Het bewaren van persoonsgegevens Sporen nalaten of uitwissen? juridische zaken Overheidsorganen hebben zowel met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) als met de Archiefwet 1995 te maken. De Wbp is op 1 september 2001 in werking getreden. De Wbp besteedt meer aandacht aan de verhouding met de Archiefwet dan zijn voorganger, de Wet persoonsregistraties. Dit komt doordat de Wbp ook op het openbaar archiefwe zen van toepassing is. De Wbp is een algemene privacywet en stelt regels aan de zogenaamde verwer king van persoonsgegevens. Daarmee bedoelt de wet niet alleen het verzame len, beheren en ter beschikken stellen van persoonsgegevens, maar ook het ver nietigen van persoonsgegevens. De Archiefwet stelt regels aan het beheer van archiefbescheiden bij de overheid. Persoonsgegevens maken vaak deel uit van archiefbescheiden. Beide wetten moeten daarom in onderlinge samen hang bekeken worden. Van belang is dat de Archiefwet op het punt van de bescherming persoonsgegevens als een bijzondere wet ten opzichte van de Wbp geldt. Dit betekent dat de Archiefwet boven de Wbp gaat als Wbp en Archiefwet met elkaar in strijd zijn. Persoonsgegevens mogen alleen voor bepaalde en gerechtvaardigde doel einden worden verzameld en niet wor den verwerkt voor andere daarmee onverenigbare doeleinden. Dit heet het doelbindingsbeginsel (zie kader, art. 10). Het kenteken van uw auto staat niet alleen geregistreerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de Belasting dienst, maar ook bij het RAI Datacen- trum (RDC), zodat de automobielbran che u kan herinneren aan een APK-keu- ring. Dat is een voorbeeld van een ander, verenigbaar doeleinde. Maar het RDC mag u geen branchevreemde aanbiedin gen doen. Als een gegevensverwerking niet meer noodzakelijk is, moeten de persoonsge gevens verwijderd worden. Als een nieu we werkgever niet met u in zee wil, moet hij uw sollicitatiegegevens onmiddellijk verwijderen. Dit betekent niet dat de per soonsgegevens in alle gevallen direct ver wijderd moeten worden. De werkgever kan met uw toestemming uw sollicitatie nog voor bepaalde tijd bewaren, omdat hij misschien later mogelijkheden voor u ziet. De bewaartijd is afhankelijk van de relatie. In het algemeen geldt een bewa ringstermijn van maximaal twee jaar, nadat de (rechts)relatie is beëindigd. Met verwijderen of 'niet langer bewaren' Artikel 1 Artikel 8 is niet per se bedoeld dat de persoonsge gevens vernietigd moeten worden. Hierover is in het verleden veel misver stand gerezen. Het gaat erom dat de gege vens niet langer bewaard worden in een vorm die het mogelijk maakt de betrok kene te identificeren. De gegevens kun nen ook afgeschermd of uitgewist wor den (zie kader, art. 1). Vernietigen van persoonsgegevens betekent in principe niet, dat de archiefbescheiden waarin de gegevens voorkomen, vernietigd worden. Persoonsgegevens worden dus voor een bepaald doel verzameld en verder verwerkt. Volgens het doelbindingsbe ginsel worden gegevens verwijderd, als ze voor dat bepaalde doel niet meer nodig zijn. Maar in bepaalde gevallen mogen persoonsgegevens langer bewaard wor den. Dit is het geval als aan de persoons gegevens een andere, nieuwe bestem- Artikel 10 32 ming wordt gegeven en daarmee een andere doelbinding. Artikel 10 van de Wbp geeft in het twee de lid aan, dat persoonsgegevens voor historische, statistische of wetenschappe lijke doeleinden langer mogen worden bewaard (zie kader). Hieronder vallen bij voorbeeld persoonsgegevens die onder deel vormen van archiefbescheiden die voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Die gegevens zijn immers nodig voor historische, statistische of weten schappelijke doeleinden. Maar ook patiëntengegevens die bij een behande ling zijn verzameld en verwerkt, kunnen voor wetenschappelijk-statistische doel einden langer bewaard blijven. Naast een bevoegdheid om persoonsge gevens te bewaren, is het in bepaalde gevallen ook verplicht. Artikel 8 Wbp bepaalt dat persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt, als (onder meer) 'de gegevensverwerking noodzake lijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is.' Een dergelijke bewaar plicht komt vaak voor. Zo moeten bedrij ven en zelfstandige beroepsbeoefenaren een administratie voeren waaruit te allen tijde hun rechten en verplichtingen blij ken. De administratie moet zeven jaar bewaard worden. Om die reden moeten de bijbehorende persoonsgegevens ook zeven jaar bewaard blijven. Voor de informatiebeheerders bij de overheid is de Archiefwet van groter belang. Ook op grond van de Archiefwet is er een bewaarplicht voor persoonsgegevens, namelijk voor de persoonsgegevens die in 'te bewaren' archiefbescheiden van de overheid voorkomen. De Wbp ziet een goed functionerend 'geheugen van de overheid' als een erkend publiek belang. Persoonsgegevens die in archiefbescheiden voorkomen en in een selectielijst als te bewaren zijn aangemerkt, mogen in beginsel voor onbepaalde tijd bewaard worden.2 Aan de persoongegevens is daarmee een zoge naamde archiefbestemming toegekend. De bewaring voor onbepaalde tijd is in het licht van de Wbp uniek, omdat deze wet in andere gevallen de langere bewa ring juist koppelt aan een bepaalde ter mijn. Voorwaarde is wel dat er selectie juridische zaken plaatsvindt. Selectie mag alleen plaats vinden op basis van een selectielijst, zoals de Archiefwet die voorschrijft. Als een selectielijst (of een nog van kracht zijnde vernietigingslijst) aangeeft dat archiefbescheiden moeten worden bewaard, geldt dat ook voor de daarin voorkomende persoonsgegevens. Lang niet alle overheidsorganen beschikken over een selectielijst of nog geldige vernietigingslijst. Natuurlijk moeten deze instellingen die met spoed opstellen. Maar wat doen zij in de tussen tijd met de persoonsgegevens die voorko men in archiefbescheiden? Moeten zij de gegevens die niet meer nodig zijn voor hun primaire doel afschermen, uitwis sen, vernietigen of langer bewaren? De Archiefwet bepaalt dat de archiefbe scheiden van de overheid op een selectie lijst voorkomen. De selectielijst geeft aan welke archiefbescheiden voor vernieti ging en welke archiefbescheiden voor bewaring in aanmerking komen. Er mag alleen vernietigd worden op basis van deze lijst. Dat betekent dat men zonder geldige selectie- of vernietigingslijst alle archiefbescheiden moet bewaren. En al deze bescheiden moeten aan de eisen voor blijvend te bewaren bescheiden vol doen. Alleen een selectielijst kan deze status veranderen in vernietigbare bescheiden. Naar analogie met de Archiefwet zou ik hetzelfde willen bepleiten voor persoons gegevens. Dat wil zeggen dat we per soonsgegevens die voorkomen in archief bescheiden waarop nog geen selectielijst van toepassing is, voorlopig als te bewa ren gegevens aanmerken. Deze persoons gegevens krijgen hierdoor een voorlopige archiefbestemming. Deze archiefbestem ming is voorlopig, zolang er nog geen selectielijst is. Uiteraard heeft deze bewa ring wel gevolgen voor de wijze van beheer. De gegevens hebben immers geen nut meer voor het primaire doelein de (zie verderop). Op deze wijze wordt zowel aan de intenties van de Wbp als aan de Archiefwet recht gedaan. In de praktijk komt het voor dat er verschillende bewaartermijnen bestaan voor persoonsgegevens en voor archief bescheiden. Dit is uiteraard geen wense lijke situatie. Zoals we in de eerste para graaf zagen, gaat de Archiefwet boven de Wbp. Bij uiteenlopende bewaartermij nen moet een overheidsorgaan dus de termijn van de selectielijst aanhouden. Om 'ongelukken' te voorkomen moet men de bewaartermijn in een privacyre geling of gedragscode dus goed afstem men op de betreffende selectielijst. Voor persoonsgegevens met een archiefbestemming moet het overheids orgaan andere, specifieke voorzieningen treffen, om te verzekeren dat de betref fende gegevens uitsluitend voor dat nieu we doeleinde worden gebruikt (zie kader: art. 10, lid 2). De nieuwe voorzieningen komen hierop neer dat het overheidsorgaan de per soonsgegevens afschermt voor het nor male gebruik dat er tot dan toe van werd gemaakt. De persoonsgegevens worden beperkt toegankelijk. Dit kan op verschil lende manieren gebeuren. Fysieke be standen worden afgezonderd van de rest van het archief. De toegangen daarop worden ontrokken aan algemeen ge bruik. Alleen enkele geautoriseerde func tionarissen hebben vanaf dat moment toegang tot de aldus afgeschermde per soonsgegevens. Zijn de persoonsgege vens opgenomen in een (geautomati seerd) informatiesysteem, dan kunnen deze tijdelijk 'onleesbaar' gemaakt wor den. Hetzelfde kan een overheidsorgaan doen met een geautomatiseerd postregis tratiesysteem. Als dit niet kan, worden de persoonsgegevens gekopieerd en naar een apart bestand verplaatst. Al deze vormen van afscherming of uit wissing moeten tijdelijk zijn en weer ongedaan kunnen worden gemaakt. De gegevens moeten te allen tijde zichtbaar en leesbaar kunnen worden gemaakt,3 ook voor de toezichthouders (functiona- Door Lodewijk Hovy* Niet iedereen wil een bekende Nederlander zijn. Daarom stelt de privacywetgeving beperkingen aan het verzamelen en gebrui ken van persoonsgegevens. Persoonsgegevens mogen niet langer bewaard worden dan nodig is. Maar de Archiefwet verplicht ons een flink deel van de archiefbescheiden van de overheid te bewaren. Botsen nu de doelstellingen van Archiefwet en de privacywetgeving met elkaar? Dat is het onderwerp van dit artikel. De auteur gaat in op de vraag in welke gevallen persoonsgegevens wel of juist niet vernietigd mogen worden. In dit artikel gaat het alleen om persoonsgegevens in archief bescheiden bij de administratie.1 Verwijderen van persoonsgegevens In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. persoonsgegeven: elk gegeven betref fende een geïdentificeerde of identifi ceerbare natuurlijke persoon; b. verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelin gen met betrekking tot persoonsgege vens, waaronder in ieder geval het ver zamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadple gen, gebruiken, verstrekken door mid del van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikking stelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afscher men, uitwissen of vernietigen van gege vens; Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien: c. de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is; d. de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene; Bewaren van persoonsgegevens e. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbe treffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of Persoonsgegevens worden niet langer bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelij king van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens wor den verwerkt. 2. Persoonsgegevens mogen langer wor den bewaard dan bepaald in het eerste lid voor zover ze voor historische, sta tistische of wetenschappelijke doelein den worden bewaard, en de verant woordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de desbetreffende gegevens uitslui tend voor deze specifieke doeleinden worden gebruikt. Bewaring en vernietiging volgens de Wet bescherming persoonsgegevens, Stb. 2000, 302 archievenblad december 2001 Selectie van te bewaren persoonsgegeven JtsT-vr-p IS: i/M UX 5>L vuv. kam U. 2ou.b\s, Tijdelijk bewaren van niet-geselecteerde per soonsgegevens Verschillende bewaartermijnen Beheer van te bewaren persoonsgegevens archievenblad december 2001

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 16