BOUW CULTUURHISTORIE EN INFRASTRUCTURELE NIEUW Selectievraagstukken rond projectenen kunstwerken de praktijk Door Niels van Heezik en Frank Houtman* Ieder infrastructureel project is opgebouwd uit individuele bouwstenen. Een project als de aanleg van de Hoge Snelheidslijn-Zuid (HSL) bestaat uit honderden objecten, variërend van tientallen duikertjes tot de aanleg van de brug bij Moerdijk. De neer slag van beleidsprocessen die leiden tot deze projectgebonden nieuwbouw wordt van zelfsprekend - want 'beleid' - op het verant woordelijke ministerie bewaard. Het HSL- Zuid-beleidsarchief is daarom opgeslagen bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en niet bij de Projectorganisatie HSL-Zuid. Hetzelfde geldt voor het beleidsarchief van de Betuweroute. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt bezien bestaat infrastructurele nieuwbouw uit onvergelijkbare grootheden. De bouw van een duiker bijvoorbeeld, is van aanzienlijk minder waarde dan de aanleg van een HSL- Zuid-tunnel in het Groene Hart. De aanleg van een voetgangersbruggetje over de Dinkel heeft op nationaal niveau minder cultuurhistorische waarde dan de bouw van de Zeelandbrug. Het doel van dit artikel is een instrument te ontwikkelen waarmee nieuwbouwobjecten ten opzichte van elkaar kunnen worden gewogen. Het instrument moet in staat zijn te bepa len waarom archief over het ene object wel en het andere gelijksoortige object (de ene brug ten opzichte van de andere brug) niet in aanmerking komt voor permanente bewaring. En het instrument moet kunnen bepalen waarom stukken van het ene object tegenover een andersoortig object (bijvoor beeld een viaduct ten opzichte van een tun nel) niet in aanmerking komen voor per manente bewaring. Het instrument moet dit vooraf kunnen aangeven, zodat in een vroegtijdig stadium rekening kan worden gehouden met de uitzonderlijke status van de betreffende documenten. 26 Bij de documentaire neerslag van infra structurele nieuwbouw dient een onder scheid te worden gemaakt naar selectie- waarde. Zoals uit tabel 1 duidelijk wordt, komen op projectniveau zowel het beleids kader als de kaderstelling van de uitvoe ring voor bewaring in aanmerking. De uit voeringsfase van een project daarentegen komt voor vernietiging in aanmerking. In de uitvoeringsfase worden talloze objecten gebouwd. Maar de variëteit aan objecten is groot. Zowel een seinpaaltje, waarvan er op jaarbasis vele worden geplaatst, als een brug over de Maas kunnen als object wor den gezien. Omdat het begrip object nogal uiteenlopende zaken omvat, spreken we hier over kunstwerken. Onder kunstwer ken verstaan we civieltechnische werken waarvoor andere materialen dan aarde en zand zijn gebruikt. Voor documenten over de nieuwbouw van ieder kunstwerk geldt eveneens een kader stelling. Die komen in principe niet (want in cultuurhistorische zin niet van belang) voor permanente bewaring in aanmer king, maar moeten wel langdurig worden bewaard. Immers, een belangrijk deel van de kaderstellende documenten is van belang voor het beheer en de instandhou ding van kunstwerken. Zolang het kunst werk (bovengronds en/of ondergronds) fysiek aanwezig is, blijft bepaalde informa tie van belang. Dergelijke informatie wordt bijvoorbeeld bewaard in de vorm van een historisch overzicht, de zoge naamde objectdossiers (tabel 2). Formeel komt de documentaire neerslag van alle kunstwerken op de lange termijn voor vernietiging in aanmerking. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is dit niet altijd wenselijk. Er bestaat een veelheid aan typen kunst werken. Op jaarbasis worden, verspreid over Nederland, tientallen zo niet honder den duikertjes gebouwd. Weinig mensen zullen bezwaar aantekenen tegen de uitein delijke vernietiging van de bijbehorende documentaire neerslag. Heel anders lijkt het te liggen voor beeldbepalende (zowel in visuele als in niet-visuele zin) kunstwerken als de Zeelandbrug - op het moment van indienststelling in december 1965 met 5022 meter de langste brug van Europa - of de Van Brienenoordbrug - bij oplevering in 1965 de grootste overspanning van Nederland (287,5 meter). Volgens ons komt de kaderstellende documentaire neerslag van dergelijke kunstwerken op cultuurhistorische gronden wél voor per manente bewaring in aanmerking. Dan moet een uitzondering worden gemaakt op de vastgestelde selectielijst. De vraag is natuurlijk wanneer en op basis van welke criteria, de documentaire neer slag van een kunstwerk moet worden bewaard. Met andere woorden: wanneer komt een kunstwerk vanwege de cultuur historische waarde in aanmerking voor permanente bewaring? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet worden nage gaan wat onder cultuurhistorie kan worden verstaan. In algemene zin wordt onder cultuurhisto risch erfgoed onder meer verstaan: archeo logie, historische bouwkunde en histori sche geografie. Beeldbepalende waarde, innovatie en voorbeeldwerking spelen in het geval van kunstwerken een belangrijke rol. Zeker als daaraan het criterium van uniciteit wordt toegevoegd. Zelfs indien een kunstwerk het eerste exemplaar van een serie soortgelijke bouwwerken vormt, kan de documentatie ervan op basis van voorbeeldwerking in aanmerking komen voor permanente bewaring. In het alge meen kan dus worden gesteld dat indien een kunstwerk aan één of meerdere van de bovenstaande criteria voldoet, de uitvoe ringsdossiers voor bewaring in aanmerking komen. Het criterium van de beeldbepalende waar de is meervoudig uitlegbaar. Een kunstwerk kan heel goed een belangrijke lokale beeld bepalende waarde vertegenwoordigen zon der dat deze waarde op landelijk niveau van enig cultuurhistorisch belang is. Beeldbepalende waarde op nationaal niveau moet met name in overdrachtelijke zin worden opgevat. Het gaat over de uit straling van een kunstwerk in technologi sche, architectonische of functionele zin. De Oosterscheldedam heeft niet alleen vanwege technologische aspecten cultuur historische waarde, maar ook door functio nele (zowel op het gebied van veiligheid als milieu) en innovatieve aspecten. Op grond hiervan is er sprake van een aanzienlijk nationaal cultuurhistorisch belang. Kunstwerken worden veelal in het kader van een nieuwbouwproject aangelegd. Bij de aanleg van bijvoorbeeld een autoweg tussen Maastricht en Eindhoven zullen vele viaducten worden gebouwd. De ingreep van deze viaducten op het uiterlijk van Nederland als geheel is verwaarloos baar klein, al kunnen ze op lokaal niveau wel een zekere beeldbepalende waarde ver tegenwoordigen. Eventueel kan de docu mentaire neerslag van zo'n object op lokaal niveau ter bewaring worden aangeboden. Behalve dat deze viaducten op nationaal niveau geen beeldbepalende waarde verte genwoordigen, komt de neerslag ook op basis van de andere criteria (mate van uni citeit en innovatieve waarde) niet voor bewaring in aanmerking. Afhankelijk van de score op een van de genoemde criteria, kan eventueel het eerste van de serieel gebouwde kunstwerken op basis van voor beeldwerking voor bewaring in aanmer king komen. De documenten over de auto snelweg zelf, het gehele tracé en de daarbij behorende kaderstellende en beleidsmatige stukken, komen uiteraard wel voor bewa ring in aanmerking. Bij Rijkswaterstaat wordt over bovenstaan de materie schijnbaar anders gedacht. Op basis van de daar geldende selectielijst komt de kaderstelling voor nieuwbouw van alle kunstwerken voor bewaring in aanmerking.3 Dit komt door het niet aan brengen van onderscheid tussen infrastruc turele projecten en de bouw van individu ele kunstwerken. Dat materiaal over het beleidskader en de kaderstelling van nieuwbouwprojecten voor bewaring in aanmerking komt, wordt hier niet betwist. Maar wel dat archief over de kaderstelling van kunstwerken hetzelfde lot beschoren zou moeten zijn. Dat als gevolg hiervan onnoemelijke hoeveelheden archief die vanwege een verondersteld cultuurhisto risch belang voor permanente bewaring in aanmerking komen, vernietigd worden, behoeft geen betoog.4 Het lijkt niet mogelijk om tot een objectie ve lijst van criteria voor selectie van archie ven op cultuurhistorische waarde te komen. Daarvoor zijn de weegfactoren voor historisch belang eenvoudigweg niet 'hard' genoeg. Maar op subjectief niveau valt best een en ander nader te duiden. Allereerst moet er altijd een onderscheid worden gemaakt tussen projecten en objec ten. Hoe 'groter' het project (en dat geldt zeker voor de zogenaamde Grote Projecten zoals HSL-Zuid, Betuweroute, Deltawerken etc.) des te groter het cultuurhistorisch belang zal zijn. Immers, afhankelijk van de reikwijdte van een infrastructureel project, is de ingreep in het Nederlandse landschap ook groter. En hoe groter de ingrepen in het uiterlijk van Nederland, des te dieper is ook de cultuurhistorische waarde. Een tweede constatering in dit verband, betreft de methode institutioneel onder zoek. Deze methode leidt óf tot onherroe pelijke vernietiging, óf tot 'onherroepelijke' bewaring van documentaire neerslag. Beide mogelijkheden zijn niet gewenst. In het ene geval - vernietiging - vallen ook archieven over kunstwerken met een dui delijke cultuurhistorische waarde ten prooi aan de shredder. In het andere geval wor den de archiefstukken over de meest zinlo ze objecten in veelvoud, met alle bijbeho rende kosten van dien, voor de eeuwigheid bewaard. Een tussenweg, op basis van gezond-verstand-criteria, is binnen deze methode niet mogelijk. Dat brengt ons op het punt van de deskun digheid van de verschillende participanten in alle fases van een willekeurig mio-traject. Deze is hier en daar voor verbetering vat baar. Alle betrokkenen zouden volgens ons voortdurend en in alle fases de vraag moe ten stellen naar het waarom, de gevolgen en de praktische toepassing van een mio als geheel en van de individuele handelingen in het bijzonder. 27 De Zeelandbrug Procesgebonden ordening leidt tot bulkselectie. Alle documentaire neerslag gevormd binnen een proces komt óf voor permanente bewaring óf voor vernietiging in aanmerking. Op deze zienswijze is de methode institutioneel onder zoek (mio) gebaseerd. De doelstelling van deze, methode is dat 'beleid' voor permanente bewa ring in aanmerking komt1 Archief over infra structurele nieuwbouw komt volgens de mio óf voor permanente bewaring in aanmerking, óf voor vernietiging.2 Er wordt geen rekening gehouden met de potentiële cultuurhistorische waarde van individuele objecten. Archiveren van nieuwbouw Cultuurhistorie en nieuwbouw Nieuwbouw Project Beleidskader Kaderstelling project Uitvoering project Ministerie Nieuwbouw Nieuwbouw/aannemer Bewaren Bewaren/Vernietigen x jaar na indienststelling Vernietigen x jaar na indienststelling project Documenttypen: Verkenningsnotitie B Projectopdracht B (O)TB B Voorlichting B Documenttypen: Plan van aanpak/Projectplan B Startnotitie/nota voorkeursalternatief B Traject/projectnota (PKB) B Voortgangsrapportage Vx Beschikking(saanvraag) B Audits B Voorlichting B Documenttypen: In- en extern overleg Aanbesteding Planningen Risico-analyse Buitendienststellingen Voorlichting TABEL 2 Nieuwbouw Kunstwerk Kaderstelling Uitvoering kunstwerk Uitvoering Objectdossier Restdossier Vernietigen na vervallen object Vernietigen 7 jaar na oplevering Documenttypen: Juridische documenten Bestek Plan van aanpak Acceptatie documenten Audits Voorlichting Documenttypen: In- en extern overleg Planning en faseringen Buitendienststellingen Conclusies Niels van Heezik is Business Consultant bij Key Automation BV, Frank Houtman is Beleidsmedewerker Archief bij NS Railinfrabeheer BV. 1. Zie ook 'Praktisch archiveren is procesgebonden archiveren', in: Archievenblad (107) nr. 3, april 2003, blz. 18-19. 2. Art.5 van het Archiefbesluit biedt de mogelijkheid om criteria aan de selectielijst toe te voegen die uit zonderingen op de selectiewaarderingen mogelijk maken. Er bestaan echter geen richtlijnen voor de invulling daarvan. 3. Zie handeling 540, RIO Rijkswaterstaat (rapport nummer 28). 4. Recentelijk is de vaststelling van de actualisatie van het RIO Waterstaat (rapport nummer 28) onderbroken vanwege de hier geschetste problematiek. Het RIO zorgt voor een enorme toename van te bewaren archiefbe scheiden inzake objecten zonder dat daarin een cul tuurhistorisch belang valt te onderscheiden. archievenblad mei 2003 mei 2003 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 13