juridische zaken Zijn familie heeft na zijn dood wei nig of geen belangstelling getoond voor zijn literaire nalatenschap en zijn boe kenverzameling. Al die documenten en boeken zijn ter beschikking gesteld van een bloemlezer die zich met succes heeft beijverd voor het uitgeven van zijn lite raire werk, tot en met fraaie uitgaven van Polak en Van Gennip toe. De mensen uit de wereld van de archieven en de biblio theken zullen zich bewust zijn geweest dat de documenten van Arij Prins zich bij zijn bloemlezer bevonden. De titel - de juridische grondslag - waarop dat het geval was, was voor de buitenwereld niet duidelijk en het gebrek aan interesse voor de literaire nalatenschap aan de zijde van de familie van Arij Prins maakt dat de familie ook geen helderheid heeft veroorzaakt. Recent zijn autografen van de literaire verzameling van Arij Prins op de veilin gen gekomen. Dat heeft de aandacht getrokken van het Maritiem Museum te Rotterdam dat graag aandacht besteedt aan de aan scheepswerven gerelateerde literator en, nu de autografen een markt blijken te hebben, is ook één familielied attent geworden op de destijds aan de bloemlezer ter beschikking gestelde documenten en de rechten. Dit verhaal is - net als de geschriften van Arij Prins - naar de natuur getekend, met twee uitzonderingen: in het echt gaat het niet om Arij Prins en ook niet om het Maritiem Museum. Om wie het wel gaat kan ik u niet zeggen, want een kantoorgenoot van mij is nog druk doen de om tot een oplossing in dit geschil te komen. Over de juridische invalshoeken die een rol spelen kan ik wel wat zeggen: auteurs recht en eigendom van de documenten. Het auteursrecht is zonder een schriftelij ke overdracht niet overgegaan; wat de status van de eigendom van de docu menten zelf betreft is de vraag wat partij en (dus die familie en die bloemlezer) bij de leveringshandelingen - jaren geleden - voor ogen hebben gehad, te weten het ter beschikking stellen teneinde een bloemlezing te vervaardigen of over dracht in eigendom. In verband met dat laatste zal het bewijs bij de oplossing van deze zaak doorslag gevend zijn. En over bewijs wil ik het met u hebben, maar nu eens met een eenvoudig voorbeeld buiten archiefver- band, om duidelijk te maken hoe een zaak kan worden beslist door het bewijs, in het bijzonder de bewijslastverdeling. Stel dat ik 1.000 van u leen, omdat ik dat geld dringend ergens voor nodig heb en zoveel niet kan pinnen. U vertrouwt de kwestie - ik ben immers advocaat - en geeft mij 1.000. Ik spreek met u af dat ik het bedrag precies een jaar na vandaag aan u zal teruggeven en leg uit dat wij zo een perfecte - mondelinge - leenover- eenkomst hebben gesloten. Na een jaar klopt u bij mij aan en vraagt de 1.000 terug. "Terug," zeg ik, "dat is bij een schenking nogal ongebruikelijk," waarna ik bij hoog en laag volhoud dat sprake is geweest van een schenking. U hebt mij - zo geef ik aan - materieel willen bevoor delen. We komen er niet uit, zodat de rechter een oplossing moet bieden. Wie moet nu wat bewijzen? Moet ik bewijzen dat het een schenking was of moet u bewijzen dat het een lening was? Er bestaat een regel om tot een oplossing van dit probleem te komen en die regel is niet 'wie stelt, bewijst', hoewel zelfs 90 procent van de juristen denkt dat dat de regel is. U hebt immers wat gesteld en ik heb wat gesteld, dus dan komen we er niet uit. De regel (art. ISO van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) is: 'De partij die zich beroept op rechtsge volgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die fei ten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.' Een bijzondere regel is hier niet aan de orde en de redelijkheid en billijkheid evenmin, dus de hoofdregel geldt: de bewijslast rust op de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten. Dat bent u in de zojuist besproken casus, want ik hoef niks en u wilt uw geld terug en moet dus desnoods het initiatief nemen om naar de rechter te stappen. Bij die rechter vor dert u terugbetaling, een rechtsgevolg dat volgens u verbonden zou moeten wor den aan het bestaan van een leningsover eenkomst. Dan moet u dus ook die leningsovereenkomst bewijzen. U draagt dus de bewijslast, en wie de bewijslast draagt, draagt ook het bewijsri- sico. Want als u niet slaagt in het bewijs, en dat lukt met één partijgetuigeverkla- ring niet - dan sneuvelt ook uw vorde ring. Overigens nog aardig om te weten dat in de pers het begrip bewijslast bijna altijd verkeerd wordt gebruikt. Hoe vaak ver meldt een krant niet dat de officier van justitie heel wat bewijslast bij elkaar heeft, waar men bewijs materiaal bedoelt? Waarom nou toch dat zware accent op bewijs, terwijl het onderwerp van mijn verhandeling archieven en diefstal is? Omdat in beide - grote - zaken die ik voor archieven behandel naar aanleiding van grootschalige archiefdiefstallen alles staat of valt met het bewijs, zowel op strafrechtelijk als civielrechtelijk terrein. De eerste van die zaken betreft iemand die ik maar Van Exel zal noemen. Van Exel heeft, althans dat was de verden king, het Algemeen Rijksarchief, tegen woordig Nationaal Archief, ontdaan van een groot aantal waardevolle stukken, voornamelijk gecancelleerde VOC-obli- gaties. Hoe wordt nu zo'n diefstal of verduiste ring ontdekt? Niet doordat een archief haar bestanden eens naloopt en dan wat mist, maar doordat de stukken op een veiling worden aangeboden. Zo ook hier. Na aangifte tegen Van Exel is de officier van justitie hard van stapel gelopen, maar zij heeft de zaak na jaren uiteinde lijk geseponeerd, omdat zij het bewijs niet rond dacht te krijgen. Dat kan daar mee te maken hebben, dat de strafrechte lijke bewijsdrempel veel hoger ligt dan in civilibusin het strafrecht kan op grond 16 juridische zaken van art. 338 van het Wetboek van Strafvordering slechts het bewijs dat een verdach te een tenlastege- legd feit heeft begaan worden aangenomen, als de rechter daarvan door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen. Wettig en overtuigend bewijs moet derhalve voorhanden zijn. In een civiele zaak mag bewijs worden geleverd door alle denkbare middelen, en is de (vrije) bewijswaardering geheel overgelaten aan de rechter, aldus art. 152 van het Wetboek van Burgerlijke Rechts vordering. Omdat Van Exel de door hem verduister de stukken al had verkocht, is ervoor gekozen om - na beslag te hebben gelegd op zijn vermogensbestanddelen - hem te dagvaarden en schadevergoeding te eisen. In die procedure is de bewijslast verdeling klip en klaar: het Nationaal Archief vordert schadevergoeding, een rechtsgevolg dat aan de diefstal/verduis tering verbonden zou moeten worden, en moet dus bewijzen dat de stukken haar door Van Exel zijn ontstolen, een zogeheten onrechtmatige daad. Dat levert een aantal bewijsproblemen op. Het eerste is het bewijs dat de betrok ken stukken zich ooit in het Nationaal Archief hebben bevonden, een gigan tisch probleem, omdat het ondoenlijk is om alle stukken individueel te inventari seren. Voorshands is dat bewijs door de rechter aangenomen op grond van de gelukkige omstandigheid dat één van de obligaties in een boek is afgebeeld, terwijl verder uit de omschrijving van een omslag - iets in de trant van: dik pak gecancelleerde VOC-obligaties, maar een dun pak werd aangetroffen - werd afge leid dat ook de overige obligaties zich daarin hadden bevonden. Verder werd ook aangenomen dat Van Exel van die stukken in het bezit is geweest, omdat kopieën in zijn kluis werden aangetroffen en afnemers van enkele stukken hadden verklaard het origineel van Van Exel te heb ben gekocht. De rechtbank wilde maar één stap niet maken en dat is dat on danks de vast stelling dat het Nationaal Ar chief de 34 stuk ken heeft gehad en ondanks de vaststel ling dat Van Exel ze alle 34 heeft gehad, te aanvaarden dat Van Exel ze dan ook heeft gestolen of verduisterd. Het Nationaal Archief is nu belast met het bewijs dat Van Exel de stukken heeft gestolen of verduisterd; dat bewijs zal het - bij gebreke van een ontdekking op heterdaad - niet kunnen leveren, zodat de bewijslast hier het bewijsrisico is. Het tussenvonnis van de rechtbank wordt thans in hoger beroep bestreden, waarbij het Hof wordt gevraagd om de techniek van het bewijsvermoeden te han teren. Uit het gegeven dat het Nationaal Archief de stukken heeft gehad, uit het gegeven dat zij nooit stukken verkoopt of weggeeft en uit het gegeven dat Van Exel de stukken in originali heeft gehad, kan toch op z'n minst genomen het vermoe den worden afgeleid dat hij ze ook heeft gestolen. Het is dan een toegelaten tech niek dat de rechter op basis van dergelij ke gegevens het vermoeden uitspreekt dat Van Exel de stukken heeft gestolen, welk vermoeden hij door middel van tegenbewijs mag ontkrachten door aan te tonen dat hij de stukken op rechtmati ge wijze heeft verkregen. Hoe het afloopt kan ik u niet vertellen, want het Hof moet nog uitspraak doen. Een handicap in deze zaak is het gegeven dat eerst vanaf het begin van de jaren negentig geautomatiseerde bezoekersre gistraties hebben plaatsgevonden, terwijl de diefstallen/verduisteringen mogelijk ook in de jaren tachtig of zelfs eerder hebben plaatsgehad. Die registraties zijn een waardevol hulpmiddel bij de bewijs voering, doordat kan worden aange toond dat iemand een bepaald inventa risnummer - van waaruit stukken zijn verdwenen - heeft geraadpleegd. Nu kan die vervreemding ook door een andere raadpleger van het inventarisnummer hebben plaatsgevonden, maar bij bepaal de aantallen - ik sprak zojuist over 34 - is dat een voor de burgerlijke rechter niet meer aanvaardbare toevalsmogelijkheid. De andere zaak waar ik bij betrokken ben, kent een geheel ander verloop. Het ging daar om iemand die ik maar Oostenbrugge zal noemen. Oosten- brugge werd bij het verlaten van de stu diezaal op heterdaad aangehouden, met een originele prepostaal - een brief uit het pre-postzegeltijdperk, zo heb ik mij laten vertellen - onder zijn jas. In geval van heterdaad is eenieder (art. 53 van het Wetboek van Strafvordering) bevoegd een verdachte aan te houden en aldus geschiedde. Prompt werd aangifte ge daan en binnen de kortste keren stond de politie bij Oostenbrugge thuis, om huis zoeking te doen. Ter plaatse werd een zeer indrukwekkende verzameling van ruim 3.000 prepostalen aangetroffen, die gemakshalve maar integraal in beslag werd genomen. Het verschil met een civiel beslag is dat bij een strafvorderlijk beslag de politie hetgeen in beslag is genomen ook daadwerkelijk mag meene men, en eventueel een bewaarder mag aanstellen. Aldus geschiedde, maar wie werd - toevallig - als bewaarder aange steld? Juist, het Nationaal Archief. Dat gaf mooi de gelegenheid om deze prepos talen aan een nadere bestudering te onderwerpen, waarbij betrokkenen van de ene in de andere verbazing vielen en de helft van de stukken bij wijze van spreken zo in de kast konden terugzetten of in kasten van archieven elders in Nederland. Ook hier wreekte zich de lastige bewijs positie, hetgeen ertoe leidde dat de offi cier van justitie - ondanks intensieve samenwerking met 24 deelnemende archieven, die de handen ineen hadden geslagen - slechts het bewijs van de heterdaad rond kreeg. Omdat een civiele actie hier welhaast ondoenlijk leek - het bewijs van eigendom van bijna 1.900 stukken zou dan geleverd moeten wor den, logistiek ondoenlijk - is in overleg met de officier van justitie een andere Archieven en diefstal Door Willem Heemskerk* Arij Prins genoot vooral bekendheid aan het begin van de twintigste eeuw als Nederlandse vertegenwoordiger van het naturalisme, geïnspireerd door grote Franse voorbeelden, onder wie Zola. Zijn literaire activiteiten betroffen niet zijn hoofdberoep. Hij was, woonachtig te Schiedam, fabrieks directeur en heeft ook gewoond en gewerkt in Londen en Hamburg. Bewijslast Strafrecht archievenblad december 2002 Beveiligingspoortjes bij de studiezaal van het Zeeuws Archief. Foto Leo Hollestelle. december 2002 Heterdaad archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2002 | | pagina 8