een impressie
<5
c
(Werken met particuliere archieven:)
3
historisch onderzoek
historisch onderzoek
De vereniging HVO werd in 1904
opgericht als de Vereeniging Hulp voor
Onbehuisden. Vanaf het begin bestond de
organisatie uit verscheidene onderdelen,
die ook nog eens verspreid waren over ver
schillende locaties. Inmiddels is HVO gefu
seerd met Querido en biedt zij maatschap
pelijke hulp, begeleid en beschermd wonen
en opvang van vluchtelingen. In de perio
de dat ik er binnenkwam, had het bestuur
besloten het archief te laten inventariseren,
mede om daarmee historisch onderzoek
mogelijk te maken. Een deel van het
archief bevond zich al in het Gemeen
tearchief Amsterdam en het plan was om
een groot deel van het statisch archief dat
zich op het Centraal Bureau bevond, daar
eveneens naar over te brengen. Met het
oog op de overdracht had HVO iemand de
opdracht gegeven het archief te ordenen en
hij kon mij wegwijs maken. De historische
sensatie die ik in het archief ervoer, werd
aan de Weesperzijde (toentertijd het onder
komen van het Centraal Bureau en de afde
ling Reclassering) gemengd met de harde
realiteit van cliënten die af en toe op luid
ruchtige wijze uiting gaven aan hun onge
noegen over hun lot. Het werken in een
omgeving waar een enkele keer met mes
sen werd gezwaaid, was voor mij net zo
nieuw als de handgeschreven notulenboe
ken die ik voor me had. Ook nieuw en
onbekend waren mijn ervaringen in het
Gemeentearchief van Amsterdam. Ik had
toestemming van het bestuur en dus werd
mij geen strobreed in de weg gelegd, maar
onzeker heb ik me daar weieens gevoeld.
Zowel aan de balie als in de studiezaal ble
ken er allerlei geschreven - en nog lastiger -
ongeschreven regels te bestaan. Op de
momenten dat de grote mijnheer met dito
snor achter mijn rug verscheen, vroeg ik
mij vaak af of en wat ik verkeerd zou kun
nen hebben gedaan. Gelukkig kreeg ik
nooit een uitbrander, maar ik heb het
anderen wel zien overkomen. Het deel van
het HVO-archief dat zich in het gemeen
tearchief bevond, was geïnventariseerd.
Hoewel in de bijna vier meter archief veel
dubbel materiaal zat, werd het van voor
naar achter doorwerken van de dikke
pakken met enige regelmaat beloond met
stukjes van de puzzel. Ofwel omdat ze pre
cies in mijn plaatje pasten, ofwel omdat ze
mij juist op een geheel ander spoor zetten.
Voor HVO schreef ik twee boekjes. Hoe
serieus de vereniging was in haar bedoe
ling om historisch onderzoek te stimule
ren, bleek toen ze na mij nog een stagiaire
de kans gaf om onderzoek te doen. In de
laatste zin van mijn eindscriptie staat dan
ook: 'In de literatuur over de geschiedenis
van het welzijnswerk in Nederland is er
mijns inziens nog te weinig onderzoek
gedaan naar het functioneren van de
instellingen die het welzijnswerk uitvoer
den. Archiefonderzoek naar de geschiede
nis van het grote aantal welzijnsinstellin-
gen dat Nederland rijk is en was, zal een
schat aan informatie kunnen opleveren.
In dit verband is het initiatief van de hui
dige directeur van HVO dat aan de basis
lag van dit onderzoek, voor andere instel
lingen de moeite van het navolgen
waard.' Ik ben het daar nog steeds hart
grondig mee eens.
Het was de stichting Hulp na
Onderzoek (HnO) die mij de gelegenheid
bood opnieuw met een particulier archief
te werken. De stichting HnO is een fonds
dat geld geeft aan maatschappelijke doe
len en dat in 1919 is opgericht door F.J.
Spakler. Het idee voor Hulp na
Onderzoek was geënt op de nieuwe
armenzorg zoals die door Liefdadigheid
naar Vermogen was geïntroduceerd: hulp
geven na onderzoek van de hulpvraag.
Ook bij HnO was het archief goed geor
dend en dit keer zelfs op één plek te vin
den. In het bestuur waarmee mijn
medeonderzoekers en ik te maken had
den, zat een aantal familieleden van de
oprichter en dat bood de mogelijkheid
om ook van de familiearchieven gebruik
te maken. Die bleken ook een ware schat
aan informatie te bevatten waarnaar, net
zoals bij HVO, nog veel meer onderzoek
gedaan zou kunnen worden.
Het particuliere archief waarin ik het meest
recent werkte, was dat van de stichting 'De
Drie Lichten'. Sinds de oprichting in 1950,
door twee zusters uit de Rotterdamse ban
kiersfamilie Mees, geeft 'De Drie Lichten'
geld aan medisch-wetenschappelijk onder
zoek. Het secretariaat en daarmee het
archief van de stichting bevond zich lange
tijd in de Universiteit van Leiden. Het werd
echter tijd om het archief ergens anders
onder te brengen. Het bestuur had besloten
het in geordende staat aan een archiefin
stelling aan te bieden. Voor de overdracht
kreeg ik gelegenheid het te bestuderen.
Ditmaal was het de stilte van de zolder van
het Anatomisch Laboratorium te Leiden
waar ik, omringd door dozen met prepara
ten die hun geheimen voor mij verborgen
hielden, een aantal maanden ongestoord
mocht speuren in het archief. Daarnaast
kreeg ik van de familie Mees toegang tot
het familiearchief, dat zich in het
Gemeentearchief Rotterdam bevindt.
Zowel in Rotterdam als in Amsterdam
bemerkte ik dat er in de gemeentearchie
ven de laatste tien jaar wel het een en ander
- ten goede - veranderd is. De dienstverle
ning is duidelijk meer op de voorgrond
komen te staan. Het boekje dat het resul
taat was van mijn onderzoek documen
teert, net als bij HVO en HnO, de rol die
ET MOOISTE PARTICULIERE ARCHIEF VAN..
welgestelde initia
tiefnemers spelen
in de maatschap
pelijke en culturele
sector.
Op het ogenblik ben ik bezig met een
onderzoek naar de Raden van Arbeid.
Tijdens een periode dat ik de geschiedenis
schreef van het ministerie van Sociale
Zaken, werd mijn interesse voor deze orga
nisaties gewekt. De Raden van Arbeid
waren regionale instellingen die in 1919
opgericht werden voor de uitvoering van
de sociale zekerheidswetten. Ze zijn in
1988 opgeheven en opgegaan in de Sociale
Verzekeringsbank. Ik was benieuwd naar
wat er met de archieven van deze Raden
zou zijn gebeurd. In 1996 maakte ik een
inventarisatie. Alle raadsarchieven zouden
naar het hoofdkantoor van de SVB in
Amstelveen overgebracht moeten zijn. Uit
contact met het toenmalige Hoofd Archief
bleek dat dit niet zo was. Sommige archie
ven bevonden zich nog op zolders van de
districtskantoren (voorheen Raden) van de
SVB. Andere waren overgebracht naar pro
vinciale dan wel gemeentearchieven. In
het Gemeentearchief Dordrecht bleek het
archief bijvoorbeeld nog ongeïnventari
seerd te zijn, maar het was met toestem
ming van de SVB wel toegankelijk. Het
archief van de Raad van Rotterdam was wel
aanwezig op het hoofdkantoor. Om onder
zoek mogelijk te maken, heb ik beide
archieven op mijn manier geïnventari
seerd, waarbij ik node de instrumenten
miste waarvan ik mij voorstel dat een
archivaris die tijdens zijn opleiding mee
krijgt. Het archief van de Vereniging van
Raden van Arbeid bleek te vinden bij het
Internationaal Instituut voor Sociale
Geschiedenis (IISG). Ook dat archief was -
wegens gebrek aan tijd en middelen - nog
niet geïnventariseerd. Alleen al het achter
halen van de archieven en het bekijken in
welke staat ze zich bevinden, is een hele
klus. Het geluk is echter aan mijn zijde
want het Instituut Nederlandse Geschie
denis (ING) is bezig met een inventarisa
tie van alle socialezekerheidsarchieven,
waaronder ook van de Raden van Arbeid.
Dankzij het ING zal verder onderzoek mij
- en alle in de geschiedenis van de sociale
zekerheid geïnteresseerden - veel makke
lijker worden gemaakt.
Voor het onderzoek naar de geschie
denis van de Nederlandse samenleving
zijn particuliere archieven van onschatba
re waarde. Het hangt van het initiatief van
de familie, het bedrijf of de organisatie af
of ze hun archieven laten ordenen en
beschikbaar stellen voor historisch onder
zoek. Voor een organisatie is het van
belang om zich van tevoren af te vragen
wat het nut en de noodzaak kan zijn van
het toegankelijk maken van een archief.
Zonder vooraf te hebben nagedacht over
de effecten van historisch onderzoek kun
nen zowel de onderzoeker als de organisa
tie voor onverwachte zaken komen te
staan. Bovendien heb ik mij vaak afge
vraagd welke logistieke problemen er zul
len optreden als archiefinstellingen over
spoeld zouden worden door het grote aan
tal particuliere archieven dat zich nog op
zolders en in kelders bevindt. Ik wil organi
saties toch aansporen om hun archief te
ordenen en aan te bieden aan een archief
instelling. Het is bedrijven en organisaties
duidelijk te maken dat ook hun geschiede
nis het waard is - vanuit wetenschappelijk,
maar tevens vanuit maatschappelijk oog
punt - geschreven te worden. Ik ben erg
dankbaar dat mij een aantal keren toe
stemming is gegeven om in unieke stukjes
overgebleven verleden te grasduinen.
18
19
Door Danièle Rigter*
Fragment van de brief van de
penningmeester waarmee eind
1952 Stichting'De Drie Lichten'
van start ging. (Uit: D. Rigter,
Stichting'De Drie Lichten'.)
Eind jaren tachtig kreeg ik de kans histo
risch onderzoek te doen naar de vereniging
HVO (Hulp voor Onbehuisden), een grote
Amsterdamse welzijnsinstelling, en daarover
mijn eindscriptie te schrijven. Ik moet
bekennen dat ik in de jaren daarvoor nog
nooit een archief van binnen had gezien.
Het was destijds mogelijk om zonder
archiefervaring als historicus aan het
Historisch Seminarium van de Universiteit
van Amsterdam (UvA) af te studeren. Enige
onzekerheid overviel mij dan ook: wat zou
ik aantreffen en hoe moest ik een en ander
aanpakken. Gelukkig viel ik met mijn neus
in de boter. Ik trof een organisatie met een
geordend archief, de directie wist wat ze
ermee wilde en HVO had ervaring met het
begeleiden van stagiaires.
Vijf dochters van Joan Mees, Rotterdams bankier. De
twee dochters aan de rechterkant waren in 1950 de
oprichtsters van 'De Drie Lichten', een fonds voor steun
aan medisch-wetenschappelijk onderzoek. (Uit: D. Rigter,
Stichting'De Drie Lichten'.)
Een schat aan informatie
HET T H E AT El INSTITUUT NEDERLAND
Archief van Wim Kan (1911-1983) en
Corry Vonk (1901-1988)
In zijn jeugd schreef cabaretier Wim Kan al kleine
toneelstukjes. Hij bezocht in de jaren twintig de
toneelschool. Na een korte carrière als acteur
besloot hij samen met zijn vrouw een cabaretgroep
op te richten, het ABC-cabaret (1936). Eind 1939 ging
hij met dit gezelschap op tournee naar Nederlands-
Indië. Door de Duitse bezetting in mei 1940 kon de
geplande terugkeer niet doorgaan. Vanwege de
dreigende oorlogssituatie moest Wim Kan evenals
alle mannen in Indië in militaire dienst. Kort na de
inval van de Japanners werden Wim Kan en Corry
Vonk van elkaar gescheiden en overgebracht naar
interneringskampen. In de kampen gaven beiden
cabaretvoorstellingen voor de gevangenen. Eind
1945 werden Kan en Vonk herenigd en in 1946 keer
den zij naar Nederland terug. Het ABC-cabaret bleef
tot 1968 bestaan, waarbij de rol van Wim Kan steeds
belangrijker werd. Vanaf 1968 trad hij alleen nog
maar solo op. Sinds 1954 hield Wim Kan oude
jaarsconferences, waarmee hij landelijke bekendheid
verwierf. Met zijn conferences, waarin hij de actuele
politiek op de hak nam, trok hij door Nederland.
In 1982 hield hij zijn laatste oudejaarsconference.
ER HET
Het archief
bevat naast
persoonlijke
bescheiden
van Kan en
Vonk corres
pondentie,
teksten van
conferences en liedjes, materiaal over het verblijf in
Nederlands-lndië. Ook bevat het archief de twee
verzetssterren Oost-Azië 1942-1945 van Wim Kan en
Corry Vonk. Naar eigen zeggen hadden Kan en Vonk
deze als protest tegen het bezoek van de Japanse
keizer Hirohito aan Nederland in 1971 in de
Westeinderplas gegooid. Bij inventarisatie bleken ze
toch nog in het archief te zitten. Wim lbo schreef
hierover: 'En ze gooiden al hun koninklijke onder
scheidingen in de plas. Zachtjes en zonder tam-tam,
de plons heeft niemand gehoord'. Nu weten we
waarom.
Plaats: Theater Instituut Nederland, Amsterdam
Periode: 1914-1987
Omvang: ca. 8 meter
Toegankelijkheid: inventaris
i. VAN EYS
ACCOUNTANT
Lid Ned. In», ven Acc
Hilversum, 30 becenber 1952
Koninginneweg 39. Teleloon 3241
Raden van Arbeid
"Stichting Je Jrie Lichten"
Aan Jaioea en lieren Heat uur a le den der
Stichting ue Jrie Lichten.
Jaiaea en lieren,
Op 29 Deoeuber 1952 werd de acte van scheiding en deling
der boedel van wijlen iej» 1» üees gepasseerd, waarbij aüs
sclieidlngsdatum ?*erd genoemd 15 Lovetabor 1952*
De Stichting kan derhalve nu daadwerkelijk naar buiten
gaan optreden»
Grasduinen in het verleden
Danièle Rigter is eigenaar van uitgeverij BPC en his
torisch onderzoeksbureau Ecade en penningmeester
van de stichting Historisch Platform.
Het onderzoek van Danièle Rigter in (particuliere)
archieven heeft geleid tot de volgende publicaties:
D. Rigter, "Eene dringende noodzakelijkheid",
Amsterdam, 1990.
D. Rigter, In het spoor van Jonker, Amsterdam,
1992.
D. Rigter, B. van den Bosch en H. Ebbing,
Hulp na Onderzoek, Noordeloos, 1994.
D. Rigter, E.A.M. van den Bosch, R.J. van der Veen
en A.C. Hemerijck, Tussen sociale wil en werkelijk
heid, Den Haag, 1995.
D. Rigter, Stichting 'De Drie Lichten'.
50 jaar medisch-wetenschappelijk onderzoek,
Amsterdam, 2000.
archievenblad
augustus 2001
augustus 2001
archievenblad