjaren conserve- ringsachterstand'). Het archiefwezen had geen behoefte aan een vermenigvuldiging van die problematiek. Brieven van zowel het Interprovin ciaal Overleg (1PO) als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan de minister van Binnenlandse Zaken resul teerden in de oprichting van een werk groep van deskundigen op het gebied van de papierconservering en van beleidsamb tenaren uit diverse sectoren, die in 1987 een eerste ontwerp voor een nieuw papier besluit hebben gepubliceerd in het Nederlands Archievenblad (91, pag. 361- 167). Dit besluit moest gebaseerd worden op een artikel in het Koninklijk Besluit Algemene Secretarie-aangelegenheden Rijksadministratie, omdat de Archiefwet 1962 geen juridische basis bood voor een dergelijke regeling. De vraag hoe een der gelijk besluit ingevoerd te krijgen leidde ertoe dat de minister zich tot het Nederlands Normalisatie-instituut wend de, om het ontwerp in de vorm van een door de industrie, handel en afnemers geaccepteerde norm ingang te doen vin den. Dat werd NEN 2728, gepubliceerd in 1993, met de titel 'Permanent papier. Eisen en beproevingsmethoden'. Ongeveer gelijktijdig kwam ook een ISO-norm tot stand, ISO 9706, later ook als Europese en NEN-norm geaccepteerd, dus thans NEN- EN-ISO 9706, Paper for documents, Re quirements for permanence. De werkgroep heeft daarmee geen bemoeienis gehad. Hoewel het toepassingsgebied van beide normen ongeveer hetzelfde is, vereist deze laatste aanzienlijk minder zware testme thoden dan NEN 2728, en daarom is beslo ten de Nederlandse norm te handhaven. Naar een norm of standaard kan in aanbe stedingsvoorwaarden, aankoopcontracten en regelgeving worden verwezen, en dat betekent zekerheid voor zowel leverancier als afnemer. In de nieuwe archiefwet, dus de Archiefwet 1995, werd een artikel opgenomen op grond waarvan de minister, nu dus die van OCW, voorschriften moest geven voor de kwaliteit van het papier te gebruiken voor blijvend te bewaren archiefbescheiden (artikel 21, met artikel 11 in het bijbeho rende Archiefbesluit 1995). De bijbehoren de uitvoeringsregeling liet echter nog geruime tijd op zich wachten, maar in sep tember 2001 verscheen dan toch eindelijk de Regeling duurzaamheid archiefbeschei den in de Nederlandse Staatscourant (nr. 180). Deze schreef in artikel 3 het gebruik van papier beantwoordend aan NEN 2728 voor, en voegde in de nota van toelichting expliciet daaraan toe dat papier volgens NEN-EN-ISO 9706 onvoldoende was. Van de beide normen eist NEN 2728 wel de bepaling van het vouwgetal (een aantal papiermonsters wordt een aantal malen op gestandaardiseerde wijze dubbelgevou wen, totdat zij afbreken; het vouwgetal is het gewogen gemiddelde), en dat boven dien zowel voor als na kunstmatige verou dering. ISO 9706 vereist geen van beide methoden en daardoor is het toekomstig gedrag van papier dat aan deze norm vol doet onzeker. De fabrikanten en handel beweren dat het tot 200 jaar houdbaar is, hetgeen dus onvoldoende is. De definitie in artikel 11 van het Archiefbesluit 1995 en van de aanhef van NEN 2728 luidt: na 100 jaar geen noemenswaarde achteruit gang van eigenschappen. Dat is dus niet hetzelfde als 100 jaar houdbaar; de alge meen geaccepteerde hypothese is echter dat papier dat na 100 jaar nog vrijwel onveranderd is, ook voor een onbepaalde tijd stabiel zal blijven. Om te voorkomen dat kwalitatief gelijk waardige of nog betere soorten verboden zouden zijn, bijvoorbeeld papier volgens Amerikaanse standaarden of het papier in gebruik voor de burgerlijke stand, werd in artikel 9, eerste lid van de Regeling boven dien bepaald dat alternatieve soorten toe gelaten zouden zijn. In beide gevallen moet echter wel door de leverancier het bewijs geleverd worden dat het papier aan een van beide eisen (art 3 of 9 lid 1) vol doet. Het bewijs moet op grond van de regeling geleverd worden door relevante testrapporten, opgemaakt door een onaf hankelijke onderzoeksinstelling. Dat hoeft niet per se TNO te zijn, buitenlandse gecer tificeerde instituten zijn op grond van Europese regels ook toegestaan. Bij het totstandkomen van NEN 2728 in 1993 was er voldoende papier op de markt dat eraan voldeed, waaronder ook het standaard kopieerpapier, dat het overgrote deel van onze archieven uitmaakt. Sindsdien is echter opnieuw de fabricage methode verder ontwikkeld, als gevolg van economische ontwikkelingen, waaronder milieu-eisen. Daardoor produceert elke afzonderlijke papiermachine veel meer en veel sneller. Om dat te bereiken moet onder meer de vezellengte van de papier pulp worden verkort, waardoor de sterkte van het product afneemt. Ook werd er weer een groter percentage van andere stoffen dan zuivere houtcellulose in de pulp toegelaten. Het lijkt er sterk op dat ISO 9706 op dit verschijnsel vooruitliep. Wie de kans krijgt om bijvoorbeeld bij een open dag of een personeelsexcursie een papierfabriek van binnen te bekijken moet dat vooral doen, want het is buitengewoon interessant. Wie ook maar iets met papierinkoop te maken heeft, zal intussen hebben ge merkt dat de papierhandel na jaren desin teresse opeens wakker is geschrokken. Intussen zijn er twee firma's die papier kunnen leveren dat aantoonbaar aan de genoemde eisen voldoet, namelijk C1B/ VNG (leverancier van Portugees papier onder de merknaam Olin) en Modo Van Gelder (leverancier van Nederlands papier gemaakt door Van Houtum Palm te Apeldoorn onder de nam Relyon). De overige papierleveranciers bedienen zich helaas van misinformatie om hun marktaandeel te behouden. Zo is wel beweerd dat NEN 2728 zou worden ver zwakt of ingetrokken. Dat is beide vol- strekte onzin. Ook schermt een papierhan delaar met een testrapport uit 1994 zonder spoor van bewijs dat de huidige leverantie overeenkomstig het monster van 1994 is. Tevens probeert een handelaar de relevan tie van NEN 2728 te ondergraven en papierinkopers hebben daar niet altijd een weerwoord tegen. De achtergrond van dit klantonvriendelij ke gedrag is dat de Nederlandse overheids markt als geheel slechts een klein deel van de jaarproductie van een moderne papier fabriek afneemt. De echt grote fabrieken kunnen of willen hun specificaties niet aan de Nederlandse eisen aanpassen en als deze er wel aan voldoen (zoals bij het Olin- papier), dan is dat een gunstig toeval. Beide papiersoorten zijn duurder dan het tot nu toe standaard gebruikte kopieerpa pier. Echter, zelfs bij een betrekkelijk gering bewaarpercentage weegt het prijsverschil royaal op tegen de kosten van de anders noodzakelijke conserveringsmaatregelen. Ook de kosten van kopiëring (op micro film of digitaal) rechtvaardigen de meer kosten. De regeling is strikt genomen alleen van toepassing op archiefbescheiden die voor (blijvende, dat woord staat er niet bij maar is wel bedoeld in de wet) bewaring in aan merking komen. Als archivaris-toezicht houder of DIV'er kunt u het gebruik van goed papier bevorderen door te eisen dat het papier gebruikt wordt op alle plaatsen in het kantoor waar documenten worden geproduceerd die voor een deel voor blij vende bewaring in aanmerking komen, dus in de praktijk zijn dat alle beleidsafde lingen. Op andere plaatsen (bijvoorbeeld huisdrukkerijen, cliëntenadministratie sociale dienst) kan men de goedkopere soorten blijven gebruiken. 17 Door Arnold den Teuling* Dat papier oorspronkelijk niets anders is dan een recyclingproduct bestaande uit lompen van kledingtextiel en dergelijke mag voldoen de bekend zijn. De lompen werden fijngema len en schoongemaakt, de pulp werd in een grote kuip gedaan, en op een zeef van metaaldraad werden lagen pulp vel voor vel uit de bak geschept, ontwaterd, gedroogd en van een lijmlaag voorzien om het papier beschrijfbaar te maken. De kwaliteit van het proces hing af van de kwaliteit van de gele verde en geselecteerde lompen en van de bekwaamheid van het bij de fabricage betrokken personeel. Papierbesluit 1922 NEN 2728 archievenblad december 2003 Papierinkoop Dit wil de regeling duurzaamheid archiefbescheiden voor komen: conserveringslasten en verval. De snippers zijn van het New Yorkse exemplaar van G.B.J. Hiltermann, Land om land, en het gele, na vijftig jaar nog net hanteerbare exem plaar van hetzelfde boek bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek. Foto: Nationaal Archief, Den Haag. Arnold den Teuling is provinciaal archiefinspecteur in Drenthe, Fryslan en Groningen. december 2003 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 8