Het bevolkingsregister al bron voor migratieonderzoek a burengerucht burengerucht 14 15 Door Marlou Schrover* In de negentiende eeuw was 60 procent van alle vreemdelingen in Nederland van Duitse origine. Juist over deze grootste groep was tot op heden weinig bekend. In mijn boek Een kolonie van Duitsers beschrijf ik deze immigranten. Mijn belangrijkste bron was het Utrechtse bevolkingsregister: een zeer rijke en voor migratieonderzoek bij uitstek geschikte bron. In 1839 opende de Duitse immigrant Anton Sinkel zijn winkel aan de Oudegracht in Utrecht. De Utrechtsche Courant wijdde er een artikel aan en dat was uitzonderlijk. Gewoonlijk besteedde de krant weinig aandacht aan plaatselijk nieuws in de veronderstelling dat de stadsbewoners er zonder berichtgeving ook wel van op de hoogte zouden zijn. Omdat in Amsterdamse periodieken ech ter veel ophef over de nieuwe winkel was gemaakt, meende de Utrechtse krant niet te kunnen achterblijven. Sinkels gebouw kreeg navolgers. Met ver lichte etalages veranderden de winkels het aanzien van de negentiende-eeuwse stad. Aan de Oudegracht en in de omlig gende straten openden ook andere Duitse immigranten hun grote zaken. Sommige namen klinken nu nog bekend: Peek Cloppenburg, Kreymborg, Hunkemöller en C&A. Daarnaast waren er talloze verge lijkbare ondernemingen, maar die over leefden niet tot in onze tijd. Duitse immigranten hebben hun sporen nagelaten in de Nederlandse samenle ving. Duitse woorden als turnen en kellner werden overgenomen in de Nederlandse taal. De boterhamworst, de kerstboom en het bier zoals we het nu kennen, werden door Duitse immigranten in Nederland geïntroduceerd. Wonen, werken, trouwen en sociaal verkeer Ik wilde meer weten over deze belangrijke groep migranten: waar woonden ze, met wie trouwden ze, werkten ze samen en zaten ze samen in clubs en verenigingen? Het is pas echt goed mogelijk deze vragen te beantwoorden vanaf de invoering van het bevolkingsregister. Bevolkingsregisters konden op twee manieren worden opge zet: op naam of op adres. Bij de adresge- wijze ordening, die in Utrecht werd gehanteerd, kunnen in een oogopslag geografische concentraties van immigran ten worden opgemerkt. In de bevolkings registers kunnen we onmiddellijk zien of immigranten met andere immigranten in eenzelfde huis, straat of buurt woonden. De bevolkingsregisters vormen een omvangrijke en bewerkelijke bron. Ik heb de Utrechtse bevolkingsregisters voor een periode van dertig jaar (begin 1850 tot einde 1879) integraal doorgenomen op zoek naar mensen die buiten Nederland werden geboren. In Utrecht bestond het register van 1850-1859 uit 26 lijvige boek delen en 11.580 bladen. In totaal heb ik een kleine 50.000 bladzijden nagespeurd op in het buitenland geborenen. Het Utrechtse bevolkingsregister werd vrij 'netjes' bijgehouden. In andere plaatsen zijn de doorhalingen en verwijzingen zo chaotisch dat werken met het register moeilijk is. De stad Utrecht heeft boven dien als voordeel dat ze wel behoorde tot de grote steden van Nederland, maar min der groot was dan Amsterdam of Rotterdam. Dit maakte het mogelijk om het hele bevolkingsregister voor een periode van dertig jaar door te werken. Deze integrale onderzoeksaanpak was belangrijk omdat de Duitse immigranten niet gelijkelijk over de verschillende stads wijken - en daarbinnen over de verschil lende buurten - waren verdeeld. Er waren meerdere concentraties binnen de stad. Een dergelijke spreiding maakt een steek proefsgewijze aanpak minder geschikt. Bij mijn onderzoek naar Duitse immigran ten heb ik, ter vergelijking, ook gekeken naar een groep mensen die in Utrecht werd geboren en naar migranten uit andere lan den: Belgen, Fransen, Britten, Italianen en kleinere andere groepen. De gegevens van de Duitse migranten, hun huisgenoten, die van de groep van niet-migranten en die van migranten uit andere landen, heb ik ingevoerd in een database. Het resultaat van het zoekwerk in het bevolkingsregis ter was een databestand met gegevens over 2188 in Duitsland geboren personen, die tussen 1850 en 1879 in Utrecht woon den. Deze 2188 immigranten zijn in de bevolkingsregisters - voor zover mogelijk - gevolgd over een periode van dertig jaar. Aanvullend materiaal is verzameld in de bevolkingsregisters tot 1912 en in de oudere volkstellingsregisters van 1839 en 1829. De namen uit het bestand zijn bovendien opgezocht in tal van andere bronnen, die wel namen en andere gege vens als adres of geloof vermelden, maar geen geboorteplaats. Vooral hierin ligt de waarde van de database; het bestand maakt het mogelijk om te identificeren wie Duits is en wie niet, en vervolgens gegevens over mensen op te zoeken in andere bronnen. 'Eene soort polis voor verzekering en hulp' In 1892 werd in de Tweede Kamer een uit gebreide discussie gevoerd over het kies- wetsontwerp van Tak van Poortvliet, de minister van Binnenlandse Zaken. In die discussie werd een poging gedaan om het bevolkingsregister te verheffen tot grond slag voor het kiesrecht. Het is een interes sante discussie, omdat ze zicht biedt op wie wel en wie niet voorkwam in de bevolkingsregisters. De voorstanders van de verheffing van het bevolkingsregister tot grondslag voor het kiesrecht, voerden aan dat zo in ieder geval de zwervende bevolking het kiesrecht ontzegd werd. Het bevolkingsregister bood, zo dachten de voorstanders, de zekerheid dat de poten tiële kiezer ten minste drie maanden in een plaats woonde. Mensen die er minder lang woonden werden immers, zo meen de men, ingeschreven in het verblijfsre gister. Tegenstanders van het voorstel stel den dat een verblijfsregister in veel plaat sen niet werd bijgehouden; de tijdelijke bevolking werd gewoon in de bevolkings registers opgenomen. In de bevolkingsre gisters kwamen bovendien wel degelijk zwervers voor. Juist de economisch zwak ken, onder wie de zwervers, zouden hech ten aan inschrijving in het bevolkingsre gister. Bij bedeeling, gemeentelijke onder stand en opname in ziekenhuizen wordt in grote steden bewijs van inschrijving in bevolkingsregisters gevorderd. Deze categorie beschouwt die inschrijving als eene soort polis voor verzekering en hulp. Gemeentestem 2-9-1921, 3649) Een artikel in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 23 april 1893 voedde de dis cussie. Hierin werd gesteld dat bedelaars en landlopers er wel voor zorgden dat ze 'op het bevolkingsregister gebracht wer den'. Voor hen was het immers belang rijk dat zij een domicilie van onderstand hadden. Juist tot deze categorie behoorende per sonen, die een reizend beroep uitoefe nen, vestigen zich, voorzien van een behoorlijk verhuisbiljet, bij voorkeur in groote steden met eigen ziekenhuizen en vele liefdadige instellingen waar zij in kosthuizen hunnen intrek nemen of eene kamer in een onaanzienlijke buurt betrekken. Handelingen Tweede Kamer 3-8-1893, 1724) Uit deze discussie uit 1893, maar ook uit eerdere discussies en uit andere bronnen blijkt dat de bevolkingsregisters ons het meeste complete beeld geven van de bevolking van een stad, inclusief haar vreemdelingen. Het bevolkingsregister is vollediger waar het gaat om de registratie van vreemdelingen, dan de verblijfs- en vreemdelingenregisters, die in sommige plaatsen werden bijgehouden. Cappeln en Cappelle Bevolkingsregisters vermelden geen nationaliteit. Een voorstel dat in 1892 werd gedaan om dat wel te doen, haalde het niet. Het probleem was dat de natio naliteit van veel mensen geenszins duide lijk was. Uitgangspunt van mijn onder zoek naar Duitsers was daarom de geboor teplaats. Mijn onderzoek in de bevolkingsregisters bracht in Utrecht een opvallende onderre gistratie aan het licht. Vergelijking met andere bronnen, zoals huwelijksregisters, leerde dat in de bevolkingsregisters regel matig Duitse geboorteplaatsen als Nederlandse werden genoteerd. Het Duitse Olfen werd geregistreerd als Alphen, Hagen als Princenhage en 's-Gravenhage, het Duitse Cappeln als Cappelle aan de IJssel, Bunde in Oost- Friesland als Bunde in Limburg, Veurden bij Hagen in Duitsland werd verward met Vorden in Gelderland, Rees in Pruisen met De Rees bij Brummen in Gelderland en het Duitse Udem met het Brabantse Uden, om enkele voorbeelden te noemen. Deze opmerkelijke plaatsnaamverwarrin gen zijn een gevolg van de manier waarop volkstellings- en bevolkingsregistergege- vens werden verzameld en verwerkt. Gegevens werden door de betrokkenen ingevuld op formulieren of door de vrij willigers die bij de volkstelling werden ingezet, zoals schoolmeesters of politie agenten. De gegevens werden vervolgens door één of enkele ambtenaren overge schreven in registers. Hierbij werden aan de plaatsnamen provincie- of landsna men toegevoegd. Tenzij op het formulier nadrukkelijk anders was vermeld, werd door de overschrijvende ambtenaar syste matisch uitgegaan van de veronderstel ling dat bij twijfel een Nederlandse plaats werd bedoeld. Gevolg was dat nogal wat mensen die buiten de Nederlandse lands grenzen waren geboren, in de bevolkings registers toch niet als vreemdelingen wer den genoteerd. Volgens de volkstelling van 1849 waren er in de Domstad 535 Duitsers. In het bevol- naamverwarring niet beperkt bleef tot Utrecht. Onduidelijk is vooralsnog of de onderregistratie overal even groot was. Volgens de volkstelling van 1849 telde Nederland 41.000 mensen die in Duitsland waren geboren. Als de plaats naamverwarring elders tot een vergelijk bare onderregistratie heeft geleid, zou Nederland in 1849 niet 41.000 maar 55.000 Duitsers hebben geteld. Extrapolatie op basis van de Utrechtse gegevens is echter riskant, omdat de onderregistratie van Duitsers als gevolg van plaatsnaamverwarring niet voor alle wijken binnen Utrecht gelijk was. Aangenomen kan worden dat hetzelfde gold voor de verschillende steden. Duitse potverkopers uit het Westerwald in Nassau, die op de Bakkerbrug in Utrecht hun waren verkopen. De foto is van omstreeks 1870 en afkomstig uit Het Utrechts Archief. kingsregister over de periode 1850-1859 konden 918 Duitsers worden getraceerd. Van 714 van hen kon met zekerheid wor den vastgesteld dat zij er reeds waren op het moment dat het bevolkingsregister werd aangelegd (1-1-1850). Zij stonden wel in het bevolkingsregister van 1850- 1859 ingeschreven, maar niet met een Duitse geboorteplaats en werden in de volkstelling dus ook niet geteld als Duitsers. Dat ze wel in Duitsland geboren waren, bleek uit andere bronnen. Bij een huwelijk moest bijvoorbeeld een geboor tebewijs worden overlegd. Onderzoek in andere plaatsen heeft inmiddels aangetoond dat deze plaats- Tot slot Nederland beschikt sedert de introductie van het bevolkingsregister in 1850 over een unieke en waardevolle bron. Deze bron biedt niet slechts kale abstracte cij fers, maar ook veel contextuele informa tie. Het is een bron die slechts weinig onderzoekers in andere landen ter beschikking staat. De bron bleek bij uit stek geschikt voor het doen van onder zoek naar migratie en groepsvorming. Marlou Schrover is universitair docent migratiege schiedenis aan de Universiteit Leiden. archievenblad mei 2003 mei 2003 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 7