Van SteigerM tot BronnenuitAmsterdam i Het begon allemaal in 1998, in wat nu alweer het grijze verleden lijkt. Het Museum contact Amsterdam had voor de leden een mid dag georganiseerd over ICT en onderwijs. Het Joods Historisch Museum presenteerde als een van de eerste musea een professionele website met plaatjes en zelfs interactieve spelletjes. Onder de aanwezige medewerkers presentatie en educatie was veel belangstelling voor de moge lijkheden en de ontwikkeling van dit nieuwe medium. Een werkgroepje werd opgericht om ideeën en mogelijkheden verder uit te diepen. Na enkele middagen discussie werd een kern gevormd voor het opzetten van een proefproject. Daarin participeerden de ABC Schoolbegeleidingsdienst Am sterdam, het Amsterdams Histo risch Museum en het Gemeente archief Amsterdam. Het samen werkingsproject van culturele instellingen en onderwijs had als doel een website voor het onder wijs te ontwikkelen, met een eigen didactische aanpak, voor een nieuw type onderwijs. Vooral die samenwerking werd van belang geacht, omdat we dachten dat het onderwijs niet zat te wachten op allerlei versnipperde ini tiatieven. Het initiatief werd SteigerM (de M staat voor Museaal) genoemd. Voor dit proefpro ject gingen we uit van Amsterdam, maar de doelstelling van een geïntegreerd aanbod voor het onderwijs kan natuurlijk ook met andere Nederlandse culturele instellingen gehaald wor den. SteigerM wil een aanlegplaats worden voor een geschakeerd aanbod aan educatieve projec ten, voor vele doelgroepen in het onderwijs. Al die diverse educatieve projecten zijn als een soort pieren met de steiger verbonden. Ons pro ject was het eerste, vandaar dat we aanlegden onder de naam Pier 1. Het project was nieuw vanwege het medium, nieuw vanwege de samenwerking en ook nog nieuw vanwege de doelgroep. Zelf waren we bij aanvang nog tamelijk digibeet en dat gold even eens voor de docenten. De websites van zowel het Amsterdams Historisch Museum als het Gemeentearchief Amsterdam waren niet veel meer dan folders in HTML. Ook was er enige huiver om beeldmateriaal op internet te zetten. Vooral voor museummensen geldt dat het con tact met het echte, authentieke object centraal staat. En al die internetbezoekers zijn natuurlijk ook geen échte bezoekers. Die blijven zo mis schien juist weg. Het archief had wel belangstel ling voor deze vorm van 'leren op afstand', maar directe toepassing was op dat moment nog niet aan de orde. Van hogerhand kregen we echter de wind in de zeilen geblazen. De discussie over het speciale Kennisnet voor het onderwijs werd steeds steviger gevoerd en de roep om inhoud werd steeds luider. Staatssecretaris Van der Ploeg wees musea en archieven op hun taak om de onzichtbare collecties in de depots door middel van internet zichtbaar te maken. Het onderwijs zat in 1998 middenin de voorbereiding van de tweedefasestructuur, bij velen beter bekend als het Studiehuis. Dat gaf ons kansen voor aansluiting, want twee soorten vernieuwingen moesten gestalte krijgen: leerlin gen zelf onderzoek laten doen en de introductie van ICT. De klacht was tevens dat er niet of nau welijks geschikt lesmateriaal bestond voor dit nieuwe type onderwijs. Met onze site wilden we in dit gat springen en docenten en leerlingen materiaal aanbieden dat tenminste een aantal hoofdstukken traditionele lesstof zou kunnen vervangen. Vanuit de aard van onze collecties lag het voor de hand om ons te richten op het vak geschiede nis (en staatsinrichting). In samenspraak met het KPC1 werd besloten ons te richten op het schoolexamen. De stofomschrijving voor het schoolexamen is breder dan die voor het cen traal schriftelijk eindexamen en gaat ook langer mee, want het centraal schriftelijk kent thema's die iedere twee jaar vernieuwen. De stof voor het schoolexamen is opgedeeld in zogenaamde 'domeinen'. Wij kozen voor domein C 'Primaire Samenlevingsverbanden' (vrij vertaald 'het gezin'), omdat dit domein zich het meest op microniveau afspeelt, waardoor een lokale uit werking relevant is. Ook de periode was gunstig: 1848-1920. Uit die periode zouden bronnen gekozen kunnen worden, die zonder al te veel bewerking in de oorspronkelijke vorm bestu deerd konden worden. De vraag was natuurlijk of de scholen ons enthousiasme deelden en met ons zouden wil- archief en educatie len samenwerken. Enthousiasme was er wel, maar ook twijfel. ICT was nieuw, wat moest een leraar geschiedenis daarmee en wat wist die ervan? En ook, wat had die eraan? Dit was immers bovenop alle vernieuwing ook nog eens een nieuwe vorm van samenwerken met colle ga's van andere scholen en met culturele instel lingen. Het product was niet alleen voor je eigen klas, maar voor het worldwide web. Gelukkig waren drie docenten, Willem Walter van het Montessori Lyceum Amsterdam, Ruud Mesman van het Amsterdams Lyceum en Tineke Roelofsen van het Bernard Nieuwentijt College Damstede, bereid om dit avontuur aan te gaan. Aanvankelijk hoopten we op de medewerking van vijf docenten, maar twee docenten trokken zich terug omdat ze het te druk hadden en zich te onzeker voelden op dit nieuwe terrein. Samen met deze docenten ontwikkelden we een didactische structuur voor het bronnenmateri aal tot iets wat wij 'computerdidactiek' zijn gaan noemen. Dat viel niet mee, omdat we met aller lei onbekende gegevens moesten werken. Die beroemde tweede fase bijvoorbeeld: hoe zelf standig gaan leerlingen daarin werken? En speci fieker: Hoe maak je opdrachten met behulp van ICT? We wilden niet zomaar een bak bronnen op het net kiepen. Maar hoe dan wel, was de grote vraag. In brainstormsessies met de docenten is de structuur ontwikkeld die nu op het net staat. Steeds weer hebben we onszelf de vraag gesteld: is het materiaal en is de aanpak geschikt voor 'zelfstandig leren'? We zochten een structuur waarmee een leerling individueel een praktische opdracht kan maken en waarmee de docent bij voorbeeld een aantal bronnen kan selecteren voor een eenvoudige klassikale opdracht. Het was uitdrukkelijk niet onze bedoeling om een invulmodel te leveren. Dat zou de kopieercul tuur maar in de kaart spelen. Er is een aantal thema's en subthema's gekozen die binnen het domein 'Primaire Samenlevings verbanden' passen en daar zijn bronnen bij gezocht uit de archieven en collecties van de beide instellingen. De bronnen zijn ingedeeld naar brontype, zoals we in museum en archief gewend zijn: schriftelijke bronnen, beeldmateri aal en voorwerpen of objecten. Bij elk subthema is een hoofdvraag geformuleerd. Dit is gedaan om de leerling bij het maken van een opdracht toch nog enig houvast te geven. Er staan geen vraagstellingen op de site. Als de leerlingen een werkstuk maken, zoals een prakti sche opdracht of een profielwerkstuk, kunnen ze die zelf formuleren. Als je op de icoontjes klikt, vind je een toelichting op de bronnen en vra gen. Deze vragen zijn bedoeld als lees- en kijk- hulp. Ze zijn nadrukkelijk toegevoegd op ver zoek van de docenten, om minder briljante leer lingen op weg te helpen. Alle bronnen hebben een beschrijving gekregen, op basis van de bestaande registratie van archieven en collecties. Met deze gegevens kunnen leerlingen desge wenst hun onderzoek in het museum of archief nog uitbreiden. Voor de communicatie tussen docent en leerling is de docentenhomepage toe gevoegd. Hiermee kan de docent instructies voor een onderzoek geven. Met de homepage kan de 29 Door Betsy Dokter* 'Het lijkt heel echt, net alsof je het zelf te pakken hebt.' Eén van de geïnterviewde leerlingen sprak zich uit over een archiefstuk op de testsite 'BronnenuitAmsterdam'. Onze opzet, leerlingen in contact brengen met historische bronnen via inter net, leek gelukt. Tussen idee, uitwerking en het uit eindelijke product ligt echter een lange weg. Het Studiehuis archievenblad december 2001 Ramen wassende dienstbodes, circa 1900, fotograaf onbekend. (Collectie Gemeentearchief Amsterdam) De opzet december 2001 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 14