Procesgebonden ordening Praktisch archiveren is procesgebonden selecteren ïzZFl de praktijk de praktijk 18 19 Door Niels van Heezik en Frank Houtman* NEW PIVOT Ordening wordt binnen het moderne informatiemanagement van steeds groter belang. Niet alleen is ordening archiefwettelijk verplicht, het is tevens de fundamentele basis voor optimale toegankelijkheid en raad pleegbaarheid. Om de beheersing van informatie te optimaliseren is een flexibele, procesgebonden ordening onontbeerlijk. Zoals gegevens opge slagen op lokale harde schijven, netwerkschijven en in e-mailtoepas- singen.1 Steeds meer vormen van informatie zijn niet meer voldoende beheersbaar. Digitaal opgeslagen informatie onttrekt zich veelal aan enige wijze van controle. Daarmee komt de verantwoordingsplicht van overheidsorganisaties ernstig in gevaar. Overheidsorganisaties zijn steeds minder in staat om aan hun archiefwettelijke verplichtin gen te voldoen en er is geen sprake van een gestructureerde wijze van kennisborging. Institutioneel onderzoek in de problemen In het bestaande archieftechnische instrumentarium ontbreekt een duidelijke, universeel toepasbare methodiek om een procesgebonden ordening te realiseren. Vanuit archivistisch oogpunt bezien moet deze ordening tevens geschikt zijn om archiefbestanden snel en een duidig te selecteren. De methode moet niet alleen digitale maar ook analoge archiefvormen ondersteunen. Het lijkt verstandig om zo veel mogelijk aansluiting te zoeken bij de reeds bestaande methode institutioneel onderzoek (mio), die in archivis tisch overheidsland gebmikelijk en geaccepteerd is. Deze methode is echter in essentie een selectiemethode en geen ordeningsinstrument. De methode institutioneel onderzoek is ontwikkeld om de selectiebe slissingen helder en toetsbaar te maken en archiefbestanden te kun nen selecteren in een logische context. Om dit te kunnen realiseren, worden handelingen van (overheids)organen beschreven in de rap porten institutioneel onderzoek (rio).2 Het handelen van de overheid komt voort uit de wet en handelingen zijn voor het merendeel verankerd in wet- en regelgeving. Zij kennen een abstracte formulering en reikwijdte. Taakorganisaties zijn in het leven geroepen om uitvoering te geven aan beleid op specifieke ter reinen. De 'handelingen' van deze uitvoerende organen bestaan merendeels uit niet-beleidsmati- Inrichtingsprincipes van de ordeningsmethode herkenbaarheid van processen; trends vermijden; het type document naar inhoud is van belang, niet de verschijningsvorm; processen zo generiek als mogelijk insteken; eenduidigheid van selectiecriteria. ge, operationele processen. Deze processen zijn te bezien als feite lijke handelingen. De rechtshan deling schept het juridisch kader waar een feitelijke handeling invulling aan geeft.3 De vraag is of de wijze waarop in rio's handelingen worden gefor muleerd als basis kan dienen voor de ordening van overheidsorgani saties en van taakorganisaties in het bijzonder. Hoewel een feitelijke handeling iets kan zeggen over bijvoorbeeld de bouw van een object, kan een feitelijke handeling waarop tevens moet worden geordend en geselecteerd nooit op deze wijze worden geformuleerd. Het proces dat leidt tot de bouw bestaat immers uit een juridische, een techni sche en een financiële component. Deze componenten vormen ver schillende processen die voorzien (kunnen) zijn van verschillende selectiecriteria.Daar staat tegenover dat een feitelijke handeling ook te gedetailleerd kan worden geformuleerd. Dit is binnen de bestaande rio's schering en inslag. Een ordening zal als gevolg hiervan uit zoveel rubrieken bestaan dat de kans op foutief ordenen- toeneemt, de toe gankelijkheid voor medewerkers slechter wordt en ook het actualise ren van de ordening veel tijd en geld vergt. Neem bijvoorbeeld de handelingen met betrekking tot het opstellen, wijzigen of intrekken van ministeriële regelingen betreffende een bepaald onderwerp. De archivistische waarde (selectiewaarde) wordt dan bepaald door het feit dat het ministeriële regelingen betreft. Het onderwerp van de ministeriële regeling is voor een primaire ordening niet van belang. Uitgangspunten vernieuwde methodiek Bij organisaties die registreren en archiveren aan de medewerkers zelf overlaten, wordt het belang van eenduidige, duidelijke en toeganke lijke ordening steeds groter. Zij moeten bij het opstellen van een moderne, procesmatige ordening een aantal criteria als uitgangspunt nemen. Een van de belangrijkere criteria is de flexibiliteit van de ordening. Een ordening moet organisatorische en/of beleidsmatige wijzigingen zonder ingrijpende aanpassingen kunnen opvangen. Een ordening naar vergunningsoort betekent dat bij een nieuw soort vergunning een nieuwe handeling wordt geformuleerd en vastgesteld. Het gevolg hiervan is dat beheer en actualisatie van selectielijsten veel tijd, moei te en geld kosten. Maar een nieuw soort vergunning hoeft niet per definitie te leiden tot een nieuwe handeling. De aanleg van een andersoortig object betekent evenmin automatisch dat er een nieuwe handeling moet worden vast gesteld. Indien handelingen voldoende generiek worden ingestoken, is een ordening zo flexibel dat voortdurende actualisatie overbodig wordt. Het cultuurhistorisch erfgoed komt voornamelijk tot stand binnen de primaire processen. Vanuit archieftechnisch oog punt gezien zijn dit processen die direct gerelateerd zijn aan het ver richten van specifieke taken van organisaties. Ze vormen daarom ook het archiefwettelijke zwaartepunt in een ordening. De neerslag van deze processen komt voor een deel in aanmerking voor overdracht aan een archiefbewaarplaats. Voor de ondersteunende taken, die generiek zijn voor alle organisatietypen, geldt dit niet of nauwelijks. Archiveren is vooral het aanbrengen van een logische, procesonder steunende ordening. De ordeningsmethodiek moet flexibel en gebruikersvriendelijk zijn, maar moet tevens een volledig en formeel selectiebeleid mogelijk maken. Om dit spanningsveld, inclusief het probleem van digitale archiefbescheiden, te verkleinen, gaan we uit van een Record Management Applicatie (RMA). Een RMA maakt het mogelijk om 'aan de poort' te archiveren: alles wat de organisatie bin nenkomt, verlaat of intern wordt opgemaakt, wordt 'aan de poort' geregistreerd en elektronisch gearchiveerd. Daar zit geen DIV- of Registratuurafdeling meer tussen. Afhankelijk van de te registreren hoeveelheden en autorisaties kan het ordeningskenmerk (het proces) als digitaal of fysiek dossier wor den gebruikt. Dit ordeningskenmerk kan in het RMA worden opge nomen als een map waarin alle documentregistraties een plaats kunnen krijgen. Binnen deze map kunnen, naar gelang de wensen van een gebruiker, submappen worden aangemaakt. Het selectiecriterium is niet aan verandering onderhevig. Uitgangspunten van de ordeningsmethode flexibiliteit van de ordening; cultuurhistorisch erfgoed komt in de primaire processen tot stand; ordening aan de poort en dus selectie aan de bron; registratie op documentniveau; rio, selectielijst en ordeningsplan vormen één allesomvattend instrument. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, bete kent deze methode van het in kaart bren gen van de processen dat de selectielijst en het ordeningsplan één en hetzelfde docu ment vormen. De beheersinspanningen voor onderhoud blijven daardoor beperkt tot dit document. Inrichtingsprincipes Om foutieve ordening en daarmee foutieve selectie te voorkomen, moeten procesbe schrijvingen herkenbaar zijn voor degenen die er mee moeten werken. De processen hoeven niet volledig te worden genoemd; een herkenbaar lemma is voldoende. Het lemma is hier niets anders dan een herken bare term of begrip dat binnen een organi satie wordt gebruikt om een specifiek proces aan te duiden.4 Alle documentaire neerslag die in het kader van de totstandkoming van een proces wordt gevormd, kan onder het lemma analoog en/of digitaal worden gear chiveerd. Het al dan niet aanleggen van één of meer dossiers wordt hierbij vrijgelaten. Een goede ordening behoort zo te zijn opgebouwd dat deze niet bij iedere nieuwe trend hoeft te worden aangepast. De proces sen moeten zo generiek mogelijk worden ingestoken, zodat een zekere 'tijdloosheid' ontstaat. Handelingen met betrekking tot het instellen van commissies zijn hiervan sprekende voorbeelden. Het merendeel van de rio's kent voor iedere commissie een eigen ('instellings')handeling, waarbij alleen de naam van de commissie verschilt. In primaire zin is voor een effectieve orde ning de naam van een specifieke commissie niet van belang. Het gaat bij het formuleren van processen over de inhoud en niet over de vorm. Dat een rapportage een rapportage is, zegt wei nig tot niets over de archivistische waarde van het rapport. Dat het een beleidsrappor- tage of een kwartaalrapportage betreft, bepaalt natuurlijk wel de waarde en daar mee ook de plaats waar en de wijze waarop het moet worden gearchiveerd. Het type rapport bepaalt eveneens het selectiecriteri um. Een maandrapportage komt voor ver nietiging in aanmerking, terwijl een jaar rapportage voor permanente bewaring in aanmerking komt. Een van de grote nadelen van veel rio's is dat de handelingen te specifiek worden ingestoken. De handeling wordt steeds voor een specifiek onderwerp beschreven, waar door voor ieder onderwerp dezelfde hande ling moet worden geformuleerd. Een korte zoekactie in een willekeurig rio naar hande lingen met als formulering: 'Het opstellen en inbrengen [in een overlegorgaan] van bijdragen en standpunten leverde maar liefst 31 handelingen op.5 Nadere spe cificering is archieftechnisch overbodig, zolang de selectiecriteria maar gelijkluidend zijn. De overlegorganen van de in het voor beeld genoemde handelingen kunnen als dossiernaam worden geregistreerd en gear chiveerd onder één proces: 'Het opstellen en inbrengen van Nederlandse bijdragen en standpunten betreffende het vervoer van goederen'. Hierdoor wordt de ordening voor de gebruiker transparanter, waardoor het percentage foutieve rubricering en selec tie kleiner wordt. Als gevolg van het meer generiek insteken van processen, blijven de beheersmatige aspecten tot een minimum beperkt. Bij het formuleren van processen wordt zo veel mogelijk tot clustering overgegaan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de selectiecriteria. Indien deze overeen komen en de procesgebonden inhoud het toelaat, kan tot clustering worden overge gaan. Hierdoor blijft het aantal ordenings rubrieken beperkt en kan een gebruiker uit een geringer aantal rubrieken kiezen. Foutieve ordening en selectie blijven zo tot een minimum beperkt. De handelingen met betrekking tot de ministeriële regelin gen uit het genoemde voorbeeld kunnen dan ook best worden geclusterd met niet- ministeriële regelingen, zolang de genoem de handelingen maar zijn voorzien van het zelfde selectiecriterium. Het onderwerp van de (ministeriële) regels verschilt bij iedere handeling. Dit verschil is binnen een RMA eenvoudig op te vangen door onder de geclusterde handeling een aantal dossiers te maken. De handeling zelf kan dan als volgt worden geformuleerd: 'Het opstellen van (ministeriële) regels'. Als lemma kan dan bijvoorbeeld gekozen worden voor 'Opstellen van (ministeriële) regelgeving'. Conclusie Iedere (overheids)organisatie wordt gecon fronteerd met snel in omvang toenemende digitale bestanden die in archiefwettelijke zin en/of bedrijfsvoerend belang niet of nauwelijks beheerd kunnen worden. Te denken valt aan e-mail, maar ook aan de inhoud van persoonlijke en/of gemeen schappelijke schijven. Om het hoofd te kunnen bieden aan deze situatie is een archiefordening die zowel digitale als analo ge documenten kan beheren van funda menteel belang. Zo'n ordening moet in staat zijn de dagelijkse werkzaamheden zo effectief mogelijk te ondersteunen. Tevens moet deze zijn toegesneden op een heden daags (geautomatiseerd) archiefbeleid. Dat betekent onder meer dat de ordening een procesgebonden karakter moet hebben en dat de geformuleerde processen van selectie criteria moeten kunnen worden voorzien. De van selectiecriteria voorziene ordening moet bij voorkeur op de gebruikelijke wijze formeel kunnen worden vastgesteld. Een combinatie van goed registreren en een pro cesgebonden ordening 'aan de poort' maakt het voeren van een volledig archiefbeleid zeer wel mogelijk. De hier beschreven methode voldoet aan deze eisen. Het resultaat is een op de organi satie en de individuele gebruiker toegesne den procesgebonden ordening die voldoet aan de eisen die in de Archiefwet 1995 en het Archiefbesluit worden gesteld. De han delingen die binnen de methode institutio neel onderzoek worden geformuleerd zijn niet in staat te dienen als flexibele, op gebruikersniveau toegankelijke en toepasba re ordening. Dit gaat zeer zeker op voor taak organisaties, waar een ordening op basis van wetgeving minder zinvol is. De operationele processen die worden ontplooid om vorm en inhoud te geven aan het institutionele kader zijn wel van belang. Binnen deze pro cessen wordt ook in cultuurhistorisch kader geschiedenis geschreven. Niels van Heezik is Business Consultant bij Key Automation BV, Frank Houtman is Beleidsmedewerker Archief bij NS Railinfrabeheer BV. 1. Voor de totstandkoming van dit artikel zijn wij dank ver schuldigd aan Petra Schrauwen, seniormedewerker Informatiebemiddeling, ministerie van OC&W en Eric Carbaat, hoofd bedrijfsarchieven NS Railinfrabeheer BV. 2. Handelend optreden. Overheidshandelen: modellen, onderzoeksmethoden en toepassingen (Rijksarchiefdienst, Den Haag, 1994), pag. 6-12. 3. Ibidem pag. 12. 4. Drs. N. van Heezik en drs. F. Houtman, Rails in Beheer Concept procesgebonden ordening, NS Railinfrabeheer BV. 5. Drs. N. Marcelis, M. de Koning en drs. A. Spieksma, Goed vervoerd. Een institutioneel onderzoek naar het beleidster rein goederenvervoer, 1945-1996 (PIVOT-rapport 86). archievenblad april 2003 april 2003 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 9