literatuur
werd overgenomen, wordt echter in het
boek niet duidelijk gemaakt. Alleen zijde
lings vermeldt Mörzer Bruyns dat in ons
land het onderwijs te wensen overliet en
dat niet de overheid maar bevlogen indi
viduen verantwoordelijk waren voor de
innovaties op navigatiegebied. Tot halver
wege de negentiende eeuw betrof dit veel
al kapiteins, daarna waren het de weten
schappers aan wal die het voortouw
namen. Onbesproken blijft echter of deze
ontwikkeling in Nederland afweek van
andere toonaangevende maritieme naties.
Tot slot dient niet onvermeld te blijven
dat in het boek schitterende afbeeldingen
staan van zeekaarten, sextanten, kompas
sen en andere instrumenten uit de verza
meling van het Nederlands Scheepvaart
museum. Al lezende bekroop mij het
gevoel dat de collectie van het museum de
komende tijd fors zal gaan groeien. Door
revolutionaire ontwikkelingen als compu
ter en GPS lijken cartografie en de oude
kunst van het navigeren op basis van de
astronomie immers hun langste tijd te
hebben gehad. Concluderend kan gesteld
worden dat Mörzer Bruyns ten dele in zijn
opzet is geslaagd. Stuurmanskunst en mari
tieme cartografie in acht portretten biedt
voor een breed publiek veel informatie
over de geschiedenis van de navigatie. Het
boek was echter door een andere opzet en
een meer beschouwelijke aanpak (nog)
aantrekkelijker geworden.
Omgang met
het verleden
R.E.V. Stuip en C. Vellekoop
(red.), Omgang met het
verleden.
Het beeld dat wij van het verleden
hebben, is gestoeld op verifieerbare fei
ten. Wij willen geschiedenis horen die
'waar' is. Voor de middeleeuwer lag dat
anders. Het beeld van het verleden was
in de Middeleeuwen niet zozeer op fei
telijke waarheden gestoeld, het verleden
moest voor de middeleeuwer vooral
betekenisvol zijn. De geschiedschrijving
van de middeleeuwen werd geïnspireerd
door een christelijke visie op het verle
den, de heilsgeschiedenis. In deel 18 in
de serie 'Utrechtse bijdragen tot de
mediëvistiek' beschrijven auteurs uit
diverse disciplines de middeleeuwse
omgang met het verleden aan de hand
van voorbeelden uit de middeleeuwse
literatuur, theologie, beeldende kunst,
architectuur en muziek.
Kees Vellekoop bijvoorbeeld beschrijft
de wijze waarop men in de vroege Mid
deleeuwen omging met de Hebreeuwse
muziekinstrumenten die in het boek
Psalmen genoemd werden. Muziek
instrumenten waren in de vroege liturgie
uit den boze. Tuba, psalterium, cithara,
tympanum en cymbala waren veelal
onbekend. Kerkvaders bedachten sym
bolische betekenissen voor deze instru
menten en illustratoren bedachten hoe
de instrumenten eruit moesten zien.
Ook in de Middeleeuwen werd wel dege
lijk waarde gehecht aan schriftelijke
bronnen, zoals blijkt uit de verantwoor
ding die Lodewijk van Velthem in 1315
gaf in zijn Vijfde Partie van Spiegel liisto-
riael (de voltooiing van het werk van
Jacob van Maerlant): de lezer die twijfelt
aan het waarheidsgehalte van zijn
beschrijvingen daagt hij uit om de
Latijnse bron waarop hij zich baseerde,
persoonlijk bij hem te komen inkijken.
Prof.dr. j.W. Schit e.a.,
Techniek in Nederland in de
twintigste eeuw, deel IV,
Huishoudtechnologie en
Medische Techniek.
ISBN 90-5730-067-2, 349 blz., 39,90
In dit boekwerk staan de technieken
centraal die de verzorging van het huis
en zijn bewoners betreffen. Dit alles
36
wordt in de gedeelten 'Huishouden' en
'Medische Techniek' uitvoerig beschre
ven en is rijkelijk geïllustreerd met fraaie
foto's. In het huishoudgedeelte wordt
eerst ingegaan op het ontstaan van het
'moderne' huishouden in de periode
1890-1918. Tot slot komt het bewustwor
dingsproces van de consument aan de
orde, dat barsten veroorzaakte in onze
consumentenmaatschappij en leidde tot
meer recycling en hergebruik. Wie weet
nog dat de eerste glascontainer al in 1972
werd geplaatst?
Het medische gedeelte behandelt de evo
lutie van het medische instrument naar
medisch-technologische systemen, zoals
de elektrotherapie, röntgendiagnostiek
en de echografie.
Perry Moree, Dodo's en
Galjoenen. De reis van het
schip Gelderland naar Oost-
Indië, 1601-1603.
literatuur
ISBN 90-5730-171-7, 348 blz., 34,95
Op 20 maart 1602 werd de Verenigde
Oost-Indische Compagnie officieel opge
richt. Aangezien dat in 2002 precies 400
jaar geleden is, wordt er dit jaar de nodige
aandacht aan deze eerste multinational
geschonken, onder andere door middel
van tentoonstellingen, tv-uitzendingen
en boekuitgaven. De VOC kwam op ini
tiatief van raadpensionaris Johan van
Oldenbarneveldt tot stand door de fusie
van een aantal zogenaamde voorcompag
nieën.
Op 23 april 1601 vertrokken twee es
kaders (de Atjehse en de Molukse vloot)
van in totaal dertien schepen van de rede
van Texel naar Oost-Indië. Zij vormden de
laatste expeditie van de Oude Oost-
Indische Compagnie en de eerste van de
Verenigde Oost-Indische Compagnie (die
bij terugkeer van de schepen in patria
inmiddels was opgericht). Eén van deze
schepen, van de zogenaamde Molukse
vloot onder leiding van Wolfert Har-
mensz., was de Gelderland. Het journaal
van dit schip, dat berust in het Algemeen
Rijksarchief, is het enige bewaard geble
ven manuscript van de expeditie van de
Molukse vloot. Het is vorig jaar op voor
beeldige wijze bezorgd door Perry Moree
in de eerbiedwaardige serie 'Werken uitge
geven door de Linschoten-Vereeniging'.
Dit boek ontleent zijn waarde niet alleen
aan het scheepsjournaal op zich (waarin
bijvoorbeeld verhaald wordt van een zee
slag bij Bantam, waarbij een grote Portu
gese overmacht het onderspit moet del
ven, pp. 92-95 en p. 153 e.v.), maar vooral
ook aan de vele afbeeldingen in het jour
naal. Zoals de tekeningen van een Franse
matroos, die op Mauritius wordt aange
troffen en die zo'n twintig maanden als
een soort Robinson Crusoe moet hebben
geleefd (zijn aandoenlijke relaas valt te
lezen op pp. 81-82, tekeningen op pp. 24-
25 en p. 292). Of de prachtige tekeningen
van de uitgestorven dodo (p. 52 en pp.
255-257) en allerlei andere dieren, zoals
vissen en schildpadden. Het boek bevat
voorts talrijke bijlagen over de reis van de
Gelderland, die onder meer een aanvulling
op het journaal vormen.
Zoals de voorcompagnieën vooraf gingen
aan de VOC gaat dit boek vooraf aan de
publicaties die in dit 'VOC-jaar' ongetwij
feld zullen volgen. Als dit fraaie boek van
Moree de toon heeft gezet kunnen we
daar alleen maar verlangend naar uitzien.
Hans Cools, Mannen met
macht Edellieden en de
Moderne Staat in de
Bourgondisch-Habsburgse
landen (1475-1530).
ISBN 90-6011-625-9, 415 blz., 36,95
Eind vijftiende en begin zestiende
eeuw monopoliseerden edellieden uit
een beperkt aantal families de hoge
bestuursfuncties in de Lage Landen. De
Bourgondische hertogen en hun Habs-
burgse opvolgers stimuleerden het ont
staan en de bloei van deze aristocrati
sche groep. In het proefschrift Mannen
met macht onderneemt Hans Cools een
'zoektocht naar deze mensen'. Hij volgt
daarbij de prosopografische methode:
op grond van biografische gegevens
worden antwoorden op historische vra
gen geformuleerd. De biografieën vor
men de 'grondstof' van het onderzoek en
zijn dan ook volledig opgenomen in het
boek: ze beslaan ruim 150 bladzijden.
De gegevens werden bijeengegaard in
Nederlandse en Belgische archieven,
met name in de archieven van de Raad
Mehmet Bulut, Ottoman-Dutch
economie relations in the early
modem period 1571-1699.
In de zestiende eeuw verschoof het
economische zwaartepunt in Europa.
Niet langer Venetianen, maar Fransen,
Engelsen en vooral Nederlanders werden
de voornaamste handelaren in de
Levant. De handelscontacten met de
Nederlanders leidden in het Ottomaanse
Rijk tot een groeiende productie van
ruwe grondstoffen. De belangrijkste pro
ducten die de Nederlanders afnamen
waren katoen, wol, zijde en vooral mo
hair. Luxe eindproducten uit Nederland,
vooral de Hollandse textiel, vonden gre
tig aftrek in het Ottomaanse Rijk. Beide
landen profiteerden van deze economi
sche relatie.
Mehmet Bulut deed voor zijn proef
schrift aan de Universiteit van Utrecht
onderzoek in zowel Nederlandse als
Turkse archieven. De Nederlandse bron
nen vormden een 'narratieve, levendige
aanvulling' op de administratieve Otto
maanse bronnen. Het compliment dat
de auteur uitdeelt aan de Nederlandse
archieven mag niet onvermeld blijven:
Mannen met
macht
van State en Audiëntie in het Algemeen
Rijksarchief in Brussel.
'1 have to say that the Dutch archival
documents are better organised than
that of the Turkish ones. Because of this,
my job was easier in the Netherlands.'
37
Tobias van Gent,
studeerde krijgsgeschiedenis en doceerde
enkele jaren aan het Koninklijk Instituut
voor de Marine te Den Helder en is thans
werkzaam bij de gemeente Middelburg als
senior beleidsmedewerker.
Signalementen door Marijke de Bruijne, Peter Sijnke en Harry Strijkers
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2001
ISBN 90-6550-649-7, 187 blz., 19,00
Stichting Historie der Techniek en Walburg
Pers, Zutphen, 2001
archievenblad
april 2002
Walburg Pers, Zutphen, 2001
Walburg Pers, Zutphen, 2001
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2001
ISBN 90-655-06-551, 240 blz., 23,00
FJrWtJtv tv at MttUrmt Slaat
Je Bavrgamünb-HaidémtTpr la»
(»4W -
OTTOMAN-DUTCH
ECONOMIC RELATIONS
Mehmet Bulut
april 2002
archievenblad