e c e n s i e s
gnalemente
Solidair
in
GEZONDHEID
36 I
Geert Souvereyns, Solidair in gezondheid.
100 jaar christelijk mutualisme in de Kempen.
literatuur
W*"
Wie zich in België tegen ziektekosten
wil verzekeren, moet zich ongeacht de
hoogte van zijn inkomen melden bij een
mutualiteit. Men kan daarbij kiezen tus
sen een christelijke, een liberale of een
socialistische mutualiteit. Verder doet
men er verstandig aan zich ook te verze
keren tegen de eigen bijdragen die voor
bijna alle behandelingen worden
gevraagd en die in ons buurland bekend
staan onder de fraaie term van 'remgel
den'.
Bij gelegenheid van het honderdjarig
bestaan gaf het CM-Verbond van het
arrondissement Turnhout opdracht tot
het schrijven van zijn geschiedenis. De
schrijver, Geert Souvereyns, heeft zijn
taak in elk geval niet licht opgevat. Voor
zijn bronnen doorzocht hij het bij het
Katholiek Documentatiecentrum in
Leuven (KADOC, de Belgische zusteror
ganisatie van het Katholiek Documenta
tiecentrum in Nijmegen) gedeponeerde
archief van de organisatie die in 1901
werd opgericht als het Verbond der Pen
sioenkassen, later omgedoopt tot het
Verbond der Voorzienigheidskassen. Hij
nam ook de moeite de archieven op te
sporen van de gewestelijke secretariaten,
maar hiervan bleek veel verloren te zijn
gegaan. De secretaris van de plaatselijke
kas placht de stukken onder zich te hou
den en na zijn dood verdwenen deze niet
meer nodig geachte paperassen in haard
of kachel. Bij particulieren trof hij niette
min nog enkele oude archieven aan,
onder meer de verslagboeken van het in
1868 opgerichte Turnhoutse St. Jozef-
gilde der Timmerlieden. Overigens is de
situatie in Nederland niet veel beter: een
in 1994 uitgevoerd onderzoek naar de
archieven van ziekenfondsen leidde tot
de conclusie dat deze toen nog meren
deels, voor zover zij bewaard gebleven
waren, bij de archief
vormers berustten. Het
in maart 2002 van start
gegane Historisch Ken
niscentrum Zorgverze
keraars, dat is onderge
bracht bij de Vrije Uni
versiteit te Amsterdam
en dat wordt geleid
door de in deze materie
uitstekend ingevoerde
dr. Karei-Peter Com-
pagne, kan op dit ter
rein nog veel goeds tot stand brengen.
Het Stadsarchief Turnhout leverde veel
en fraai fotomateriaal waarmee het boek
kon worden verlucht. De bijschriften bij
de foto's geven vaak in kort bestek weer
waar de eigenlijke tekst bladzijden over
doet.
Het arrondissement Turnhout beslaat de
Antwerpse Kempen. Deze streek liep tot
in de jaren zestig van de vorige eeuw
sterk achter in ontwikkeling. De urbani
satiegraad was hier gering, de grond niet
erg vruchtbaar, de verbindingen slecht
en er waren geen delfstoffen. De indus
trialisatie kwam derhalve traag op gang.
De Kempen was het land van de kleine
boeren die met hun gezin en wat vee
kleine, vaak ver uiteengelegen stukjes
grond bewerkten. Tegenover een hoge
arbeidsproductiviteit stonden geringe
opbrengsten, anders gezegd er moest kei
hard gewerkt worden voor een sober
bestaan. De katholieke kerk was in dit
afgelegen gebied oppermachtig. De
bevolking was gewend om te doen wat
de pastoor had gezegd.
Na 1880 begon de industrialisatie echter
van de grond te komen en nam de bevol
king na decennia van stagnatie toe. Rond
1900 ontdekten geologen dat zich diep
in de bodem van de Limburgse Kempen
winbare steenkoollagen bevonden en
men hield er rekening mee dat ook in de
Antwerpse Kempen kolenmijnen zouden
ontstaan. Geestelijkheid en elite voorza-
gen dat met de komst
van fabrieken en arbei
ders het gevreesde
socialisme wel eens
voet aan de grond zou
kunnen krijgen. Op de
ernstige arbeidersrellen
in Wallonië in 1886
hadden de katholieken
al gereageerd door een
eigen sociale leer te
ontwikkelen waarin
patroon en werkman
niet tegenover elkaar
zouden staan, maar in
overleg samen de pro
blemen zouden oplos
sen. De in 1891 uitge
geven pauselijke encycliek 'Rerum
Novarum', die weliswaar voor meer inter
pretaties vatbaar was, maar wel op deze
lijn zat, gaf de nieuwe beweging een
goede rugdekking. Juist in dat jaar ont
stond in de grootste stad, Turnhout, de
eerste mutualiteit, terwijl al wat eerder in
veel dorpen en stadjes particuliere pen
sioenkassen van de grond waren geko
men. Hoe arm de bevolking ook was,
men was bereid om centen opzij te leg
gen voor een rente op de oude dag.
Opmerkelijk zijn de mutualiteiten voor
vrouwen die in 1896 voor het eerst wor
den vermeld en die pas kort voor 1930
zouden opgaan in de gemengde, overi
gens steeds door mannen bestuurde
mutualiteiten. De beweging werd een
groot succes: niet alleen was in 1931 20
procent van de bevolking aangesloten,
maar ook de socialisten kregen, behalve
in Turnhout, geen voet aan de grond.
Hoewel de Brusselse overheid in 1903
een ongevallenwet tot stand bracht, stag
neerde het proces van sociale verzeke
ringswetgeving tot na de Tweede Wereld
oorlog. Evenals Nederland raakte België
in de greep van de verzuiling met een
socialistische, een katholieke en een libe
rale zuil. In het parlement stonden etatis-
tisch ingestelde socialisten tegenover
katholieken die het particulier initiatief
zoals de mutualiteiten voorop stelden en
meenden dat de staat zich diende te
beperken tot subsidiëring van datgene,
literatuur
wat door de locale elites werd geïnitieerd.
De katholieke groep was echter, zoals ook
in Nederland, intern verdeeld. Tegenover
ouderwetse ondernemers die niets moes
ten hebben van sociale wetten, stonden
bevlogen intellectuelen en priesters die
de arbeider uit zijn misère wilden bevrij
den. Pas in 1945 kwam er een verplichte
verzekering tegen ziekte en invaliditeit.
De uitvoering hiervan werd aan de mutu
aliteiten opgedragen. Wat toen dreigde en
tijdig door de bestuurders werd onder
kend, was dat deze instellingen hun auto
nomie zouden verliezen en zouden ver
worden tot bureaucratische, ver van de
cliënt afstaande lichamen. Het was dus
zaak de eigen identiteit te versterken. Zo
kwam er een aanvullende, vrijwillige ver
zekering en organiseerde CM Turnhout
vakantiereizen voor de jeugd naar
Zwitserland, iets wat in de jaren vijftig
nog een ongehoorde luxe was. Het CM-
Verbond ontdekte de waarde van het
maatschappelijk werk dat persoonlijke
contacten met zich meebracht en wierp
zich op de zorg voor ouderen en speciale
groepen zoals gehandicapten.
Het boek is bijzonder rijk aan informatie
en voor archiefdiensten in Noord-Brabant
en Limburg een must. De diensten elders
in Nederland kan ik het eveneens aanbe
velen, ook al omdat soms sprake is van
een opmerkelijke parallellie tussen beide
landen. Zo installeerden de beide regerin
gen in ballingschap in Londen tijdens de
oorlog een studiecommissie die een
blauwdruk voor een nieuw en beter stel
sel van sociale verzekeringen moest ont
werpen. In beide landen vergaderden
afgevaardigden van de vakbeweging en
werkgeversorganisaties in het geheim
over een andere sociale orde, waarbij het
uitgangspunt zou moeten zijn dat je met
samenspel en overleg verder kwam dan
met stakingen en strijd.
Een punt van kritiek is de wijze waarop de
auteur zijn onderwerp in de context
plaatst. Hij trekt steeds vergelijkingen
met de katholieke mutualiteiten elders in
het land en met de grote concurrent, de
socialisten. Hij laat goed uitkomen dat de
industrialisatie een belangrijke bepalende
factor was en verklaart ook hoe de verzui
ling het wetgevingsproces vertraagde. De
relatie met de ontwikkelingen van de
andere sociale verzekeringen wordt ech
ter niet gelegd, waardoor de lezer onvol
doende zicht krijgt op de inbedding van
de mutualiteiten in de sociale zekerheid.
Onbevredigend vond ik ook zijn behan
deling van de verhouding tot de artsen,
terwijl we al helemaal niets horen over de
ontwikkeling van gezondheidszorgvoor
zieningen, zoals kruisverenigingen en zie
kenhuizen. Helemaal aan het einde van
het boek lezen we ineens dat Turnhout
twee ziekenhuizen heeft, het in 1981 ge
opende ziekenhuis van het CM-Verbond
en een gasthuis van het Openbare
Centrum voor Maatschappelijk Welzijn
(OCMW), de opvolger van de negentien-
de-eeuwse Commissie voor Openbare
Onderstand, welke laatste instelling min
of meer analoog is aan het burgerlijk arm
bestuur in Nederland. Deze manco's han
gen samen met het feit dat dit boek is
geschreven in opdracht van het hoofdbe
stuur van het CM-Verbond. Het feit dat
ook in Nederland een groot deel van de
geschiedschrijving van de zorg nog steeds
verband houdt met jubilea of fusies en
dat dit zijn gevolgen heeft voor de vraag
stelling van de historicus, is vorig jaar al
aan de orde gesteld door Marijke Gijswijt-
Hofstra en Harry Oosterhuis in de
Bijdragen en Mededelingen betreffende de
Geschiedenis der Nederlanden (jaargang
2001, p. 162-197). Een groot pluspunt is
echter weer, en daarmee zou ik deze
bespreking willen afsluiten, dat de schrij
ver zijn werk baseerde op primaire bron
nen en daar heel wat uithaalde.
Thimo de Nijs en Eelco
Beukers (red.), Geschiedenis
van Holland. Deel 1: tot 1572.
Het eerste exemplaar van deel I van
de Geschiedenis van Holland werd over
handigd aan ZKH prins Willem-
Alexander tijdens een feestelijke bijeen
komst op 22 mei jl. in de Ridderzaal te
Den Haag. De overige delen verschijnen
nog voor het einde van het jaar. Dit deel
begint in de Romeinse tijd, alhoewel de
sedentaire geschiedenis van Holland
teruggaat tot de Oude Steentijd. Holland
was in die tijd echter nog geen politieke
eenheid. Historici, archeologen en
kunsthistorici komen aan het woord en
beantwoorden de vraag hoe het komt
dat het graafschap Holland zich in de
tweede helft van de Middeleeuwen zo
voortvarend ontwikkelde en hoe in deze
periode de basis werd gelegd voor de
typisch Hollandse cultuur.
37
Jff®;
Uitgegeven door CM Turnhout in samenwer
king met het KADOC te Leuven, 2001
Geen ISBN-nummer, 367 blz.
100 jaar
christelijk mutualisme
in de Kempen
Geert Souvereyns
1 archievenblad augustus 2002
Ton Kappelhof,
Instituut voor Nederlandse Geschiedenis,
Den Haag
Signalementen door Patricia Böschen, Eric Hennekam en Harry Strijkers
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2002
ISBN 90-6550-682-9, 322 blz., 25,00,
setprijs voor 3 delen (4 banden) 90,00
augustus 2002
archievenblad