rchieven en oderwijs DIVA-enquête archief en educatie archief en educatie In de winter van 2001-2002 vroeg DIVA de archiefbeherende instellingen naar hun activiteiten op het gebied van onderwijs. Van de 243 aangeschreven instellingen en organisaties reageerden er 96 op deze oproep van DIVA: 8 rijksar chieven, 58 gemeente- en streekarchie ven, 25 particuliere archieven en 5 water schappen retourneerden de enquête Archieven en Onderwijs. Van deze respondenten gaven 39 instellingen aan een medewerker in dienst te hebben die belast is met educa tie, in percentages: 41 procent van de instellingen heeft een educatief mede werker in dienst (100 procent van de rijksarchieven (8), 34 procent van de gemeente- en streekarchieven (20), 36 procent van de particuliere archieven (9), 40 procent van de waterschappen (2)). Van de 57 instellingen die momenteel nog niet een educatiefunctie ingesteld hebben, wensen 31 respondenten in de toekomst educatie in het takenpakket van de instelling op te nemen. Indien geen medewerker met educatie belast is, worden tijdgebrek en het ontbreken van financiële middelen het vaakst als reden aangedragen (resp. door 24 en 29 instel lingen). Overige redenen zijn: andere pri oriteiten, het ontbreken van deskundig heid, de kleine omvang van de instelling (formatie en/of huisvesting) en herstruc turering (reorganisatie, fusie, vacatures). Niet alle instellingen hebben middelen begroot voor educatiebeleid. Het aantal fte's dat deze 39 instellingen beschikbaar hebben voor educatie varieert tussen 0,1 fte en 2 fte, maar ligt gemiddeld rond de 0,7 fte. 29 Instellingen hebben een bud get voor deze onderwijstaak (30 procent). Veertien medewerkers hebben educatie tot taak, maar geen financiële middelen om aan deze taak te besteden. I 70% ro c 6o% 50% 40% Van de 96 instellingen geven 47 (49 procent) aan over voldoende expertise te beschikken om een actief beleid te ont wikkelen met betrekking tot onderwijs. De helft van de respondenten beschikt derhalve naar eigen zeggen niet over vol doende deskundigheid. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat 77 procent van de respondenten (in absolute aantal len 74) meent dat deskundigheidsbevor dering op het gebied van educatie nood zakelijk is. Deskundigheidsbevordering zou voor verschillende organisaties een punt van aandacht moeten zijn. De vraag welke organisatie deze taak op zich zou moeten nemen, wordt niet eenduidig beant woord: 40 procent (38 instellingen) noemt de Archiefschool of (archief)oplei- ding, 21 procent (20 instellingen) ziet dit als taak van de beroepsverenigingen en 38 procent (36 instellingen) ziet hier een rol weggelegd voor DIVA. Daarnaast wor den onder andere de lerarenopleidingen geschiedenis, scholen/onderwijsinstel lingen (en de docenten) of organisaties als de Vereniging van Geschiedenis leraren in Nederland (VGN) of de SLO en de ondersteunende regionale instellin gen (erfgoedhuizen bijvoorbeeld) ge noemd. Eén respondent oppert om voor de educatietaak geen archiefmensen aan te trekken, maar mensen met een onder- wijsachtergrond. Een ander wijst erop dat de taak van DIVA vooral moet liggen in informatie-uitwisseling. Een middel om deskundigheidsbe vordering te bereiken zou een landelijk overlegorgaan kunnen zijn. De menin gen zijn echter verdeeld over het nut van zo'n landelijk overleg. 41 Instellingen (43 procent) spreken zich positief uit, maar met hier en daar kanttekeningen (mits geld en tijd beschikbaar zijn; mits dieper wordt ingegaan op de materie; mits het overleg leidt tot ter beschikking komen van meer middelen voor educatie), omdat als grootste nadeel gezien wordt de tijd die het overleg in beslag neemt. Vaak is er weinig tijd voor educatieactivi teiten in de archiefbeherende instelling en dus evenmin voor (nog) een overleg. De vraag wordt dan ook acht keer niet beantwoord, met een enkele keer dezelf de toelichting. Eén instelling die een lan delijk overleg zou wensen, wijst erop dat dit al bestaat, namelijk het LNE (Lan delijk Netwerk Erfgoededucatie). Van de 47 (49 procent) instellingen die deze vraag met 'nee' beantwoorden, wil (in ieder geval) 1 instelling wel een provinci aal overleg. Bij het opzetten van een lan delijk overleg moet in elk geval vooraf duidelijk over de doelstelling worden nagedacht. Daarnaast moet gekeken wor den of het niet zinvoller is om de lokale c.q. regionale infrastructuur te stimule ren, zodat op provinciaal niveau een betere samenwerking tot stand komt. 31 Instellingen die pleiten voor deskun digheidsbevordering zien niets in een landelijk overleg, 38 wel, 5 doen geen uitspraak. Eenzelfde vergelijking valt tevens te maken als men kijkt naar de beschikking over een educatiemedewer ker en expertise: 27 instellingen met een educatief medewerker willen een lande lijk overleg, 36 instellingen zonder mede werker voelen evenmin iets voor een overleg; 7 instellingen zonder medewer ker en zonder expertise op gebied van educatie en 1 instelling met medewerker en expertise doen geen uitspraak; 30 instellingen zonder expertise op dit gebied wensen daarvoor ook geen lande lijk overleg, 30 instellingen met deskun digheid in huis hebben wel behoefte aan een dergelijk overleg. Verschillende overlegorganen, zowel op instellingsniveau (regionaal en landelijk) als met onderwijsinstellingen, bestaan uiteraard al. 44 Instellingen (46 procent) zijn betrokken bij een overleg over omge- vingsonderwijs of CKV-activiteiten (Cul turele en Kunstzinnige Vorming) en het gebruik van archiefmateriaal binnen het onderwijs. Bij 55 instellingen (57 pro cent) maken scholen deel uit van het relatienetwerk van de instelling (zowel structureel als incidenteel). Als redenen voor het niet bestaan van een dergelijke relatie met scholen wordt met name tijd gebrek bij de medewerkers van de archiefinstelling genoemd (22 instellin gen). Bovendien zijn het ontbreken van deskundigheid (11 instellingen) en ande re prioriteiten (12 instellingen) redenen hiervoor. Het archiefwezen heeft wel degelijk iets interessants te bieden voor het onderwijs. Dat geven instellingen ook zelf aan. Ondermeer het gebruik van internet (en met name Kennisnet) door scholen, de aandacht voor omgevingsge schiedenis en de CKV-vakken, het studie huis waarin leerlingen zelfstandig met opdrachten aan de slag moeten, worden door instellingen als invalshoeken gege ven voor het ontwikkelen van materiaal voor onderwijs. Het onderwijs heeft behoefte aan illustratiemateriaal. De archiefbronnen in de archieven leveren hiervoor uiteraard prachtig studiemateri aal. Het aanbieden van lokale en regiona le geschiedenis, of van een wegwijzer met lokale informatie voor docenten en leerlingen op digitale wijze kan door een archiefbeherende instelling dan ook uit stekend ondersteund worden. Van de respondenten voert 46 procent (44 instellingen) een actief beleid om scholen, met hun leerlingen, als publieks groep te bereiken. De meeste aandacht gaat uit naar het studiehuis (HAVO: 40 procent, VWO: 39 procent) en het basis onderwijs 9-12 jaar (31 procent). De instellingen is gevraagd naar het soort onderwijsactiviteiten dat zij aanbieden. De volgende gegevens zijn gebaseerd op de antwoorden die de instellingen op vra gen naar soort lesmateriaal gaven. Dit resultaat is zoveel mogelijk aangevuld met de overzichten van concrete aange boden producten indien deze vragen niet beantwoord werden. Door de eigen inter pretatie van soort lesmateriaal geven de aantallen slechts een indicatie van waar de archiefbeherende instellingen nadruk op leggen bij lesontwikkeling en onder wijsactiviteiten. Veelal worden in ieder geval rondleidin gen gegeven (47 instellingen) en 31 instellingen bieden lesbrieven aan (waar van 1 instelling nog met de ontwikkeling bezig is). 24 Instellingen hebben een website waarop educatiemateriaal on line beschikbaar is. In een aantal gevallen is deze website door meerdere instellingen in een regio gezamenlijk ontwikkeld (onder meer: www.geschiedenisbus.nl. www.flevolandbovenwater.nl). Onder steuning bij de ontwikkeling van lesma teriaal wordt door 23 instellingen gebo den en is bij 2 instellingen op verzoek van scholen mogelijk. De participatie in schoolprojecten ligt voor de vakken geschiedenis en CKV het hoogst (beide: 26 instellingen), respectievelijk 7 en 12 instellingen participeren in projecten voor maatschappijleer en aardrijkskunde en 11 instellingen noemen een ander vak. 13 Instellingen participeren in lan delijke projecten. Educatie is binnen het archiefwezen zeker geen geheel onontgonnen gebied. Maar men geeft duidelijk aan dat er veel voor verbetering vatbaar is. Zo is er met name gebrek aan tijd/personeel en finan ciële middelen. Bovendien moet er aan dacht komen voor deskundigheidsbevor dering voor de medewerkers van de instellingen. Hier ligt voor verschillende instellingen een rol. DIVA wil deze rol invullen door onder andere jaarlijks een studiedag te wijden aan educatie. In 2002 zal deze bijeenkomst plaatsvinden op 3 december. Meer informatie kunt u de komende periode lezen in het Archieven blad of op de website van DIVA. Daarnaast wordt gewerkt aan een agenda die instellingen zal stimuleren om aan de slag te gaan met activiteiten voor het onderwijs en die hen bij de ontwikkeling begeleidt als het gaat om informatiever garing, samenwerking en expertise. Voor een uitgebreidere analyse van de enquête Archieven en onderwijs kunt u terecht op de website van DIVA, www, divakoepelnl Meer informatie over archieven en educatie is verkrijgbaar bij Wendy de Visser, e-mail: diva@divakoepei.nl, tel. (020) 462 77 22. 14 15 Door Wendy de Visser* Staatssecretaris voor Cultuur R. van der Ploeg maakte in 2000 duidelijk dat hij meer aandacht bij erfgoedinstellingen wilde voor nieuwe doelgroepen. Daarbij werden jonge ren expliciet genoemd. Deze omslag in doelgroepbenadering deed al eerder zijn intrede bij musea, maar is inmiddels ook terug te vinden bij archiefbeherende instel lingen. De educatiemedewerker Medewerker in dienst belast met educatie educatiemedewerker geen educatiemedewerker Redenen voor het ontbreken van een educatiemedewerker 29 24 19 21 19 1 educatie is geen prioriteit tijdgebrek H ontbreken financiële middelen B ontbreken deskundigheid H anders Knelpunten algemeen 72% 80% co o s 30% 3 20% S 10% ai 0% gebrek aan tijd personeel ontbreken financiële middelen H ontbreken deskundigheid 9 gebrek aan goede ontvangstruimte weinig medewerking scholen B weinig medewerking medewerkers weinig medewerking management B andere knelpunten t1 /o 29% Expertise Voldoende expertise in huis 36% voldoende expertise, educatiemedewerker B voldoende expertise, geen educatiemedewerker onvoldoende expertise, educatiemedewerker onvoldoende expertise, geen educatiemedewerker B expertise is niet relevant, geen educatiemedewerker Overleg en samenwerking Scholen als publieksgroep Prioriteit één: deskundigheidsbevordering Wendy de Visser is beleidsmedewerker bij DIVA. archievenblad juni 2002 juni 2002 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2002 | | pagina 7