V 4 de praktijk de praktijk Uitgangspunt is de bezoeker zoals we die zojuist beschreven hebben. Niet het archief, de archiefvormer of de structuur van het archief staan centraal. Deze zijn van belang voor het begrip en de inter pretatie van het stuk, iets wat we graag overlaten aan de onderzoeker. Met deze contextuele gegevens kan hij zijn werk doen, maar we kunnen niet van hem ver wachten dat hij deze gegevens ook han teert om zijn stukken te vinden. Zover kunnen de meeste onderzoekers niet doordringen in de institutionele geschie denis. Dit is bij uitstek het domein van de archivaris. Hij moet zijn kennis gebruiken om de onderzoeker zo snel en zo dicht mogelijk bij zijn stukken te brengen. Dit betekent dat een vraag van een onderzoeker meteen moet uitmon den in voor hem mogelijk relevante archiefstukken, niet in een aantal archie ven of archiefvormers. Om deze hoge kwaliteit te kunnen bereiken, moet de archivaris zijn kennis in het tussenlig gende zoekpad stoppen. Deze benadering vanuit het individuele archiefstuk staat haaks op de zoekmethode waarin van bovenaf, vanuit de archiefvormers, gezocht wordt. Het oude trechtergewijze zoeken vinden we minder geschikt voor hedendaagse digitale onderzoekers. We willen het vervangen door een platte, kokervormige zoekwijze. Dit heeft tot gevolg dat veel archivistische kennis aan dit apparaat gehangen moet worden. Om deze benaderingswijze gestalte te kunnen geven, gebruiken we een zeer plat stramien. Dit bestaat uit vier elemen ten: toegangnummer met de naam van het archiefblok; de naam van de archiefvormer con text); het inventarisnummer met de beschrij ving; de datering. Twee traditionele elementen gebruiken we niet. Allereerst slopen we de onderlig gende structuur van rubrieken. Ze zijn (soms) handig voor papieren inventaris sen, maar digitaal zijn het ondingen. Bovendien blijken ze bij nader inzien in veel gevallen weinig meer informatie te bevatten dan al in de beschrijving voor komt, of informatie die de gemiddelde bezoeker niets zegt (algemeen-bijzonder). Dan hebben we ook nog inventarissen die een geweldig ingewikkelde indeling bevatten, interessant voor collega's, recensenten of examinatoren, maar de meeste onderzoekers zijn er niet gelukkig mee. Wanneer we van de rubrieken ook nog die afscheiden die in feite als archief vormer zijn aan te merken, houden we slechts enkele rubrieken over die wezen lijke informatie verschaffen. Die infor matie is met weinig creativiteit onder te brengen in de beschrijvingen zelf. Twee echte problemen bleken nog op te doemen. De onhandelbaarheid van de algemene series in de papieren inventaris is in de digitale even groot. Traditioneel is de oplossing: geef informatie over de archiefvormer, dan weet de onderzoeker wat hij kan verwachten in de algemene series. Wij denken dat digitaal deze infor matie via trefwoorden, ontleend aan een thesaurus, veel directer werkt. Deze tref woorden worden dan niet aan de archief vormer gehangen, maar aan iedere be schrijving in de traditionele serie 'alge meen'. Vervolgens kunnen aan de be schrijvingen onder 'bijzonder' een of meer van deze trefwoorden gekoppeld worden. De thesaurus van het Instituut voor Nederlandse geschiedenis, die ge bruikt wordt voor het Repertorium, dekt, naar wij verwachten, onze behoeften in dit opzicht heel redelijk. Het tweede element dat we overboord gezet hebben is de verzamelbeschrijving of wat nog erger is: verzamelbeschrijvin- gen binnen verzamelbeschrijvingen. Digi taal is hun nut niet aanwijsbaar. Om tot een platte database te komen, geven ver zamelbeschrijvingen alleen maar een extra verdieping, die een meer ingewikkel de structuur vereist. Aan de beschrijvingen moeten dus enkele zaken aangepast worden. Aller eerst moet de informatie die aan de rubrieken en de verzamelbeschrijvingen hangt aan de afzonderlijke beschrijvin gen gekoppeld worden. Dit kan deels door een N.B. toe te voegen aan de beschrijving of de inhoud zodanig aan te passen dat de gegevens van de rubriek (voor zover die zinvol is) eraan toege voegd worden. Dit vereist naast creativi teit de nodige archivistische en institu tionele kennis. Verder is het een goede gelegenheid ver ouderde en voor de hedendaagse onder zoeker weinig bekende begrippen te ver vangen door modernere. Vooral voor de oudere inventarissen is dit geen overbodi ge luxe. Bovendien moet de inventarisa- tor kritisch kijken naar de digitale raad pleegbaarheid van een beschrijving. Volstond het op papier aan te geven dat een inventarisnummer bijvoorbeeld bepaalde gegevens over gemeenten met de beginletters A tot en met D bevat, nu zullen de namen van deze gemeenten voluit weergegeven moeten worden om ze uit de database te kunnen vissen. De onderzoeker weet dan ook meteen exact welke gemeenten wel en niet voorkomen. Ook kunnen beschrijvingen strakker opgezet worden, door tekstdelen die geen of nauwelijks relevante informatie bevatten, eruit te halen. Wanneer in een boom op een verantwoorde wijze gesnoeid wordt, komt dit de groei en de vruchtzetting alleen maar ten goede. Niet op de laatste plaats komt de verwij zing naar de eigentijdse toegangen. Vaak verwijst de ene serie naar de andere. Omdat nu per individuele beschrijving verwezen wordt, ziet de onderzoeker exact welk inventarisnummer geraad pleegd moet worden als eigentijdse toe gang. Ook hier komt de archivaris de onderzoeker in hoge mate tegemoet en wordt de kwaliteit van de toegangen sterk verhoogd. Als datering nemen we in de database een exact begin- en eindjaar op. In de beschrijving zelf echter blijft de oor spronkelijke datering uit de beschrijving gehandhaafd. Dit betekent voor de archivaris dat hij de niet-exact gedateerde stukken van een vast begin- en eindjaar moet voorzien. De archi varis moet daarvoor een grondige kennis heb ben van het archief waarin deze beschrijving voorkomt. Daarnaast rijst de vraag hoe afschrif ten gedateerd moeten worden. Een afschrift uit de achttiende eeuw van een stuk dat in origineel uit 1450 stamt, zal in de meeste gevallen belang rijker zijn voor onderzoekers die in 1450 geïnte resseerd zijn dan voor onderzoekers die de acht tiende eeuw tot onderwerp hebben. De datering 1450 geldt alleen voor het zoeken: in de beschrijving blijft staan dat het om een afschrift uit de achttiende eeuw gaat. Het zal intussen wel duidelijk zijn dat een dergelijke verhoging van de kwaliteit van de inventarissen alleen bereikt kan worden door te kiezen voor een flinke investering in tijd door gekwalificeerd personeel. Het domweg laten invoeren van massa's tekst uit papieren inventa rissen zal niet tot kwaliteitsverhoging kunnen leiden. In veel gevallen zal een dienst keuzes moeten maken, waarbij de belangrijkste of meest geraadpleegde inventarissen voorrang krijgen, het kan zelfs dat het daarbij blijft. Veel voorbereidend werk door archivarissen moet voorafgaan aan de invoer. Op dit moment is deze kennis in de meeste archieven nog voor handen. Door nu te investeren in het vastleggen van deze kennis, kan voorkomen worden dat vroegere investeringen in personeel waardeloos worden. Daarnaast staat of valt een moderne, kwalitatief hoogstaande dienstverlening met een modern en excellent toegangenapparaat: zonder goede back office geen front office. Via het eenvoudige zoekprogramma, dat we DIANA (Digitaal Apparaat Noord-Brabantse Archieven) hebben gedoopt, is het mogelijk de beschrijving van een bekend inventarisnummer in een archief te vinden. Verder kan een zoekop dracht beperkt worden tot een enkel archief. Verreweg het meest gebruikt wordt de optie om door de beschrijvingen van alle archieven heen te zoeken, met inbegrip van de archiefvormer. Een goed gebruik van de periode waarin gezocht wordt, beperkt al te omvangrijke resultaten. De zoekactie resulteert in een lijst met vermelding van het archief, de archiefvormer en de beschrij ving. Met het toegangsnummer en het inventa risnummer kan in ABS-Archeion het stuk wor den opgevraagd. Indien gewenst kan de lijst worden ge print. Alle maal erg een voudig en niet specta culair. Maar je moet er gens begin nen. Wie zoekt op ter men die in de beschrijving voorkomen, moet de nodige cre ativiteit gebruiken bij de zoekvraag. Naast de klassieke beschrijvingen beschik ken we over een aantal nadere toegangen. Deze zijn voor een groot deel toegesneden op de inhoud van de stukken. Ze zijn dus veelvormig en moeilijk in een enkele database te vangen. De regesten zijn daarop een uitzondering. Deze zijn te uniformeren en daarmee van een enkel zoek programma te voorzien. Dergelijke nadere toe gangen laten we vooralsnog los van de inventa rissen raadplegen. Voorlopig hebben we nog werk genoeg. Vooreerst het aanbrengen van trefwoorden op onderwerp en geografische eenheid, zodat we de algemene series beter bij het zoekproces kunnen betrekken. Vervolgens meer contextgegevens dan de naam van de archiefvormer en het archiefblok. Graag willen we de gegevens uit het archieven overzicht en de meest wezenlijke gegevens uit de inleidingen van de inventarissen kunnen weerge ven. De gegevens hebben we grotendeels in han den. We willen ze aan de database van de beschrijvingen koppelen. Daarnaast willen we ook het zoekprogramma nog verbeteren. Natuurlijk staat bij dit alles het belang van de onderzoeker voorop. Hij kan zelf in belangrijke mate bijdragen aan de verbetering van het sys teem door verbeteringen en aanvullingen aan te dragen. In een dergelijk digitaal systeem zijn wijzigingen eenvoudig aan te brengen. Het onderhoud van dit systeem is vele malen groter dan de inventarissen op papier. En ten slotte: op termijn zullen de inventarissen op papier ver dwijnen. De enige manier waarop dit bereikt kan worden, is een digitaal toegangenapparaat dat sneller, beter en gemakkelijker werkt dan de papieren inventarissen, dat goed te onderhou den is en daardoor ook onderhouden wordt. Op termijn zullen de inventarissen op papier verdwijnen. 21 lour een toegang tonder drempel: met Diana op jatht Door Jan Sanders* De overgrote meerderheid van de bezoekers van onze studiezalen, zowel amateurs als professionals, kan niet of uiterst slecht met onze traditionele toegangen overweg, ondanks aanwijzingen, richtlijnen en cursus sen. Als we onze toegangen niet aanpassen aan de eisen van de huidige onderzoeker, zal het akelig stil worden in de archieven. Het Rijksarchief in Noord-Brabant probeert met een moderne verwerking van traditio nele toegangen de onderzoeker tegemoet te komen. Wat gebruiken we en wat niet? Aanpassingen aan beschrijvingen Investering Zoekprogramma Digitaliseren van nadere toegangen Toekomst: inventarissen op papier verdwijnen jan Sanders is hoofd afd. Inventarisatie RA Noord-Brabant. De godin Diana als jaagster, ca. 1550, olieverf op linnen; Louvremuseum, Parijs. 20 archievenblad maart 2001 maart 2001 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 10