W/7 de echte archivaris nu opstaan? de praktijk de praktijk Clichés over archivarissen zijn onuitroei baar. Er zijn in Nederland oneindig veel meer mensen die bij het woord archivaris spontaan op de proppen komen met het typetje van de alweer decennia geleden overleden Doris, dan mensen die een beetje behoorlijk kunnen uitleg gen wat een archivaris nu werkelijk doet. Ook in ambtelijke organisaties leeft nog steeds een ste reotiep beeld van de archivaris. Natuurlijk niet overal en altijd, maar toch al te vaak. Het goed over het voetlicht brengen van de Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbe scheiden eist van vele collega's, dat ze de barrière van die stereo typering kunnen en durven te nemen. Deze regeling gaat namelijk voor een belangrijk deel over het stellen van eisen aan digitale archiefbescheiden. Wetende dat we inderdaad niet allemaal 'hightech-archi varissen' zijn, is het verstan dig op voorhand eens na te denken over een geschikte aanpak. Het kan daarbij geen kwaad om onszelf eerst eens de vraag te stellen in hoeverre wij eigenlijk ver antwoordelijk zijn voor een goede invoering van deze regeling. Het antwoord daarop is verrassend eenvoudig: dat zijn we niet. De ver antwoordelijkheid ligt op grond van de Archiefwet 1995 c.a. bij de zorgdrager en vervol gens meestal ook, in mandaat daarvan afgeleid, bij een lijnmanager. Als archivarissen hebben we weliswaar ook zo'n positie, maar we zijn daarin één van de velen. Het is over het algemeen niet aanbevelenswaardig ongevraagd op de stoel van een ander te gaan zitten en zijn verantwoorde lijkheid over te nemen. Dat is ook in dit geval zo. Een eerste conclusie is dan ook, dat de ver antwoordelijkheid voor de goede invoering van deze regeling niet primair bij de archivaris ligt. Het is niet juist om daaraan de gevolgtrekking te verbinden, dat we de boel daarom wel op zijn beloop kunnen laten. Want ook zonder primair verantwoordelijk te zijn, kunnen we wel als belanghebbend wor den aangemerkt. Archivarissen zijn de latere beheerders van de archiefbescheiden waar deze regeling over spreekt. Zonder adequaat beheer in het voortraject zullen we dat niet goed kunnen doen. Vroeger was dat ook al zo en daarom heb ben archivarissen ook sinds jaar en dag een toe zichthoudende rol ten aanzien van dat voortra ject. Met dat belang voor ogen, is het zaak dat georganiseerd wordt dat de verantwoordelijken hun taak in deze goed oppakken. In beginsel geldt dat natuurlijk ook ten aanzien van de twee overige ministeriële regelingen die net van kracht zijn geworden (de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden en de Regeling op de bouw en inrichting van archiefruimten en archiefbewaarplaat sen). Maar deze regelingen vallen zozeer binnen het traditionele kader waarbinnen archivarissen met hun omgeving communiceren, dat accepta tie van boodschappen op dit gebied heel wat gemakkelijker plaats zal vinden. De Regeling geor dende en toegankelijke staat archiefbescheiden daar entegen is innovatief en gedurfd. Dat zijn niet direct eigenschappen die worden geassocieerd met het beeld dat van onze beroepsgroep bestaat. Dus hoe geloofwaardig kunnen we hierin zijn? We kunnen in geen geval volstaan met een 'hit and run'-actie: "Hier heeft u een kopie van de regeling en u bent verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan." Een dergelijke boodschap sterft een snelle dood. Voor iedere effectieve boodschap op dit terrein is kennis noodzakelijk over de regeling en de ratio achter de artikelen. Gelukkig biedt het voorlichtingstraject over de regeling wat 'bijtankmomenten' (zie kader). Om anderen bewust te maken van hun verantwoor delijkheid in deze dienen we de materie vol doende te beheersen om er een gesprek over te kunnen aangaan. Door de Hans Hofmannen onder ons is het pad geëffend: het begrip 'digita le duurzaamheid' is bekend en het vormt een goede kapstok voor een gesprek hierover. Als we eenmaal een beetje thuis geworden zijn in de regeling, zullen we ontdekken dat er eisen in staan die in feite solide functionele eisen zijn voor records management. Dat laatste begrip hebben we dan inmiddels ook leren ken nen. In het communiceren over de regeling is dat een belangrijk punt. We hoeven natuurlijk niet onder stoelen of banken te steken dat het behoud van de informatie op lange termijn het hoofddoel is van de regeling, maar we kunnen met gezag beweren, dat ook wanneer dat niet de primaire doelstelling zou zijn, de regeling gewenst is vanwege haar positieve invloed op de vormgeving van informatieprocessen. We zijn daarmee niet de enige belanghebbenden meer: d'egene die verantwoordelijk is voor de goede invoering van de regeling is óók belanghebbend. We zijn ondertussen op een psychologisch belangrijk punt aangeland. We verkeren nu in de positie dat we kunnen zeggen: "Kijk eens hier, u bent belanghebbend en ook nog eens ver antwoordelijk en laat nu het geval zijn, dat ik archivaris - toevallig ook een beetje belangheb bend - u de helpende hand wil bieden." Vergelijkingen met de barmhartige Samaritaan zijn nog net misplaatst, want die had zoals we weten niet direct belang bij zijn goede daad. We bewijzen vervolgens onszelf én de betreffende organisatie een dienst als we ons verhaal plaatsen in een breder kader. Overheids organisaties staan op de drempel van grootscha lige dienstverlening on line aan de burger. Opgejaagd door beleidsmakers - minister van Boxtel wil in 2002 25 procent van de overheids- transacties on line afwikkelen - heeft iedere overheidsorganisatie tegenwoordig grootse plannen op het gebied van on-lineprestaties. Barrières worden daarbij opgeruimd. Beschik kingen kunnen nog niet elektronisch en on line worden afgegeven, dus komt er een nieuwe wet die dat mogelijk gaat maken. Op weg naar het doel - on-linedienstverlening aan de burger - komen organisaties legio problemen tegen op organisatorisch, juridisch, technisch, bedrijfs economisch en archivistisch gebied. Al die pro blemen moeten opgelost worden. Een manier om ze goed in kaart te brengen, is te beginnen met ze om te zetten in eisen waaraan informa tiesystemen moeten voldoen. Dat kan op het niveau van afzonderlijke systemen, maar beter is om dat organisatiebreed te doen in een globaal plan. En daarin passen heel goed de eisen op grond van onze regeling. We hebben in dat proces ook een middel om een inspanning op dat gebied te bevorderen. Vanwege die ambities van overheden zullen de komende jaren grootschalige investeringen in digitalisering van informatie plaatsvinden. Dat is kostbaar. Ook de papieren variant is overigens kostbaar. Het niet kunnen voldoen aan de Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbe scheiden maakt het onwaarschijnlijk dat machti ging voor vervanging als bedoeld in artikel 7 van de Archiefwet 1995 zal kunnen worden verkre gen. De consequentie daarvan is het blijvend dubbel moeten investeren, zowel in een digitale als in een papieren informatiestroom. We formu leren dat natuurlijk het liefst positief: het zorgvul dig voldoen aan de regeling, maakt het mogelijk dat we niet blijvend in twee afzonderlijke infor matiestromen hoeven te investeren. Op deze wijze levert implementatie van de regeling dus geld op. Nu we eenmaal zover zijn wordt het tijd eens te wegen hoe moeilijk die regels nu werke lijk zijn. Welnu: de toepassing van de regeling is vanuit organisatorisch opzicht moeilijker dan vanuit technisch opzicht. Al naar gelang u zich beter thuis voelt in organisatorische of techni sche problemen mag u dat als een geruststelling of een verzwaring zien. De regeling eist in ieder geval geen toepassing van techniek die niet voorhanden is. Veel elementen uit de regeling nopen tot beschrijvende activiteiten, tot vastleg ging van gegevens in metadata. Voor archivaris sen is dat in beginsel bekend terrein. Enkele problemen kan de regeling niet oplossen. Op het niveau van de individuele zorgdrager is de verplichting neergelegd om het vereiste niveau van authenticiteit dat moet worden gehandhaafd te beschrijven. En bovendien eist de regeling dat op het moment van overbren ging naar de archiefbewaarplaats voorgeschre ven bestandsformaten worden toegepast. Dit terwijl het langzamerhand gemeengoed is, dat het beter is niet zo lang te wachten met het creë ren van een veilige archiefomgeving. Over deze punten zijn we nog niet één, twee, drie uitge dacht. Met name daarin moeten we een gemeenschappelijk forum met vakgenoten zoe ken en de nationale en internationale projecten op die gebieden analyseren. Maar moeilijk is de regeling eigenlijk niet, als je tenminste de moei te neemt je erin te verdiepen en ermee aan de slag wilt gaan. Uiteindelijk zal er dan toch een beetje 'hightech' onder die stofjas schuilgaan. 26 27 Door Charles Noordam* Zo'n zes jaar na inwerkingtreding van de huidige archiefwet lijkt het dan toch te gaan gebeuren: de 'Regeling geordende en toegankelijke staat archief bescheiden' zal binnenkort een feit zijn. Maar nu het bijna zover is, rijst de vraag hoe we deze rege ling in vredesnaam laten landen in onze organisa ties. Volgens Charles Noordam konden we daar wei eens een hele kluif aan krijgen. Wat we volgens hem in ieder geval zullen moeten vermijden, is dat het beeld gaat ontstaan van de arme archivaris die loopt te leuren met een 'archiefprobleem'. Verantwoordelijkheid Belang Kennis Hoezo 'archiefregeling'? Integraal Peitsche und Zuckerbrot Moeilijk? Charles Noordam is directeur van het Haags Gemeentearchief. Landelijk symposium Op 24 januari 2002 vindt in het Nederlands Congres centrum in Den Haag een landelijk symposium plaats, georganiseerd door de Rijksarchiefdienst en de Hogeschool Management Documentaire Informatie voorziening (HMDI). In een viertal tracés zullen specialisten de meeste gecompliceerde onderdelen van de nieuwe ministeriële regelingen behandelen, zoals functionele eisen voor soft ware, (technische) metadata, implementatie in algemeen digitaal informatiebeheer, bewaarcondities en calami- teitenmanagement. Opgave en inlichtingen bij: HMDI, Postbus 544, 3440 HN Woerden, info@HMDI.nl. archievenblad december 2001 december 2001 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 13