Het
I
van de Braban tse reconstructie
H
(Met rchieven, oeren en ultuurhistorie naar een gerevitaliseerd platteland
oerderijen
thema
thema
In de afgelopen zeven jaar hebben varkens
pest, mond-en-klauwzeer en vogelpest de agrari
sche sector en het sociaal gebeuren hard getrof
fen. De regering is er door de varkenspest van
overtuigd geraakt dat
het in de bio-industrie
anders moet. En ook op
andere beleidsterreinen
- zoals het waterbeheer
- moet het roer dras
tisch om. De bedoelin
gen van die beleidsom-
wentelingen zijn vast
gelegd in de Recon
structiewet. De ver
taling daarvan door
provincie en gemeen
ten zal in 2015 een
geheel ander landelijk
gebied tonen; een uit
daging voor archiefdiensten om deze historische
metamorfose te volgen en mede te bepalen.
Noord-Brabant is één van de provincies
waarvoor de Reconstructiewet geldt. Het gaat
daarbij met name om de oostelijke helft van de
provincie, waar de bio-industrie na 1970 als
agrarische hoofdrolspeler is opgekomen en voor
het landelijk gebied sfeerbepalend is geworden.
De veeziekten, andere negatieve aspecten van de
bio-industrie en consequenties van beslissingen
op agrarisch vlak door de Europese Unie hebben
geleid tot een duidelijk nieuwe visie op de agra
rische sector; het moet anders. Daarom is bin
nen het agrarische bedrijf veel aan het verande
ren. Menig ondernemer stapt over naar de glas
tuinbouw. In Zuidoost-Brabant zijn al veel gla
zen kassen verrezen. Anderen zien toekomst in
het agro-toerisme. Op veel plaatsen in het bui
tengebied kom je de bordjes Kamperen bij de boer
tegen. De beëindigingsregeling geeft veel - met
name kleinere - boeren de mogelijkheid om te
stoppen met hun bedrijf. Voor de regeling is veel
belangstelling. Door de ruimte-voor-ruimterege-
ling verdwijnen veel stallen. Het slopen van een
varkensstal gebeurt sinds kort regelmatig.
De diverse Brabantse reconstructiecommissies -
voornamelijk bestaande uit overheidsbestuur-
ders, vertegenwoordigers van de agrarische sec
tor (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie),
vertegenwoordigers van de natuur- en milieu
sector (Brabantse Milieufederatie) en water
schappen - zijn al enige tijd druk bezig met het
opstellen van streefbeelden en reconstructie
plannen. De streefbeelden en plannen geven
aan hoe het reconstructiegebied er in 2015 uit
dient te zien. Op basis van die plannen kunnen
de gemeenten hun nieuwe bestemmingsplan
nen voor het buitengebied invullen. Gepoogd
wordt in harmonie de gewenste veranderingen
te bewerkstelligen. Maar ook in dit proces gaat
het niet steeds vlekkeloos. De ZLTO heeft al een
pas op de plaats gemaakt en in juli was een uit
stapje naar Ierland nodig om de Brabantse neu
zen weer in dezelfde richting te krijgen en de
reconstructie-motor draaiende te houden. De
overeenstemming van Cork heeft in een gelijkblij
vende ambitie voor de reconstructie geresul
teerd, maar wel in een trager tempo. Waren de
concept-reconstructieplannen eerst voor de
zomervakantie van 2003 voorzien, nu is dat
voor rond de jaarwisseling.1
Hoe dan ook, de reconstructie zorgt voor het
Oost-Brabantse boerenbedrijf voor een tweede
grote verandering binnen een tijdbestek van
nog geen halve eeuw. Eerst van kleine boerenbe-
drijfjes in een overeenkomstig, eeuwenoud boer
derijtype naar grootschalige bio-industrie, waar
voor het oude boerderijtype niet meer geschikt
was. Nu naar minder, maar gevarieerder boeren
bedrijven in een landelijk gebied, waarin ook
andere kwaliteiten tot hun recht komen
én worden hersteld.
De Reconstructiewet en de Noord-
Brabantse vertaling ervan in het plan
Revitalisering Landelijk Gebied zorgen voor
een gezonde doortrekking van dit veran
deringsproces. Over een jaar of tien zul
len er bijna 75 procent minder agrariërs
zijn. Er moeten varkensvrije zones
komen, waarin andere kwaliteiten voor
rang krijgen, zoals natuur, landschap en
cultuurhistorie. Er moet een evenwichti
ger verhouding ontstaan tussen land
bouw en natuur door de aanwijzing van
een agrarische hoofdstructuur (met ex- en
intensieve veehouderijen en ruime kas-
sengebieden) en een ecologische hoofd
structuur (met waardevolle natuurgebie
den en groene verbindingszones); oor
spronkelijke diversiteit moet in het land
schap blijven en weer worden terugge
bracht; cultuurhistorisch waardevolle
elementen moeten behouden en hersteld
worden. De buitengebieden krijgen zo
meer attractiviteit.
Ook het toekomstig waterbeheer is
onderdeel van de reconstructieplannen.
De jongste overstromingen hebben ook
voor het waterbeheer tot andere inzich
ten geleid. Water moet niet via rechte
beken afgevoerd worden, zodat het op
hoogtijmomenten tot onbeheersbare
verhogingen van het waterpeil leidt. Nee,
meanderende beken doen dit beter en zij
moeten ook weer overstromingsgebieden
krijgen, zoals vroeger.
7 T3T7
Het lijkt erop dat we uit
het verleden geleerd heb
ben. Waardevolle, oor
spronkelijke situaties wor
den hersteld, gereconstru
eerd, weer tot leven ge
bracht. Op plekken die
voor natuur, water en cul
tuurhistorie niet waarde
vol zijn, is het mogelijk
om agrarische ontwikkelingen hun gang
te laten gaan; nieuw leven voor de agrari
sche economie. Deze potentiële land-
bouwontwikkelingsgebieden bieden
ruimte aan boerenbedrijven die genood
zaakt zijn zich te verplaatsen uit bijvoor
beeld de ecologische hoofdstructuur.
Dit alles betekent een wezenlijke verande
ring in het landschap: kronkelende beken
in plaats van rechte waterstromen, dichte
kassengebieden in nu nog open gebieden
waar de horizon te zien is, open land
schap waar nu stallen staan, herstel van
doorgaande (zand)paden ten behoeve
van wandel- en fietsroutes, cultuurhisto
risch waardevolle boerderijen met op de
gevel hun eeuwenoude naam etc.
Met name de rijks- en provinciale
overheid nemen al enige tijd cultuurhis
torie op in hun beleid met de bedoeling
dat er in de uitvoering van allerlei plan
nen de aandacht aan gegeven wordt die
cultuurhistorie verdient. Zo is dat ook
het geval in de Reconstructiewet en de
Revitalisering Landelijk Gebied. Behoud
en herstel van cultuurhistorische waar
den wordt daarin doorvertaald naar
behoud en herstel van waarden zoals
aangegeven in de Belvederegebieden en
gebieden op de provinciale Cultuur
historische Waardekaart; en behoud van
gebieden met veronderstelde archeologi
sche waarden in behoud van dergelijke
gebieden volgens de Archeologische
Waardekaart van de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).
Theoretisch klinkt dit geweldig, maar
hoe werkt het in de praktijk? Niet de
theorie maar de praktische uitvoering
bepaalt effectief het behoud en herstel
van cultuurhistorische en landschappe
lijke waarden. Vanuit de theoretische
kant kunnen we hoopvol zijn, de prakti
sche invulling laat zien dat er nog veel
gedaan moet worden om in 2015 niet
weer te moeten constateren dat het met
de cultuurhistorie in het afgelopen
decennium is achteruitgegaan.
Bekijken we de samenstelling van de
diverse Brabantse reconstructiecommis
sies, dan moet geconstateerd worden dat
er geen vertegenwoordigers uit het cul
tuurhistorische veld in zijn benoemd. De
cultuurhistorie is toebedeeld aan de ver
tegenwoordigers van het Brabants Land
schap. In hun dagelijkse praktijk houden
zij wel rekening met cultuurhistorische
aspecten in hun terreinen, maar zij geven
als eersten toe dat zij niet deskundig zijn.
In de ene plaatselijke klankbordgroep is
wel een plaatsje ingeruimd voor bijvoor
beeld een afgevaardigde van de heem
kundekring, in de andere is het histo
risch veld geheel niet vertegenwoordigd.
Het basisprincipe van zowel de Cul
tuurhistorische Waardekaart als de
Archeologische Waardekaart is prima: op
een uniforme, objectieve wijze informa
tie verstrekken over de cultuurhistorische
en archeologische waarde van een
bepaalde plek ten dienste van onder
andere de planologie. Beide kaarten zijn
echter een momentopname, een weerga
ve van de kennis op het moment van
samenstelling. Op lokaal niveau is soms
meer informatie aanwezig, maar die
wordt niet altijd benut, omdat de waar-
dekaarten bepalend zijn en de lokale
informatie er (nog) niet in is verwerkt. Zo
wordt het geëigende instrument juist het
anti-middel.
Het grootste euvel is het gebrek aan in
formatie over cultuurhistorische, archeo
logische en landschappelijke aspecten in
de reconstructiegebieden. In de lokale
bestemmingsplannen voor de landelijke
gebieden is nu zo'n dertig jaar iets te
lezen over cultuurhistorie. In de meeste
26
27
Door Hans van de Laarschot*
Een niet meer functioneel bedrijfsgebouw
op zoek naar een nieuwe functie.
De provincie Noord-Brabant wil het platteland revi
taliseren. Revitaliseren? Hoezo dat? Het is op bij
voorbeeld het Zuidoost-Brabantse platteland nog
nooit zo levendig geweest als de afgelopen dertig
jaar. De omschakeling van boerenbedrijfje naar bio-
industrie heeft ontelbaar veel leven in de agrari
sche brouwerij gebracht. Miljarden kippen en var
kens zijn er opgegroeid en hebben er rondgereden
van kraamkamer naar mesterij en legbatterij en ver
volgens slachterij. Die massaliteit en dat gerij heb
ben echter ook narigheid gebracht. Vieze geurtjes
maakten het buitengebied onaantrekkelijk, besmet
telijke dierenziekten werden gemakkelijk verspreid.
Veranderingen in de agrarische sector
Amsterdam
Tot het gebouwencomplex van het Amsterdamse
Burgerweeshuis behoorde ook een boerderijgedeette,
een 'koehuis'. Volgens stadsgeschiedschrijver Pontanus
(1614) stonden 's winters in deze 'fraeyen ende groote
stal' behalve ossen en vaarsen zo'n twintig koeien. Een
boer en dienstmeid maakten er boter en kaas voor de
wezen. Deze stadsboerderij werd gebouwd in 1590 en
functioneerde tot 1632. Tegenwoordig bevindt zich hier
het restaurant van het Amsterdams Historisch Museum,
dat in 1968 werd gebouwd in de vorm van het oude
koehuis. (Erik Schmitz)
Een attractief landelijk gebied
Balthasar Florisz.van Berckenrode,Vogelvlucht van de
gebouwen van het Amsterdamse Burgerweeshuis, 1631
(detail). Links de Kalverstraat, in het midden de boerderij
(Gemeentearchief Amsterdam).
Cultuurhistorie in reconstructie
Open agrarisch gebied te Deurne met afwisselend weiland
en akker. De openheid zal binnen enkele jaren verdwijnen,
omdat het gebied bestemd wordt als kassengebied.
archievenblad
september 2003
september 2003
archievenblad