Het Kabinet der Koningin en de ministeriële verantwoordelijkheid column archieven en de media derij slavenhandelaars). In overleg met de wethouder van cultuur besloot ik daarom tijdig de pers te benaderen en het bleef, voor de verandering, stil aan het front. Op 1 januari 1990 kreeg Zeeland als laatste provincie in ons land een eigen radiozen der: Omroep Zeeland, gevestigd in een fraai onderkomen in het voormalige gemeente huis van Oost-Souburg. Naast nieuws en actualiteiten en verstrooiende program ma's hoort een regionale omroep ook aan dacht te schenken aan de cultuur van en in de eigen regio en geschiedenis hoort daar uiteraard bij. Zomer 1990 verzocht Om roep Zeeland mij om mijn medewerking aan een programma over orgels en kerken. Aanvankelijk had ik zo mijn bedenkingen. Na enige aarzelingen stemde ik toe, mede omdat de samenwerking met technicus John van Waes en organist Bram Beekman een goede beloofde te worden. Zo ging dan de radioprogrammaserie De kerk in het mid den op vrijdag 18 september 1990 van start met een uitzending over de Middelburgse Oostkerk. De programma's, die een klein half uur duurden, waren volgens een vast stramien opgebouwd: een stukje historie van het kerkgebouw, uitleg over het orgel, gevolgd door orgelspel, nogmaals het een en ander over de kerk, met name over het interieur (tongewelf, preekstoel, zilver etc.) en tenslotte nogmaals orgelmuziek. Al vrij snel mocht De kerk in het midden zich in een behoorlijke populariteit verheugen. Dat was op zich niet zo vreemd: er was nog tamelijk weinig zendtijd en we werden 'prime time' uitgezonden. De omroep ont ving veel aardige reacties van de luisteraars. En we leerden heel veel. Nooit geweten dat er zoveel interessante kerkgebouwen in Zeeland waren en ook nooit geweten dat die gebouwen zulke mooie orgels herber gen. We kwamen werkelijk 'overal': van Koewacht tot Burgh en van Drieschor tot Sint Anna ter Muiden. Aangezien Bram Beekman een drukbezet man was en de for mule na enige tijd wat sleets begon te raken, startten John van Waes en ik in het najaar van 1991 met een nieuw avontuur: De ronde van Zeeland. Dat klinkt als een sportief evenement, maar was een cultuur historische programmaserie, waarin we een grote rondgang door de gehele provincie maakten. Hierin bleek veel meer variatie 4* mogelijk dan in de kerkenserie. De eerste ronde liep van september 1991 tot juni 1992 en de tweede ronde van eind augus tus 1992 tot eind juni 1993. Ter voorberei ding van de opnamen raadpleegde ik uiter aard de nodige artikelen en boeken (en soms ook archiefstukken). Wederom leer den we veel. Nooit geweten dat er zoveel leuke en interessante plekken in Zeeland zijn. Wat dacht u van het verlaten haventje 'De Rattenkaai' in de Eerste Bathpolder of het Verdronken Land van Zuid-Beveland, waar we door de slikken ploegden op zoek naar de restanten van het verdronken dorpje Nieuwlande. Uitstapjes over de pro vinciegrens werden ondernomen naar Damme in België, Bergen op Zoom en diverse plaatsen op Goeree-Overflakkee. Ging het bij De kerk vooral om het gebouw en het orgel, bij De ronde waren twee zaken van belang: de plek en de deskundige, die er over kon vertellen. Als mij één ding dui delijk is geworden dan is het wel dat Zeeland enorm veel deskundigen herbergt, die vaak boeiend over hun leefomgeving kunnen vertellen. Soms hoorden we oude verhalen en leuke anekdotes en kwamen er foto's op tafel van mensen, boerderijen en gebeurtenissen. Nog vaker maakten we een rondgang door een stad of dorp en bezoch ten we (gemeente)huizen, kastelen, musea, boerderijen en bijzondere gebieden. Soms ook waren de onderwerpen aangrijpend en waren onze zegslieden er emotioneel zeer bij betrokken, zoals de programma's over de watersnoodramp van 1953, die we in 1993 op Goeree-Overflakkee en Schouwen- Duiveland maakten, of de programma's over de Tweede Wereldoorlog, die we in 1994 en 1995 in alle delen van de provincie maakten. Dat was echte oral history, we leg den getuigenissen vast. Na twee jaar kwam De Zeeuwsche Tijdmachine voor De ronde in de plaats. Het programma werd intussen op een andere dag uitgezonden en groeide uit naar een uur. Nog weer later ging het eenvoudigweg De tijdmachine heten en kwam er een studiopresentatrice bij. Met enkele aanpassingen en veranderingen bleef dit radioprogramma bestaan tot juni 2000. Tien jaar radio derhalve. Tien jaar interviewen en leuke plekken bezoeken (een serie over het Meertens Instituut in Amsterdam, naar aanleiding van Het bureau van Voskuil; P.J. Meertens, die onder de naam Beerta in deze magistrale romancy clus optreedt, is namelijk een Middelburger, of een bezoek aan de Noord- Oostpolder voor gesprekken met 'geëmi greerde' Zeeuwse boeren of bezoeken aan Belgische musea, te veel om op te noe men). Maar na tien jaar was het mooi geweest. Bovendien was ik ondertussen eind 1998 begonnen met televisie. Een zelf de soort formule als op de radio, waarbij ik als historische gids optrad in het wekelijkse tv programma Uit de tijd. Toch is televisie heel anders en moest ik aanvankelijk nogal aan de overgang wennen. Regisseur en cameraman bepalen wat je moet doen. En ook al ben je programmamaker en presen tator, je hebt het heft zelf niet meer in han den, heel anders dan bij radio. Heel anders, maar toch ook heel erg leuk. Het program ma, waarin we wederom de hele provincie bereisden, kende een grote schare trouwe fans. Tussen begin 1999 en zomer 2002 werden diverse series uitgezonden. We konden ons behoorlijk uitleven, bijvoor beeld in een maand over vaartuigen, waar in ik met een oud vissersvaartuig meevoer of een maand over rijtuigen, waarin ik met een Canadese jeep uit de Tweede Wereldoorlog van een Zuid-Bevelandse dijk af reed of manoeuvreerde met een oud herenrijwiel van een band- en garenkoop man. Heel belangrijk bij dit alles was de wekelijk se free publicity voor het Zeeuws Archief. Want hoewel de programma's in eigen tijd vervaardigd werden stond er iedere week op de titelrol: 'met dank aan het Zeeuws Archief. Het lijkt me dat er ook voor andere archief diensten en enthousiaste archivarissen genoeg kansen liggen. Immers, wij hebben de kennis, wij beheren de bronnen en als wij dat op een leuke manier voor het voet licht brengen kunnen lokale, regionale en landelijke omroepen daar gebruik van maken. Dat willen ze best. Feitelijk is er sprake van een wisselwerking: de pers heeft ons nodig en wij hebben de pers nodig. Kortom, archieven en media kunnen niet zonder elkaar! 34 Medio maart had in ons land bijna nie mand oog voor de naderende oorlog tegen Irak en de stokkende kabinetsformatie. Het nieuws dat ons allen ademloos aan de buis gekluisterd hield en het gesprekson derwerp aan menige bittertafel was de kruistocht van Margarita en Roy tegen het Koninklijk Huis. De apotheose vormde een urenlang debat in de Tweede Kamer, dat uitmondde in een motie waarin werd uitgesproken dat het Kabinet der Koningin ten volle onder de ministeriële verantwoordelijkheid en bij voorkeur onder het ministerie van Al gemene Zaken moest worden gebracht. Een belangwekkende motie, zo leek het. Toch knaag de de twijfel, want als het Kabinet der Ko ningin tot nog toe niet onder de ministeriële verantwoordelijkheid viel, hoe komt het dan dat de archieven van deze instelling wel berusten in het Natio naal Archief en niet bij voorbeeld in het Ko ninklijk Huisarchief? Aan de overbrenging van deze archieven ging overigens een lange strijd tussen de toenma lige directeur van het Kabinet der Koningin, mw. Fusine de Graaff, en de algemeen rijksar chivaris Ribberink voor af. Die strijd, in 1989 goed gedocumen teerd door Jan de Roos in een artikelense rie in het Haarlems Dagblad, werd in 1984 in het voordeel van Ribberink beslist toen deze archieven uiteindelijk werden over gebracht. De opvolger van mw. De Graaff, jhr. W.H.D. Quarles van Ufford, wist dat zijn Kabinet onder de ministeriële verant woordelijkheid viel en dat hij zich derhal ve volledig had te houden aan de bepalin gen van de Archiefwet. Dat was eerder overigens al gebleken in 1981 toen onder zoeker Hugo Arlman een rapport wilde inzien dat zich bevond in de archieven van het Kabinet, maar dat mw. De Graaff weigerde af te geven. Uiteindelijk kreeg Arlman, na een procedure bij de Raad van State dit stuk in handen via het... jawel, ministerie van Algemene Zaken! Ook uit deze kwestie blijkt dat de minis teriële verantwoordelijkheid voor het Kabinet der Koningin volledig van toe passing was. De staatsrechtgeleerde Erik Jurgens reageerde dan ook terecht ver baasd na het aannemen van de motie in MD C~1 l ifflttn USD O fflSD de Tweede Kamer, dat hij dacht dat waar de motie om vroeg allang geregeld was. Het zou mij dan ook zeer verbazen als er iets zal veranderen in de staatsrechtelijke verhouding tussen de ministeries en het Kabinet der Koningin. Ik raad de indie ners van de motie dan ook aan om over een half jaar eens te informeren op welke wijze er uitvoering is gegeven aan deze motie. De goede lezer zou dan weieens uit het antwoord kunnen lezen dat de motie onuitvoerbaar was. Voor de opper vlakkige lezer zullen er allerlei procedu res en afspraken worden opgedist, die zijn gemaakt tussen Algemene Zaken en het Kabinet der Koningin waardoor het lijkt dat het Kabinet nu eindelijk is gaan vallen onder de ministeriële verantwoor delijkheid. Het probleem was dan ook niet de minis teriële verantwoordelijkheid voor het Kabinet der Koningin, maar de vraag wanneer ministers geïnformeerd moeten worden bij activiteiten en verzoeken van het Kabinet. Dat het Kabinet der Koningin om een veiligheidson derzoek verzocht naar de geliefde van prinses Margarita was op zich niet onlogisch. Maar vanzelfsprekend had den in dit geval de minister-president en de minister van Bin nenlandse Zaken daar van op de hoogte moe ten worden gesteld door hetzij het Kabinet der Koningin hetzij de AIVD. Maar dat is een kwestie van het maken van afspraken en dat wordt niet ondervan gen door te willen rege len wat allang geregeld is, namelijk de ministe riële verantwoordelijk heid. Hoezeer de huidige directeur, Felix Rho- dius, zich bewust is van de geldende ministerië le verantwoordelijk heid voor zijn instelling blijkt uit het feit dat hij de eerste was die na de verkorting van de overbrengingstermijn van rijksar chieven naar twintig jaar de archieven van het Kabinet der Koningin liet over brengen naar het Algemeen Rijksarchief! (Met dank aan Sierk Plantinga, Jan de Roos en Henny van Schie.) 35 Kinderboekenschrijver en illustrator Wim Hofman leest voor tijdens de kindermiddag'Water en Redding' in het Zeeuws Archief. Foto I. Leeftink, Zeeuws Archief Middelburg. De 'oude kerken' Peter Sïjnke is hoofd Communicatie en Behouden van het Zeeuws Archief. Dit artikel is een ingekorte versie van de lezing die hij 16 april 2003 hield op de studiemiddag 'Archieven en jour nalistiek' in Perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. archievenblad mei 2003 Door Gerrit Valk gerrit. valk@wxs.nl Tekening: Peter Vlot mei 2003 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 17