de praktijk In de praktijk worden e-mails onrechtmatig vernietigd zonder voorafgaande selectie. geadresseerde(n); het onderwerpveld is niet verplicht. Bij het beantwoorden (RE) of doorsturen (FW) van een bericht wordt het onderwerpveld automatisch samengesteld uit het onderwerp van het ingekomen bericht met als toevoeging 'RE' of 'FW'. Een ingekomen bericht is automatisch voorzien van naam en e- mailadres van de verzender en de ont vangers) en van het tijdstip. Het onder werp staat er alleen bij als de verzender dat heeft ingevuld. De onderwerpsomschrijvingen van e- mails zijn vaak ontoereikend als ontslui- tingsgegeven. Het zou goed zijn als het onderwerp een verplicht veld werd, en nog beter (vrome gedachte!) als er bij de gebruikers een discipline ontstaat om het adequaat in te vullen. E-mail wordt meestal niet handmatig geregistreerd. Wel registreert de Exchan ge server automatisch de datum van bin nenkomst, datum van lezen en datum van verzenden, maar deze data wijken af van de eventuele handmatige registratie. Ook is er een identificatienummer dat kenbaar wordt gemaakt als een verkeerd geadresseerde e-mail wordt terugge stuurd. De automatische registratie in de server kan eenvoudig gemanipuleerd worden. Daardoor kan later niet meer overtuigend aangetoond worden dat een bericht in een bepaalde vorm is ingeko men of verzonden. Bovendien ontbreekt in de automatische registratie een uniek nummer, waardoor e-mail amper traceer baar is. Het alternatief om alle berichten centraal handmatig te registreren is fysiek onmogelijk. Hoogstens kan dat met de berichten die naar de functionele postbussen gezonden worden. Opslaan en ordenen De e-mails staan fysiek op de centrale server database. Daarvan wordt weliswaar een reservekopie bijgehouden, maar die is niet bedoeld om voor langere tijd bewaard te worden. Exchange is een groeiende database, die het voor zijn continuïteit nodig heeft dat er regelmatig geschoond wordt. Er is wel een centraal reservebe stand, maar dit is niet ingericht op lang durige bewaring en toegankelijkheid. Ten minste is er een betere back-up nodig, het zij centraal, hetzij op directieniveau. En de opslag zelf kan beter gebeuren op een andere lokatie, dus op een aparte server die beter geschikt is voor het gewenste beheer. De Exchange server behoudt dan zijn huidige functie als verzendkamer. Op de nieuwe server(s) komen zowel de e- mails als de bijlagen te staan, en de distri butie bestaat alleen uit verwijzingen. De ontvangers kunnen daardoor wel kijken naar de berichten, maar ze kunnen deze niet wijzigen. Er bestaat inmiddels soft ware die dit mogelijk maakt, inclusief de weergave van bijlagen in de originele opmaak (Word, Excel enz.). Een klein probleem met grote gevolgen is de ordening binnen de persoonlijke domeinen. Veel eindgebruikers zijn onbekend met de mogelijkheid om e- mails op te slaan in andere dan de vaste systeemmappen (postvak in, verzonden items). Daardoor raken die vaste mappen zo vol dat de overzichtelijkheid in het gedrang komt en de neiging kan ont staan om eens flink te gaan opruimen, wat in veel gevallen neerkomt op onrechtmatige vernietiging. Om dit te voorkomen is een passende mappen structuur nodig die aansluit bij de eigen werkprocessen, naast een goede indivi duele instructie. Tegelijk moet het archi- veren-is-niet-mijn-taak-syndroom ver vangen worden door het ik-kan-mijn- informatie-voortaan-vinden-plezier. Toegankelijk en authentiek bewaren Over betrouwbaar bewaren .is heel veel te vertellen. In dit verband beperk ik me tot het nut van centraal bijhouden van gegevens: welke versie van een bericht op welke datum is gelezen, veran derd of doorgestuurd en door welke gebruiker. Er moet wel geregeld worden welke gegevens bijgehouden (gelogd) moeten worden en hoe ze beheerd wor den. Tevens zou er een standaard voor de message tracking moeten komen voor de server. Centrale logging is een manier om de betrouwbaarheid van e-mail te vergro ten, mits de loggegevens even lang bewaard blijven als de berichten zelf. Het beheren van deze technische metadata is trouwens ook een vruchtbare gedachte voor het vergroten van de betrouwbaar heid van andere documenten in het per soonlijke domein, zoals tekstbestanden en spreadsheets. Hier stuiten we echter op het advies van de Registratiekamer om loggegevens niet langer te bewaren dan een maand4. Er is daarom een afweging nodig tussen het privacybelang en het belang van grotere betrouwbaarheid van e-mail. Die laatste invalshoek is trouwens congruent met de doelstellingen van informatiebeveiliging. Selecteren en verwijderen De opvatting van e-mail als persoon lijke communicatie botst nergens zo sterk met de belangen van het ministerie en met wettelijke bepalingen als op het gebied van selectie. Laten we eerst eens kijken hoe dat werkt met e-mail. Outlook kent de termen 'verwijderen' en 'defini tief verwijderen'. Verwijderen is syno niem aan het archivistische begrip selec teren. Definitief verwijderen kan vernie tigen zijn of overbrengen. Dat laatste gebeurt bij mijn weten nog niet, dus e- mails worden in de praktijk vernietigd zonder voorafgaande selectie tenzij ze als kopie (uitdraai) opgenomen zijn in een papieren dossier. Een e-mail die handmatig gewist wordt ('delete'), komt feitelijk terecht in de map Verwijderde berichten. Outlook kan zelfs zo worden ingesteld dat berichten automatisch naar die map verplaatst worden na een in te vullen aantal maan den. Definitieve verwijdering (vernieti ging) kan handmatig gebeuren door het leegmaken van de map Verwijderde berichten, of door in te stellen dat Outlook die map automatisch leegt bij afsluiten. De centrale back-up bij LNV wordt na zes weken overschreven om de database niet teveel te belasten. Oudere e-mails overle ven die periode dus bij de gratie van de eindgebruiker, die ook beslist over ver nietiging. Een definitief verwijderd bericht is echt weg en kan niet terugge haald worden via de back-up. Djt komt doordat de eindgebruiker gerechtigd is tot definitieve verwijdering van zijn berichten (een zogenaamde legale actie). Het reservebestand is een back-up data base file met log files van alle uitgevoerde handelingen. Bij het terugzetten van de database worden die handelingen inte graal nagespeeld, inclusief de legale dele tes. Dit kan niet op een bepaald moment stilgezet worden. Aanleidingen tot definitieve verwijdering komen vanuit de gebruikershoek en van uit de technische hoek. De eindgebruiker vernietigt zijn berich- 20 archievenblad februari 2002 ten zodra hij erop uitgekeken is, of wan neer zijn postbakken In en Verzonden te vol raken. De centrale technisch beheer der daarentegen ziet regelmatige opscho ning als een middel om het systeem vlot draaiend te houden. Vanuit die gedachte kan hij een quotum bepalen voor eindge bruikers: een maximale omvang van de schijfruimte die e-mail en bijlagen in beslag mogen nemen per postbus. Ook kan hij bepalen dat oude berichten niet gemigreerd worden naar een nieuw e-mailprogramma. Zowel de persoonlijke als de technische invalshoek druist natuurlijk in tegen de vereiste wettige grondslag voor selectie. Bovendien verdwijnen berichten zo voordat de departementale belangen van bedrijfsvoering, verantwoording en informatieverstrekking zijn verstreken. Een suggestie voor de technische kant kwam hierboven al ter sprake, namelijk om e-mail op aparte servers te plaatsen. Daarnaast kan er veel gewonnen worden in het persoonlijke domein. Een eerste stap tegen voortijdige vernietiging is om eindgebruikers te helpen met een over zichtelijke mappenstructuur voor hun postbus, waardoor de schoningsdrang zich minder snel doet gelden. Ook heeft de eindgebruiker eenvoudige doch voed zame vuistregels nodig om te bepalen welke berichten archiefwaardig zijn, bij voorbeeld: Kan dit bericht nog een rol spe len bij de bedrijfsvoering of de verantwoor ding en informatieverstrekking over het departementale doen en laten? Tegelijk zou de eindgebruiker een indicatieve bewaar termijn kunnen geven (met een keuze uit bijvoorbeeld 6 nraanden/1 jaar/2 jaar/langer dan 2 jaar). Concrete relate ring van e-mail aan een selectielijst is beter toevertrouwd aan de DIV-medewer- ker. Bij discrepanties tussen de vastgestel de termijn uit de selectielijst en de indi catieve termijn die de eindgebruiker aan geeft is de selectielijst leidend. Niettemin kunnen zulke discrepanties leiden tot latere herziening of verfijning van de selectielijst. Na afloop van de indicatieve bewaarperiode kunnen berichten aan de eigenaar voorgelegd worden met het ver zoek om aanduiding van een definitieve bewaartermijn, voor zover die niet blijkt uit een selectielijst. Deze consultatie is ook nodig wanneer een medewerker de organisatie verlaat. Op dat moment moet het opschonen van de zelf beheerde bestanden natuurlijk in overleg gebeuren en met aandacht voor de organisatiebe- langen. Selectie ten slotte moet bij voorkeur plaatsvinden op mapniveau. Een map bevat alle berichten (ingekomen en kopieën van uitgaande) over een onder werp. Wanneer zo'n onderwerp goed gekozen wordt en een duidelijke aanslui ting heeft met een werkproces, zal selec tie aanzienlijk eenvoudiger worden. Tijdens het LNV-onderzoek kwam een merkwaardige tegenstrijdigheid naar boven tussen de Wet bescherming per soonsgegevens (WBP) en de Archiefwet, waarover ik elders nog niet gelezen heb en die trouwens niet alleen over e-mails gaat. De WBP verplicht tot vernietiging van persoonsgegevens zodra ze niet meer nodig zijn voor het gestelde doel, tenzij ze figureren op een selectielijst. Het doel van selectielijsten op hun beurt is echter om dekkend te zijn voor de volledige taakvervulling van overheidsorganen, inclusief eventuele persoonsregistraties. Een selectielijst maakt echter veel langere bewaring van gegevens mogelijk dan de WBP aangeeft, aangezien de vernieti gingstermijnen worden bepaald door de organisatie zelf op grond van de belan gen van verantwoording, bedrijfsvoering en kennisdeling. De vernietiging van per soonsgegevens ontsnapt dus aan het anti-bewaarregime van de WBP zodra ze onder een selectielijst vallen5. Enkele conclusies en aanbevelingen In technische zin zijn er veel verbe teringen mogelijk, maar eerst moet er een evenwicht uitgeknobbeld worden tussen de eisen van een verantwoord beheer, respect voor privacy en het beslag dat je mag leggen op de tijd van eindgebruikers. Technische oplossingen hoeven trouwens niet ingewikkeld te zijn. Een intelligente fixatie of blokke ring van bepaalde software-instellingen doet al een hele hoop. Conclusies: E-mail vertegenwoordigt organisatie- belangen. E-mail valt ten onrechte buiten het professionele informatiebeheer. Volledig centraal beheer is in strijd met de organisatiecultuur. Er zijn diverse wettelijke tegenstrij digheden. De techniek kan veel maar wacht op sturing. Aanbevelingen: Naast de persoonlijke postbussen komen er functionele postbussen. De eindgebruiker stuurt relevante berichten door naar de functionele postbus. DIV'ers beheren de functionele post bus. Er komen aparte servers voor de opslag van de berichten. Eindgebruikers, leidinggevenden, IT'ers en DIV'ers krijgen informatie over het belang van e-mail. Eindgebruikers en DIV'ers krijgen instructie en training voor het omgaan met e-mail. IT'ers gaan gerichte technische onder steuning bieden om de gewenste behandeling van e-mails te verwezen lijken. Het beheer van informatie in het per soonlijke domein wordt opgenomen in beoordelingsgesprekken. Jan van Tol is senior adviseur documentaire informa tie bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. 1 Jan van Tol en Aleid Overbeeke, Integrale analyse e-mail LNV. Belangen, voorschriften, archiverings- en technische aspecten (LNV-uit- gave 2001). 2 Vrij naar Arno Korsten, opiniepagina in Binnenlands Bestuur 12 oktober 2001. 3 LNV-gedragscode voor het gebruik van com putervoorzieningen, in het bijzonder elektro nische post en internet (oktober 2000). 4 Goed werken in netwerken - Regels voor con trole op e-mail en internetgebruik van werkne mers (Registratiekamer, januari 2001). 5 De relatie tussen de WBP en de Archiefwet is intussen uitvoerig geanalyseerd door Lode- wijk Hovy in zijn artikel: 'Sporen nalaten of uitwissen? Het bewaren van persoonsgege vens' in Archievenblad van december 2001. februari 2002 21 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2002 | | pagina 10