Cultuur-historisch erfgoed van nieuv<omers Turkse Dordtenaren Joan van Albada zei een aantal jaren gele den al dat archieven zich actiever dienden op te stellen als het ging om het bewaren van het cul tuur-historisch erfgoed van min derheden. Hij had gelijk met zijn analyse dat archivarissen eropuit moesten om sporen van de nieuw komers ook in de Nederlandse archieven te laten neerdalen. Iedereen die wat wil op dit terrein moet echter zelf uitvinden hoe hij of zij dat vervolgens aanpakt. Met de traditionele vaardigheden van de archivaris, die vooral gericht zijn op acquisitie van papieren archieven, kom je niet zo ver. Het is dan ook ver heugend te constateren dat onze erfgoedkoepel een studiedag wijdt aan dit thema. Via het Regionaal Centrum Buitenlanders kwam het Stadsarchief Dordrecht in het najaar van 1999 in contact met de Stichting Tuana. Het bestuur van deze stichting bestaat uit een aantal goed opgeleide Turken van tussen de twintig en dertig jaar, die door middel van het organiseren van allerlei activiteiten de integratie van de Turken in de Dordtse samenleving willen bevor deren. Zo organiseerde Tuana in 1999 een week end rond het thema dertig jaar Turkse migratie in Dordrecht. Op advies van het Regionaal Centrum Buitenlanders werd ook contact met het Stadsarchief gezocht. Zonder al te veel ver trouwen overigens dat het wat zou opleveren. Het Stadsarchief was onbekend en de voorstel ling die men had van het Stadsarchief, was die van een van ieder enthousiasme verstoken, log, bureaucratisch overheidsapparaat. Zo heel veel kon het Stadsarchief inhoudelijk niet bieden rond het thema dertig jaar migratie; zeker niet waar het ging om beeldmateriaal. In de collectie van het Stadsarchief leken de Turkse Dordtenaren bijna onzichtbaar. Ondanks deze tegenvaller, bleek de kennismaking echter uiter mate zinvol. Besloten werd te proberen met fotomateriaal dat binnen de Turkse gemeen schap zelf aanwezig was dertig jaar migratiege schiedenis in beeld te brengen, om vervolgens te onderzoeken hoe we in de toekomst de geschie denis van de Turkse Dordtenaren in het Stadsarchief zichtbaar zouden kunnen krijgen. Met veel enthousiasme maakten de bestuursle den van Tuana duidelijk wat zij wilden en met hetzelfde enthousiasme toonden wij waar we in het Stadsarchief allemaal mee bezig waren en wat je er allemaal kon vinden. Het klinkt mis schien wat pathetisch, maar in dit wederzijdse enthousiasme vonden we elkaar. We besloten maandelijkse bijeenkomsten te beleggen met de bedoeling een project voor te bereiden waardoor Turkse Dordtenaren in de toekomst ook in het Dordtse Stadsarchief terecht zouden kunnen om er iets van hun verleden te vinden. Bij een ingewikkeld project als dit is het belangrijk dat voldoende tijd wordt genomen om elkaar goed te leren kennen. Veel meer dan een positieve grondhouding om archieven van nieuwkomers in het Stadsarchief te willen opne men en daarvoor ook moeite te willen doen was niet aanwezig in het Dordtse Stadsarchief. Er waren geen mede werkers in dienst die over bijzondere kennis van een of meerdere groepen nieuwkomers be schikten en er be stonden ook geen bijzondere relaties met de zogeheten zelforganisaties. Dat betekende dus heel veel praten en vooral luisteren en vragen. Archivarissen weten natuurlijk wel waarom het belangrijk is dat de verzamelde informatie openbaar is (of wordt), hoe je ervoor zorgt dat de relevante gegevens bewaard worden en vooral hoe je ervoor zorgdraagt dat die informatie ook voor anderen toegankelijk wordt. In het geval van de Turkse Dordtenaren werd al heel gauw duidelijk dat het een foute veronder stelling was te verwachten dat we op korte ter mijn archieven in huis zouden kunnen krijgen. De belangrijkste reden was wel dat zelforganisa ties niet zomaar bereid zijn hun materiaal in een openbare archiefbewaarplaats onder te brengen (nog los van de vraag of de archieven die gevormd zijn voldoende informatiewaarde heb ben om opgenomen te worden). Een gemeente archief is immers, net als de Sociale Dienst of de Immigratie- en Naturalisatiedienst, een over heidsinstelling en de relatie die de nieuwkomers met overheidsinstellingen hebben is niet per definitie positief. Daarnaast is het maar de vraag of er veel interessant archiefmateriaal bij parti culieren rondzwerft. De Turkse Dordtenaren uit Kayapinar hebben veel meer een orale dan een schriftelijke traditie. Het belangrijkste doel van het project was om de geschiedenis van de migratie naar Dordrecht vast te leggen. Daarvoor konden ver schillende methoden gevolgd worden. Tijdens de voorbereiding van de kleine tentoonstelling rond dertig jaar Turkse immigratie in Dordrecht met fotomateriaal dat bij de Turkse Dordtenaren zelf aanwezig was, bleek al hoe moeilijk het was om mensen zover te krijgen dat ze tijdelijk voor dat doel hun foto's wilden afstaan. Als we iets van de persoonlijke geschiedenis van de vroege re gastarbeiders wilden vastleggen was het nood zakelijk dat een aantal hoofdrolspelers van toen hun medewerking zou verlenen. Vanwege de bijzonderheid dat het grootste deel van de Turkse Dordtenaren uit een klein gebied afkom stig is, werd het mogelijk de migratie nu eens niet vanuit het perspectief van de ontvangende samenleving te benaderen, maar vanuit de gevende samenleving. Aan de ene kant ver wachtten we door deze benadering minder weerstand van de betrokkenen om mee te willen werken, aan de andere kant zou het naar ons idee ook heel interessante gegevens kunnen opleveren die anders niet zo snel boven tafel zouden komen. Na ons in februari al verzekerd te hebben van de medewerking van de lokale autoriteiten in Kayapinar, toog in het voor jaar van 2001 een groep onderzoe kers van het Stadsarchief en de Stichting Tuana naar Kayapinar om op een aantal manieren het dagelijks leven in Kayapinar, de invloed van de migratie en de rol van de 'gurbetci', zoals de in Europa wonende migranten genoemd worden, vast te leggen. Met ongeveer vijftig mensen uit Kayapinar zijn interviews gehouden: jongeren, bestuurders, teruggekeerde migranten, imams, vrouwen. De soms wat aarzelende houding op ons verzoek mee te willen werken aan dit pro ject, sloeg bijna altijd om in enthousiasme als duidelijk werd dat we belangstelling hadden voor hun persoonlijke verhaal. Slechts twee mensen weigerden uiteindelijk geïnterviewd te worden. Alle interviews zijn op band vastgelegd. Ze zijn inmiddels uitgeschreven en kunnen vanaf eind dit jaar in het Stadsarchief worden ingezien of beluisterd. Met name de verhalen over de migratie zijn soms aangrijpend. De meeste migranten die we gesproken hebben kwamen als turist (eufemisme voor illegaal) naar Nederland. Als constanten in de verhalen kun nen genoemd worden de enorme onbekendheid met Nederland, de dagenlange treinreis naar Nederland met een voortdurende angst opge pakt te worden door de politie, de verscheurd heid die de trek naar het onbekende teweeg bracht, zowel binnen het dorp als binnen de gezinnen. Opvallend is ook de moeizame strijd die Kayapinar voert om de voordelen en de nadelen die aan de migratie kleven met elkaar in evenwicht te brengen. Zonder al te inhoudelijk op de resultaten van de interviews in te willen gaan, is een aardige illustratie van die worsteling de poging van de burgemeester van Kayapinar om het inwoneraantal van het dorp op te krik ken om zo de financiële positie van het dorp te verbeteren. In de zomermaanden verdrievoudigt het inwonertal door de komst van de vele gur- betfi. Allerlei voorzieningen, zoals het vorig jaar aangelegde rioleringstelsel, moeten bestand zijn tegen die invasie in de zomermaanden. De staatsbijdragen zijn echter afhankelijk van inwoneraantallen die om de paar jaar door mid del van volkstellingen worden vastgesteld. Tijdens de volkstelling van 1997 werden 1239 inwoners geteld. Toen in 2000 opnieuw een volkstelling plaatsvond, riep de burgemeester de gurbetfi op tijdens de volkstelling in oktober 12 13 Turkse Dordtenaren Dordrecht kent ruim 5300 men sen van Turkse afkomst. Het overgrote deel van hen is afkomstig uit de provincie Kayseri in midden-Anatolië, en vooral uit het dorp Kayapinar. Veel Turken die naar West- Europa zijn vertrokken, hebben dat via de vorm van kettingmi gratie gedaan. Dat komt erop neer dat ze hun dorpsgenoten, die de stap al eerder gezet had den, achterna reisden om zich in dezelfde stad of streek in het buitenland te vestigen. De grote migrantenstroom vanuit Turkije kwam in het begin van de jaren zestig op gang. Aanvankelijk ging het vooral om geschoolde arbeiders uit de steden, later ook om ongeschoolde arbeiders van het platteland. De eerste Turken die zich in Dordrecht vestigden, arriveerden hier in 1967. Zes jaar later waren ze met 1000 personen al de groot ste groep gastarbeiders in Dordrecht. Net als de gastarbei ders van andere nationaliteiten kwamen ze naar Nederland met het idee na een paar jaar weer terug te keren naar hun geboor teland. Dat laatste is echter in veel gevallen niet gebeurd. Om verschillende redenen zijn ze hier blijven wonen en hebben, soms pas na vele jaren, vrouw en kinderen naar Nederland gehaald. De banden met de gebieden waar ze vandaan Door Charles Jeurgens Ruim anderhalf jaar werken het Stadsarchief Dordrecht en de Stichting Tuana samen aan het project 'Generaties Later; Turkse Dordtenaren'. Dit project heeft tot doel kennisbronnen te verwerven die betrekking hebben op de geschiedenis van de Turkse nieuwkomers. In Dordrecht wonen ruim 5300 mensen van Turkse afkomst en zij vormen daarmee de grootste groep allochtonen. Op verzoek van het Archievenblad beschrijft stadsarchivaris Charles jeurgens de manier waarop men te werk is gegaan in dit unieke project. Het Dordtse experiment Praten, praten, praten Project Generaties Later Aan het werk in Kayapinar Foto's: Ahmet Polat komen, zijn echter nog hecht. De tweede generatie jongeren realiseert zich dat hun toekomst in Nederland ligt, maar ook hun banden met Turkije zijn nog hecht. In de zomermaanden wordt veel heen en weer gereisd om familie te ontmoeten en op vakantie te gaan. De jongeren stellen vragen over hun identi teit: ben ik Turks of Nederlands, of ben ik Turk in Nederland en Nederlander in Turkije. De wens van de Stichting Tuana om in de toekomst in het Dordtse Stadsarchief materiaal te kunnen vinden dat over hun geschiede nis gaat, heeft daar natuurlijk mee te maken. Toen een van de bestuursleden van Tuana door TV-Rijnmond werd gevraagd waarom het toch zo belangrijk was dat dit mogelijk werd, ant woordde hij: "Onze kleinkinde ren zulten ooit gaan vragen: opa, oma waar komen we van daan? Dan kunnen ze naar het Stadsarchief om dat te achterha len." En daar gaat het om: kun nen beschikken over je eigen geschiedenis. archievenblad oktober 2001 oktober 2001 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 6