Runderpest
in utrechtse archieven
oerde rijen
thema
De ontwikkeling van de Nederlandse land
bouw is in grote lijnen bekend, maar er zijn
gebieden waarnaar nog weinig onderzoek is
gedaan. Een daarvan is de provincie Utrecht. In
de hoop daaraan
iets te kunnen ver
anderen, heeft Het
Utrechts Archief in
samenwerking met
de Stichting Sticht-
se Geschiedenis in
juni 2003 een on
derzoeksgids gepu
bliceerd onder de
titel Doorploegen.
Deze gids, die is
bijgesloten bij dit
nummer van het
Archievenblad, be
vat een introductie
op de Utrechtse
landbouwgeschie-
denis en een over
zicht van de belangrijkste literatuur en archief
bronnen. Hieronder volgt een impressie van
mijn eigen ervaringen met archieven bij het
onderzoek naar de runderpest in de achttiende
en negentiende eeuw. Dit onderzoek heeft geleid
tot de publicatie "Geen vrolyk geloei der melkzwaare
koeijen" - Runderpest in Utrecht in de achttiende
eeuw in het Jaarboek Oud-Utrecht 2001
Onderzoek gericht op de achttiende en
negentiende eeuw heeft als bijzondere bijkom
stigheid dat de archiefsituatie vóór circa 1800
sterk verschilt met die daarna. De Bataafs-
Franse tijd (1795-1813) vormt een belangrijke
waterscheiding op velerlei vlak. Vóór die tijd
bestond Nederland uit gewesten die doorgaans
hun eigen gang gingen, met eigen bestuur en
regelgeving, en lacuneus archiefmateriaal. In de
jaren rondom 1800 werd Nederland een een
heidsstaat en kreeg de landbouw een belangrij
ke rol toegemeten. Van groot belang is de
enquête die Jan Kops in 1800 opzette en die een
schat aan informatie over de landbouw in tien
tallen Nederlandse plaatsen bevat, waaronder
de Utrechtse dorpen Houten en Maartensdijk.
In de jaren nadien heeft de Franse overheid de
lagere bestuurders overstelpt met enquêtes naar
de omvang van de veestapel, de staat van de
gewassen etc. Tezamen bieden deze een schat
aan informatie over de landbouw die uit vroe
gere perioden ontbreekt. Later in de negentien
de eeuw worden de archieven alleen maar
omvangrijker. Naast de overheid hebben met
name de landbouwkundige genootschappen,
zoals het Genootschap voor Landbouw en
Kruidkunde te Utrecht, volop materiaal nagela
ten. In Het Utrechts Archief bevindt zich
bovendien het bijzonder fraaie archief van de in
1821 opgerichte Rijksveeartsenijschool (en haar
opvolgers), met onder meer behandelregisters
van zieke dieren.
Sprokkelwerk
Onderzoek naar de landbouw ten tijde van
het Ancien Régime betekent het bijeenzoeken
van informatie in veel verschillende archieven.
Het bestuderen van uiteenlopende archiefinven
tarissen kan een rijke oogst opleveren. In som
mige huisarchieven (Huis Amerongen, Huis
Zuilen) vond ik mapjes met aantekeningen over
de runderpest. Particulieren bleken informatie
over de ziekte te hebben verzameld en corre
spondeerden met elkaar over de bestrijdingswij
ze van de ziekte en over de gesprekken die ze
met getroffen boeren hadden gehad.
In tegenstelling tot de negentiende eeuw is in
het archief van de 'overheid', in dit geval de
Staten van Utrecht, betrekkelijk weinig te vin
den. Hoewel resolutiën en plakkaten soms ver
rassende gegevens bevatten, schieten ze door
gaans tekort als informatiebron. Daarbij is een
probleem dat plakkaatboeken niet volledig zijn.
Zo bevat de Verzameling Vermeulen op Het
Utrechts Archief veel plakkaten die niet in de
plakkaatboeken zijn opgenomen.
40
Naast de vele huis- en familiearchie
ven zijn de archieven van de vijf grote
kapittels uit de stad Utrecht (opgeheven
in 1811) van buitengewone betekenis. Ze
bezaten heerlijke rechten van dorpen als
Lopik en Vleuten, en waren de belangrijk
ste grondbezitters in Midden-Nederland.
Hun archieven bevatten veel kaartmateri
aal, tiendregisters, pachtboeken en nog
veel meer informatie over de landbouw
(ook buiten Utrecht!). Voor mijn eigen
onderzoek kon ik gebruikmaken van ver
zoeken om de kwijtschelding van pacht
door boeren van wie de veestapel was
getroffen door runderpest. Daarvan ble
ken zelfs overzichten te bestaan. Het is de
enige bron waarin opgetekend is hoeveel
vee Elbert van Duuren uit Kockengen
jaarlijks verloor tussen 1757 en 1763.
Sterker nog, zonder deze bron zou ver
moedelijk nooit bekend zijn geworden
dat ook in die jaren runderpest heerste.
Van de totale sterfte van het rundvee is in
Utrecht alleen een beperkt aantal lokale
overzichten bewaard uit de jaren dat de
epidemieën op hun hoogtepunt waren.
Daarop staan de namen van de getroffen
veehouders en het aantal gestorven vol
wassen dieren. Aan de hand van de lijsten
bepaalden de Staten van Utrecht hoeveel
veebelasting (hoorngeld) de eigenaren
kwijtgescholden kregen.
Aangezien veeziekten veehouders
veel zwaarder treffen dan akkerbouwers
moest vastgelegd worden waar de rund
veehouderij geconcentreerd was. Daarom
werd een reconstructie gemaakt van de
landbouwstructuur van de provincie
Utrecht in de onderzochte periode. De
statistieken uit de Franse tijd maakten het
mogelijk een provinciaal overzicht van
het veebezit op te stellen. Daaruit bleek
dat buiten de stadsmuren gemiddeld een
op de drie huishoudens runderen hield.
Binnen de provincie waren er echter
belangrijke verschillen. Zoals verwacht
bleken de grote veeboeren hoofdzakelijk
te vinden in het westen van de provincie
en langs de Eem. Dit waren de kerngebie
den van de Utrechtse veehouderij, terwijl
elders de akkerbouw of het gemengde
bedrijf overheerste.
Om een beter beeld te krijgen van de vee
houders als groep werden de gegevens uit
verschillende belastingregisters gecombi
neerd. Het ging met name om de perio
dieke heffingen op landbouwgrond, hui
zen (haardsteden) en vee (hoorngeld),
maar ook algemene inkomsten- c.q. ver
mogensbelastingen. Slechts een deel van
deze lijsten is overigens bewaard en
meestal alleen op lokaal niveau. Tezamen
verschaften ze de gewenste informatie
over de bedrijfsomvang qua personeel,
grondgebruik en veestapel. Van belang
waren met name de vermogensheffingen
van 1748 en 1783, en de registers van de
Utrechtse belasting op rundvee (hoorn
geld) en landbouwgrond (oudschildgeld).
Uit het materiaal bleek duidelijk dat
de meeste landbouwgrond in Utrecht
pachtgrond was en dat vijf van de zes vee
boeren grond pachtte. Pachtovereen
komsten werden in de regel op papier
gezet, hoewel ze ook wel mondeling wer
den afgesloten. Ze bieden een schat aan
informatie. Niet alleen de prijs en termijn
van de overeenkomst werden vastgelegd,
maar ook afspraken over de wijze van
bemesting, het onderhoud van de gebou
wen en het uitdiepen van de sloten kon
den deel uitmaken van de overeenkomst.
Soms werden ook gewassen genoemd die
als deel van de pachtbetaling aan de
grondeigenaar moesten worden geleverd.
Dit levert soms verrassende inzichten op,
bijvoorbeeld over de teelt van subtropi
sche gewassen als perziken, druiven en
abrikozen.
Het notarieel archief is de eerste plaats om
pachtcontracten te vinden. Daarbij moet
bedacht worden, dat buiten de steden niet
veel notarissen woonden en dat het nota
riaat in de dichtstbijzijnde (grote) stad de
aangewezen plaats is om te zoeken. In Het
Utrechts Archief zijn tienduizenden nota
riële akten uit de periode ca 1670-1800
gescand en met het zoekprogramma
NOTARIS op trefwoorden te bevragen.
Ook in de archieven van de talrijke
grondbezittende instellingen, aanzienlij
ke geslachten, kastelen, 'huizen' en heer
lijkheden zijn gegevens over de verpach
ting van grond te vinden. Zelf kon ik met
behulp van de kasboeken uit het archief-
Martens van Sevenhoven zien of de pacht
boeren hun pachtsom stipt betaalden. Uit
dezelfde bron bleek dat de verpachter de
pachter soms tegemoet kwam met rentelo
ze leningen. Dit laatste was van groot
belang voor boeren van wie de veestapel
was gestorven aan de runderpest. De mees
te van deze schuldbekentenissen zijn
bovendien terug te vinden in het notarieel
archief. Ze geven inzicht in de mate waarin
de grondeigenaren de getroffen veehouders
met betalingsregelingen tegemoet kwa
men.
De ideale bron om te onderzoeken
hoe de boeren bedrijfstechnisch reageer
den op tegenslagen is de boerenboekhou
ding. In Friesland en Groningen gaan
sommige terug tot de zestiende of zeven
tiende eeuw, maar in Utrecht ben ik ze
(nog) niet tegengekomen. Een andere
rijke bron is echter wel volop aanwezig in
de Utrechtse notariële en gerechtelijke
archieven: boedelbeschrijvingen. Ze
geven een prachtig beeld van de materië
le bezittingen van het boerengezin, zowel
op het land als in de boerderij en de bijge
bouwen. Soms is per vertrek opgesomd
welke voorwerpen er aanwezig waren. In
studies over de Krimpenerwaard en over
andere dorpen en streken zijn de moge
lijkheden van dit archiefmateriaal uitge
breid aangetoond. Boedelinventarissen
werden opgesteld wanneer de boedel
door erfgenamen verdeeld moest worden
of vanwege schulden werd overgedragen.
In jaren met runderpest gebeurde dat
laatste nogal eens. Zo moest weduwe
Maria van Riet uit Papendorp in 1717 al
haar bezittingen overdoen aan een
schuldeiser. In de overdrachtsakte werd
haar vee zelfs bij naam genoemd, iets wat
zelden op schrift werd gesteld. Runderen
heetten onder andere 'de schup' en 'de
Rooij', terwijl 'de ras' en 'de kol' namen
van paarden waren. Wijst dit op een inni
ge band tussen boer(in) en dier in de
achttiende eeuw?
41
De inhoud van een opmerkelijk archief
stuk: een zakje 'Spaans vuurkruid' uit de
achttiende eeuw.Volgens sommigen
hielp het runderen te genezen van de
runderpest.
Het Utrechts Archief, Archief Huis Zuilen.
Door Ronald Rommes*
Varkenspest, mond- en klauwzeer, klassieke vogel
pest, mestoverschot: de afgelopen decennia is de
landbouw vooral ongunstig in het nieuws geweest.
Het is echter nog niet zo lang geleden dat de agra
rische sector de trots van Nederland was en
Nederlandse land- en tuinbouwproducten de wereld
overspoelden. De basis daarvoor werd gelegd in de
Middeleeuwen, toen de export van Hollandse boter
en kaas nodig was ter compensatie van groeiende
graanimporten.
Een waterscheiding
Lage Weide
De Lage Weide bij Utrecht was in de Middeleeuwen de
'stadsweide' van de burgers. De bisschop ging er
jagen: hier werd in 1296 Floris V gevangen genomen.
Later werd de grond verdeeld in hoeven: boeren, sla
gers, kloosters, kapittels en particuliere grondeigena
ren bezaten hier boerderijen en land. In de twintigste
eeuw waren verschillende boerderijen eigendom van
de familie Elink Schuurman. Na 1945 maakte Utrecht
plannen om hier een groot haventerrein en industriege
bied aan te leggen. De heer Elink Schuurman tekende
protest aan. Bij zijn bezwaarschrift voegde hij een
album met foto's van de boerderijen, de monumentale
Kapittels
Veehouders
bomen, de schaapskooi
en de fruitboomgaarden
op Lage Weide. Het
album werd later aan het
Het Utrechts Archief
geschonken.
(Nettie Stoppelenburg)
Pachtcontracten
'De schup' en 'de kol'
Ronald Rommes is freelance historicus.
archievenblad
september 2003
september 2003
archievenblad