IHistorisch erfgoed van ninderheden
de praktijk
de praktijk
De historische productie, die nog nooit zo
groot is geweest als op dit moment, legt hier
getuigenis van af. Van het blad van de plaatselij
ke historische vereniging, de genealogische club
tot het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, van de
stamboom tot het Biografisch Woordenboek, van
de geschiedenis van het Nederlands cabaret tot
die van het zoveelste kabinet-Drees. Naast deze
druksels verschijnen ook in toenemende mate
video's, radio- en tv-programma's over histori
sche thema's. Meningsvorming van mondige
burgers kan ook niet zonder geschiedenis, zeker
niet zoals vorm gegeven door geïnteresseerden
zelf. Op basis daarvan schift de burger de werke
lijkheid in categorieën als waar en niet waar,
waarschijnlijk en niet waarschijnlijk, misschien
waar en misschien niet waar. Op basis hiervan
maken mensen uiteindelijk keuzes. Dit geldt,
zoals gezegd, zowel voor autochtonen als voor
nieuwkomers. De laatste categorie neemt daarbij
echter een bijzondere plaats in, zowel met het
oog op het land van herkomst als op basis van
de eigen migratiegeschiedenis. In het licht van
wat gaat volgen, is het goed om hier kort bij stil
te staan. Allereerst is de openbaarheid van
archieven voor de meeste landen ter wereld een
ver ideaal, zoals het de facto ook voor Nederland
een vrij recente verworvenheid is. In veel landen
waar grote groepen naoorlogse nieuwkomers
vandaan komen en a fortiori in landen waar
vluchtelingen vandaan komen, bestaat niet een
democratische traditie zoals hier, wordt onaf
hankelijke meningsvorming door autoriteiten
niet of minder op prijs gesteld en zijn archieven
beslist niet vrij toegankelijk. In sommige landen
is de overheid ook geen verantwoording schul
dig aan de burger, maar liggen de verhoudingen
precies omgekeerd. Daar zijn de archieven niet
van de burger, desnoods om de overheid te con
troleren of te bekritiseren; daar zijn de archieven
een wapen, of zelfs het wapen bij uitstek van de
overheid. De Stalinistische showprocessen zijn
daarvan misschien het meest extreme voor
beeld. Ook al vanwege verschillen in scholings
graad is de voor het publiek toegankelijke histo
rische productie als resultaat van dit alles daar
niet alleen veel kleiner, maar ook heel anders
van aard. Het is dan wel sterk wennen aan het
Nederlandse bestel.
De migratiegeschiedenis van nieuwkomers is
bovendien, afgezien van toegankelijkheid, maar
zeer ten dele in openbare instellingen in het
land van vestiging te vinden. Het deel dat
betrekking heeft op het land van herkomst ont
breekt hier grotendeels of helemaal - een uitzon
dering vormt uiteraard de koloniale migratie.
Persoonlijke en familiepapieren (voor autochto
ne Nederlanders niet alleen thuis, maar in toe
nemende mate ook in openbare instellingen te
vinden) zijn verloren, verspreid en maar gedeel
telijk bewaard. De archieven van relevante
instellingen dikwijls bij een oud-activist op zol
der en de relevante archieven van de Nederland
se overheid nog gesloten of nog niet geïnventa
riseerd. Tot slot, en dat heeft ook weer te maken
met de in het algemeen lagere scholingsgraad
van veel nieuwkomers en hun ouders en groot
ouders, begint de historische cultuur zoals die
onder autochtone Nederlanders vooral de laat
ste tientallen jaren is ontwikkeld daar pas nu op
gang te komen. Terwijl Nederlandse gepensio
neerden de archieven begonnen te ontdekken,
zochten nieuwkomers nog naar werk. Terwijl de
Nederlandse jeugd het vwo bevolkte, moesten
hun allochtone leeftijdgenoten nog maar het
vbo zien te halen.
De behoefte aan historische informatie bij
nieuwkomers is om al deze redenen in principe
echter niet minder groot. Zeker bij de 'inhaal
slag' die de nakomelingen nu maken en verder
nog zullen maken, zal deze niet alleen gelijk
worden aan die van andere Nederlanders, maar
wellicht zelfs nog groter.
Het historisch erfgoed van nieuwkomers
valt op dit moment op drie plaatsen aan te tref
fen: in openbare instellingen in Nederland, in
de landen van herkomst en bij individuen zelf.
Wat de documentatie in Nederlandse openbare
instellingen betreft, het erfgoed van alle
Nederlanders wordt momenteel in dezelfde
mate bedreigd door verwaarlozing en onoor
deelkundige archiefvernietiging op basis
van eenzijdige criteria. Ik hoef hier niet
de PIVOT-discussies op te rakelen. Op
één aspect na.
In sommige landen van herkomst is de
beschikbaarheid en toegankelijkheid van
bronnen niet verzekerd of verloopt zij
uiterst moeizaam. Het gaat, in oplopende
moeilijkheidsgraad, om landen als
Rusland, Bosnië, Turkije, Marokko en
Somalië. Voor veel nieuwkomers zijn
Nederlandse bronnen daarom veel
belangrijker dan voor mensen die hier
zijn geboren. De Nederlandse documen
ten van werving, asielaanvraag, tewerk
stelling, huisvesting en dergelijke zijn
dikwijls de enige aanknopingspunten
voor een zoektocht in de overheidsar
chieven. Andere bronnen zijn er niet of
ze zijn niet toegankelijk. Het valt te vre
zen dat de nakomelingen van migranten
nog jaren, zo niet decennia hetzelfde zul
len constateren. Voor deze specifieke
categorie waarheidszoekers of gewoon
historisch geïnteresseerden betekent dit,
dat het selectiecriterium om uitvoerings
documenten te vernietigen en alleen
beleidsdocumenten te bewaren, uiterst
schadelijk en ronduit discriminerend is.
Ook op dit punt is een fundamentele
herbezinning van de PIVOT-filosofie
noodzakelijk. In het geding zijn waarden
als: gelijkheid voor de wet in de praktijk
en gelijkheid van burgers in een demo
cratische maatschappij.
Over de bedreiging van het erfgoed van
nieuwkomers in de landen van herkomst
valt gemakkelijk een dag vol te praten,
maar laten we eerst ons eigen stoepje
schoonvegen. Daarvoor wil ik meteen
overgaan op de bedreiging van het erf
goed dat migranten individueel hebben
gevormd en in hun verenigingen. Op dat
punt is het de hoogste tijd om te hande
len. Migratiehistorici hebben de rijkdom
van dit materiaal de laatste jaren vol
doende aangetoond. Nemen we de eerste
grote naoorlogse groep nieuwkomers, zij
die afkomstig waren uit Nederlands-Indië
en later Indonesië. Het werk van weten
schappers als Cottaar en Willems heeft
aangetoond hoe cruciaal het historisch
materiaal is dat mensen uit de voormali
ge koloniën zelf bezitten: brieven en
andere documenten, bladen, foto's en
natuurlijk hun herinneringen. Vooral de
combinatie van dat alles maakt een
wereld van verschil. Met de herinne
ringen komen de fotoalbums op tafel en
met de foto's weer nieuwe herinnerin
gen.
Een halve tot een generatie later kwamen
de zogenaamde gastarbeiders naar
Nederland. Terwijl veel eerstegeneratie
koloniale immigranten nu al stokoud of
overleden zijn, zijn de eerste groepen
gastarbeiders inmiddels ook al bijna alle
maal uit het arbeidsproces verdwenen.
Bovendien zijn zij soms het hele jaar,
soms een deel van het jaar terug naar het
land van herkomst, waar hun nakome
lingen steeds vaster in Nederland gewor
teld raken. Hun erfgoed is nog gro
tendeels onontdekt en onontgonnen. In
het geval van sommige verenigingen
begint al aardig wat materiaal toeganke
lijk te worden, bijvoorbeeld Turkse en
Koerdische verenigingen die hun archie
ven aan het IISG hebben afgestaan. Het
echte werk moet evenwel nog beginnen.
Wanneer we ons concentreren op
het erfgoed dat bij nieuwkomers en hun
nakomelingen aanwezig is, dringt zich de
vraag op hoe dit veiliggesteld en vervol
gens toegankelijk gemaakt kan worden.
Het zal duidelijk zijn dat een vertrou
wensvolle samenwerking tussen eige
naars en beheerders aan de ene kant en
vakhistorici, archivarissen, bibliotheca
rissen en museummensen aan de andere
kant, een eerste vereiste is. Laat ik me
richten op de tweede groep, hier aanwe
zig en daarmee te kennen gevend over
deze problematiek te willen nadenken.
Niet in splendid isolation, maar'vanuit de
eigen verantwoordelijkheid, naast die
van de eigenaars van de archieven, brie
ven, foto's en herinneringen. Aan de uit
voering van de verantwoordelijkheid van
alle spelers in dit veld zijn echter grenzen
gesteld, zowel van materiële en financië
le aard als van een meer menselijk en
ideëel karakter.
Wanneer we uitgaan van de uniciteit, dus
van de zeldzaamheid van het materiaal
waar we het over hebben, zal duidelijk
zijn dat het niet alleen voor ons die nu
leven van belang is, maar ook voor de
generaties die nog komen gaan. Met
andere woorden, dit erfgoed behoort
evenzeer aan de eerste of tweede genera
tie immigranten en hun landgenoten als
aan de afstammelingen hiervan in de
vijfde of tiende. Kort gezegd: we moeten
nu op deze spullen passen en dat stelt
zware materiële eisen. Hoe moeilijk het
ook mag zijn om erfgoed te verzamelen,
het is nog veel moeilijker om het voor de
toekomst veilig te stellen. De kosten van
ontsluiting, opslag voor de komende
decennia, zo niet eeuwen en de terbe
schikkingstelling overtreffen vele malen
de kosten van het verzamelen zelf. Dat
betekent dat alleen grote openbare instel
lingen, gefinancierd met openbare mid
delen, op deze taak berekend zijn. Op dit
alledaagse materiële niveau gaat het uit
eindelijk minder om keuzes tussen origi
nelen en kopieën, tussen afstaan in
eigendom of bruikleen of tussen meer of
minder voorwaarden te stellen aan de
raadpleging. Waar het om gaat, is dat het
erfgoed voor de toekomst beschikbaar
blijft. De eeuwigheid moet in dezen ons
onbescheiden perspectief zijn.
Een tweede, niet minder belangrijke
beperking bij het verzamelen en ter
beschikking stellen van het erfgoed van
migranten is de plaats waar het primair
beschikbaar komt. Het is waar, de moge
lijkheden van het op meerdere plaatsen
raadplegen van documenten die elders
zijn opgeborgen nemen snel toe - zelfs
bij historisch geïnteresseerden thuis.
Toch komt iedere eigenaar of beheerder
van documenten en iedere verzamelende
instelling vroeg of laat voor de vraag te
staan waar de originelen naartoe moeten
en waar eventueel kopieën zijn te stallen.
Vanwege de hoge financiële en materiële
eisen waar ik het zojuist over had, zal de
kast thuis of een koffer op zolder niet de
ideale oplossing zijn. Om over de vuilnis
bak waar onnadenkende erfgenamen
nogal eens een voorkeur voor hebben,
maar te zwijgen.
Laat ik meteen luid en duidelijk verkla
ren dat migratiegeschiedenis in een
samenleving die daadwerkelijk multicul
tureel wil zijn van iedereen is. Nog ster
ker, zo'n samenleving heeft de plicht bij
al haar burgers de mogelijkheden te
scheppen of misschien zelfs te bevorde
ren om interesse op te vatten voor de
bestudering van migraties en vestigings
processen in het recente of verder weg
liggende verleden. Dit laat onverlet dat
iedere burger en inwoner van dit land in
21
Door Jan Lucassen*
Het zijn grote woorden, maar in een democratie is
de toegang tot het verleden het instrument bij uit
stek in de handen van de burger om het heden te
interpreteren en daarmee te beïnvloeden. Dat is de
zin van geschiedenis. Dat geldt voor alle burgers,
zowel autochtonen als nieuwkomers. De honger
naar historische kennis, zo kan iedere beheerder
van een archief, bibliotheek of museum dagelijks
constateren, uit zich op verschillende niveaus.
Mensen proberen hun identiteit vorm te geven door
genealogisch en familieonderzoek. Een iets wijdere
cirkel vormt de plaats waar men woont, gewoond
heeft of waar ouders of grootouders hebben
gewoond. Parallel daaraan is de interesse in
organisaties en instellingen waarmee men zich zelf
of familieleden identificeert, zoals kerkgenootschap
pen, verenigingen, vakorganisaties of bedrijven.
Nog weer wijder is het meer willen weten over
maatschappelijke verschijnselen, of het nu de elite,
armoede, migratie of de politiek betreft.
De bedreiging van historisch erfgoed van migranten
Veiligstellen en toegankelijk maken van his
torisch erfgoed van migranten
20
archievenblad
april 2002
april 2002
archievenblad