ÖMEFA
functie ÉI
design j
Wij scheppen weer orde
Rekken en kasten
Archiefrekken
Studie- en IT-tafels
Dealing en control desks
Deskundige en discrete specialisten
in traditionele en digitale archivering
bij instellingen en bedrijven.
Ook voor specifieke training
van archiefpersoneel.
Aletta Jacobsstraat 28 - Waalwijk
Telefoon 0416 - 34 89 80 - www.voorzee.nl
I 43
documentbehandeling, training en service
Postbus 5014
8260 GA Kampen
Tel.: +31(0)38 3370444
Fax: +31(0)38 3312285
E-mail: info@bomefa.nl
www.bomefa.nl
Ook de door Peters en André de la Porte
herontdekte en prachtig gefotografeerde
grafitti die Nederlanders aanbrachten in
een tempeltje op de kust vormt een mooi
uitgangspunt voor het oproepen van de
historische sensatie. Peters geeft een kleur
rijke voorstelling van het dagtochtje dat
vele Nederlanders maakten vanuit het
plaatsje Sadras naar de 'Vogelberg', waar
eeuwenlang twee gieren om twaalf uur
's middags door een priester gevoerd wer
den. Peters beschrijft uitgebreid wie met
wie de berg opging en wat de Nederlandse
bezoekers van dit kleine stukje India von
den.
Het boek behandelt dan ook, zoals de titel
belooft, alle aspecten van het leven van
Nederlanders op de Coromandelkust, zoals
ziekte, twist, corruptie, rijk worden enzo
voorts. Vooral het hoofdstuk 'Op zoek
naar rijkdom en avontuur' geeft een goed
beeld van de motieven van VOC-dienaren
en hun vrouwen en echtgenotes in spe.
Veel vrijsters wilden naar Azië 'om luy
ende lecker te leven ende een grote dame
te sijn ende voorts met gout opgepronckt
te werden,' citeert Peters de bewindhebbers
van de VOC, die al snel paal en perk stel
den aan het vervoer van vrouwen met
VOC-schepen naar de Oost. Mannen gin
gen meestal naar de Oost 'als het hamme
tje op is' - op zoek naar een beter bestaan.
In de loop van de zeventiende eeuw ont
stonden op de kust wat Peters noemt:
'gezellige Nederlandse kolonietjes.' Veel
VOC-dienaren stichtten er een gezin. Niet
alleen met vrouwen uit het vaderland (van
wie de aanvoer als gezegd beperkt was),
maar ook met mestieze (van 'gemengd'
bloed) of Indiase vrouwen. Aan deze kolo
nietjes kwam in 1690 een eind toen alle
gehuwden verplicht naar Batavia (Jakarta)
of Ceylon (Sri Lanka) moesten verhuizen.
In de periode daarna werden de VOC-han-
delsposten op de kust vooral bemand door
vrijgezellen, hoewel in de loop van de
achttiende eeuw het aantal gezinnen wel
weer toenam.
De periode rond 1690 was sowieso een
moeilijke voor de Nederlanders op de
Coromandelkust. De inspecteur Van Reede
tot Drakestein en zijn assistenten hielden
onder het sjacherende VOC-personeel ter
plaatse huis als de wrake gods. Verder was
de Mogolkeizer uit Noord-India bezig met
veroveringen in het gebied, wat tot grote
hongersnoden leidde, waardoor ook nog
eens de handel instortte. De schrijver
Daniel Havart, aan wie Peters een hoofd
stuk wijdt, maakte van nabij mee wat hij
zag als de bloeitijd van de VOC-vestigin-
gen op de Coromandelkust en schreef een
boek met de veelzeggende titel Op- en
ondergang van Coromandel. Zelf was Havart
net voor de 'ondergang' van de kust ver
trokken. Veel van zijn vrienden kwamen
echter wel in de klauwen van de commis
sie van Van Reede terecht en de klachten
van Havart over de behandeling van die
vrienden zijn welicht iets te letterlijk in In
steen geschreven terecht gekomen.
Peters blijft dan ook zeer dicht bij de
Nederlandstalige bronnen en dat heeft
zowel voor- als nadelen. Aan de ene kant
dragen de vele citaten die het boek telt bij
aan het tot leven brengen van de toestand
van de VOC-mensen in Coromandel, aan
de andere kant vertekent dit het beeld
enigszins. De persoon die in de Neder
landse bronnen de Gouverneur van
Coromandel wordt genoemd was alleen
maar de gouverneur van de VOC-factorij-
en op de Coromandelkust; de overige 99,9
procent van de kust werd geregeerd door
Indiërs en mensen van West- en Centraal-
Aziatische komaf, met uitzondering van
enkele andere Europese factorijen. De
Aziatische omgeving verwordt in zo'n een
zijdig perspectief (dat in veel 'VOC-boe-
ken' van de laatste tijd vigeert) al snel tot
een toevallig decor.
Om terug te komen op de wie-vraag: de
relatie die het boek im- en expliciet legt
tussen de doden van de Coromandelkust
en de lezers van dit boek is duidelijk: dit
waren Neerlands voorvaren, hun graven
zijn Nederlands erfgoed in India. Ook de
namen die de Nederlanders uitbeitelden in
het tempeltje van de god Shiva zijn als erf
goed te zien. Dit waren 'niet zo maar
namen,' zoals Peters het zegt in het voor
woord, 'het waren namen van Neder
landers.' Het boek is een voorbeeld van
heritage, zoals dat door de Amerikaanse his
toricus David Lowenthal wordt onder
scheiden van history. 'History verkent en
verklaart verledens die door de tijd steeds
ondoorzichtiger zijn geworden; heritage
verheldert verledens om ze met huidige
doeleinden in te blazen,' schrijft Lowen
thal in The Heritage Crusade and the Spoils of
History (1998). Zo'n heritage-benadexing is
waardevol voor een maatschappij die om
identiteitsbevestiging vraagt (zoals de hui
dige Nederlandse), maar heeft haar telesco-
pisch perspectief tot nadeel. In dit perspec
tief lijkt alleen alles wat eigen is - in dit
geval Nederlands - van belang te zijn
geweest in het verleden.
Het boek is echter zeker niet neo-koloni-
aal. In tegenstelling tot veel foto's van
gebouwen en landschappen uit het kolo
niale tijdperk, waaruit de inlanders zorg
vuldig zijn weggepoetst (alsof Azië wagen
wijd openstond voor de kolonisten), staan
hier Indiërs vaak prominent op de foto.
Dat maakt de foto's van André de la Porte
briljant. Op de foto's zien we de botsing
tussen het Nederlandse erfgoed en de
hedendaagse Indiërs, van wie weinigen
tijd en middelen hebben om zich om
eigen of andermans erfgoed te bekreunen.
De mensen die bij de Nederlandse graven
en andere steenhopen op de foto staan,
hebben duidelijk geen idee waarom Peters
en André de la Porte zo geïnteresseerd zijn
in die objecten. Peters beschrijft hoe hun
Indiase chauffeur aan de omstanders pro
beerde uit te leggen wat zij zochten: "They
are Americans from Holland and they are
looking for dead bodies." Ook zijn op een
aantal foto's huidige bestemmingen van
grafstenen en begraafplaatsen te zien: een
grafsteen als wasbord of douchevloertje,
een begraafplaats als cricketveld. Het
mooist is misschien nog wel de foto waar
op het graf van Jan de Cort fungeert als het
toevallige decor voor een portret ten voe
ten uit van een anonieme Indiase dame op
leeftijd.
Het boek is kort gezegd een verbazingwek
kend document over vergeten erfgoed en
een nuttig naslagwerk voor historici en erf
goedjagers. Voor de historicus zijn de bio
grafische gegevens en de informatie over
netwerken en huwelijksverbintenissen van
belang om te begrijpen waarom bepaalde
personen de dingen zeiden en deden die ze
zeiden en deden. Voor genealogen, erf
goedjagers bij uitstek, is een VOC-dienaar
in de familie altijd een aanwinst. Marion
Peters vertelt dat zij al door zo'n tien naza
ten van personen uit het boek is benaderd
met de vraag of ze nog meer gegevens
heeft over die personen, of met aanvullin
gen. Opvallend vindt zij dat veel eenvou
dige namen uit die tijd nu tot dubbele
namen zijn geworden: 'die families heb
ben het in Azië gevonden fortuin goed
vast weten te houden.' Veel historici (voor
al in Azië) vragen zich van oudsher af of
dat laatste niet voor de West-Europese
samenleving als geheel geldt. Temidden
van zulk gekrakeel leggen de foto's in dit
boek een nieuwe verbinding tussen Azië
en Europa, en tussen heden en verleden.
Gijs Kruijtzer, verricht promotie-onderzoek aan de
Universiteit van Arizona naar identiteitsvorming in het
zeventiende-eeuwse Zuid-lndia.
december 2002 archievenblad I