Gemeentearchief van Amsterdam (1848-1900) V DE EERSTE BEZOEKERS VAN HET Na de benoeming van Scheltema in april 1848 kreeg het stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal, waarin de verschillende lokalitei ten van de Archiefdienst gevestigd waren, niet onmiddellijk te maken met een grote toeloop van historisch geïnteresseerden; gedurende de rest van het jaar bleef het bezoekersaantal zelfs op één steken (zie tabel 1). In het oudste register zijn de namen of handteke ningen te vinden van hen die het bezoekersrege- lement onderschreven. Hieruit blijkt dat sommi ge bezoekers, zoals de bibliograaf, boekhande laar-antiquaar en uitgever Frederik Muller, het archief verschillende malen bezochten. Meestal ontbreken in dit eerste bezoekersregister nadere gegevens als woonplaats of beroep, evenals het doel waarvoor men kwam. In het tweede bewaard gebleven register, dat begint in 1879, staan wel woonplaats en beroep, maar pas vanaf 1892 wordt ook het doel van het bezoek bijge houden. Er bestaat ech ter geen zekerheid om trent de betrouwbaar heid van dit tweede register. Een aantal na men komen we telkens weer tegen, maar ie mand als de historicus Jan ter Gouw, waarvan bekend is dat hij vaak op het Archief was), schreef zich slechts één keer in. De allereerste bezoeker, die vier maanden na de aanstelling van Scheltema het Archieflokaal betrad, blijft helaas een onbekende: de handte kening die hij zette is vooralsnog onleesbaar. Over de tweede bezoeker - de filoloog en hebraï- cus, letterkundige en historicus dr. Samuel Israel Mulder - valt heel wat meer te zeggen. Deze was in joodse kring een vooraanstaand figuur, maar ook daarbuiten werden zijn verdiensten erkend. In 1849 werd hij benoemd tot secretaris van de Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge. Voor zijn letterkundige en historische werk baseerde Mulder zich op authentieke bronnen. Voor een kleine studie over de begraafplaat sen van de Nederlands Israëlitische gemeen schap van Amsterdam, met name die te Muiderberg, raadpleegde Samuel Israel Mulder de archieven van dat kerkgenootschap. In een artikel dat hij schreef over de achtergrond van een zeldzame medaille verwerkte hij gegevens over de samenstelling van het achttiende-eeuw- se stedelijk bestuur en citeerde hij een oude Amsterdamsche Courant. Het is aannemelijk dat hij hiervoor het Archief bezocht. Mulder is een goed voorbeeld van het type bezoeker dat het Archief in de eerste twee decen nia frequenteerde: maatschappelijk vooraan staanden, die vaak ook op letterkundig en wetenschappelijk terrein actief waren. Tot hen behoorden de dichter, publicist en polemist Isaac da Costa, A.J. van der Aa, auteur van het gelijknamige aardrijkskundig en biografisch woordenboek, en de eerder genoemde Frederik Muller; onder vakgenoten waren buitenlanders opvallend vertegenwoordigd: zo vereerden archivarissen uit Gent en Brussel en bibliotheca rissen uit Gent, Venetië en Cambridge het Archief met een bezoek. Ook verschillende hoogleraren wisten de weg te vinden, onder meer jhr.mr. J. de Bosch Kemper, hoogleraar rechts- en staatswetenschappen en dr. W. Moll, hoogleraar godgeleerdheid en kerkgeschiedenis. Beiden verbonden aan het Athenaeum en bei den historici die zich op authentieke bronnen baseerden. Moll verhaalt in zijn vierdelige Nederlandse kerkgeschiedenis over het Amster damse kloosterleven en het Mirakel; voor dit werk raadpleegde hij onder meer Scheltema's beschrijving van het archief van de IJzeren Kapel (charterverzameling). In het werk van De Bosch Kemper is de rol van Amsterdam een stuk groter. Voor zijn bekroonde studie naar de armoede in ons land raadpleegde hij vele archieven. Hij was lovend over Scheltema's werkzaamheden voor de ontsluiting ervan: 'Het stedelijk archief, in de laatste jaren met zooveel zorg geordend, biedt een rijken schat aan voor de wetenschappelijke beoefening van de geschiedenis des Vaderlands' (Uit: 'De uitbreiding van het Hooger Onderwijs te Amsterdam'). De grootste groep bezoekers kwam, verrassend genoeg, uit een geheel andere hoek: de politiek. Ongeveer vijftien Amsterdamse raadsleden maak ten - met verschillende motieven - de (kleine) oversteek van raadzaal naar archieflokaal. Sommigen bereidden zich grondig voor op debat ten in de raadzaal en verzamelden daarvoor ach tergrondinformatie. Daarnaast is het aannemelijk dat zij gewoon belangstelling hadden voor de his torische verzamelingen van de stad. Wat betreft de bezoekers van het Archief gedurende de laatste twee decennia van de 19e eeuw valt ten eerste de lange stoet van hoog waardigheidsbekleders in het oog. Het ging om enige tientallen tussen 1879 en 1889 en de archivaris vermeldt deze bezoeken dan ook gere geld in zijn jaarverslag: "Het archief werd door een aantal gekroonde hoofden, vorstelijke per sonen en dignitarissen bezocht: o.a. door de Keizerin van Oostenrijk en de Aartshertogin Valérie, de Koningin van Zweden, Grootvorst Michaël van Rusland en zijn gemalin, den Hertog van Saksen-Meiningen en zijn zuster, den Vorst en de Vorstin van Reuss, den Hertog Melzi d'Eril en gemalin, allen met gevolg, de Deputatie der Zuid-Afrikaansche Republiek, de Burgemeesters van Rouaan en Huil". Ook zij combineer den een bezoek aan het stadhuis met het bekijken van de historische verzamelingen van de stad Amsterdam. Leden van het Nederlandse koningshuis toonden ook belangstelling voor de papieren collectie: in 1879 verzocht koningin Emma bij haar bezoek om inzage in brieven van Willem van Oranje, Alva en anderen uit de begintijd van de Opstand. Van de twee doelen waarmee de Archiefdienst bezocht werd, maakt het jaarverslag getrouw melding: 'Het gemeente-archief is dit jaar door velen bezocht, deels om daar geschiedkundi ge nasporingen te doen, deels om de oudheden, geplaatst in de wapen model- en rariteitenkamers te bezichti gen'. Helaas weten we niet altijd voor welk doel men vóór deze periode kwam (tot 1892 werd het doel van het bezoek niet ingeschreven). Slechts een enkele keer geeft het jaarverslag daarover uitsluitsel (zo kwam een Zweedse afgevaardigde delen van het Amsterdamse archief afschrijven in verband met het ver lies aan materiaal na een brand op het Rijksarchief in Stockholm). Zou het de museum- of de archiefverzameling geweest zijn die verte genwoordigers van andere maatschappelijke lagen aantrok? Onder de bezoekers treft men namelijk nu ook een boekdrukker aan, een foto- Tabel 1 Aantal bezoeken aan het Gemeentearchief, 1848-1868 Het toenmalige Amsterdamse Archief was niet alleen een instel ling waar de papieren neerslag van de stad bewaard werd en waar men historisch onderzoek kon verrichten. Het archief was tevens historisch museum. Niet alleen konden bezoekers er voor twee uiteenlopende doelen naar toe komen, maar de archivaris was ook conservator van voorwer pen uit het verleden van de hoofdstad. In 1859 hadden burge meester en wethouders namelijk besloten dat al de aanwezige schilderijen in het stadhuis onder de zorg van Scheltema vielen. Naast de ontsluiting van archie ven hield hij zich dus ook bezig met het beschrijven van schilde rijen en voorwerpen, zoals ~oud- heden' (opgegraven eetgerei, kannen, kruiken, etcetera). Verder had hij een verzameling munten en penningen onderzijn beheer, evenals rariteitenkamers waarin onder andere modellen van bij voorbeeld gebouwen en bruggen of wapens, wapenrustingen, vaandels en dergelijke te bezichti gen waren. Collecties waarop de eerste decennia vele bezoekers afkwamen. Zoals Prins Alexander, die, toen hij in juli 1867 het stad huis met een bezoek vereerde, veel belangstelling toonde voor de verzamelingen in de rariteiten kamers van het Archief. Door Peter Hofland* Met de benoeming van Pieter Scheltema in 1848 tot eerste archivaris van Amsterdam begon ook de registratie van de bezoekers van archieven en ver zamelingen. Wie waren die eerste bezoekers van het Amsterdamse Archief in de tweede helft van de negentiende eeuw? Wat was hun maatschappelijke achtergrond? Waren het vooral Amsterdammers of toonden ook bezoekers van buiten de stad belang stelling? En tenslotte: traden er in de loop van de tijd ook verschuivingen op in hun maatschappelijke achtergrond? De twee oudste bezoekersregisters van het Gemeentearchief Amsterdam moeten hierin opheldering geven. 'De naam van Amsterdam is reeds een hooge lof voor hare poorterij: hij schittert in gedichten er brak van ouden tijden uit dit archievenstof om aen der vaedren deugd der nazaat te verplichten.' [versje dat Prudens van Duyse, archivist van de stad Gent, op 20 september 1850 in het bezoekersregisterschreef. Tekening van G.A. Rieke Maatschappelijk vooraanstaanden Dr. Samuel Israel Mulder. (Litho van M. Calisch) Lange stoet hoogwaardigheidsbekleders Onder de namen van journalisten, redacteuren, bibliotheca rissen, kunstenaars en ingenieurs valt in 1881 ook de naam van koningin Emma op. Ook in 1879 had zij al eens inzage gevraagd in enkele archiefstukken. Ook de mooie Keizerin 'Sissi' bezocht het Archief tijdens een van haar vele reizen. "use»* nu«su 1848: 1 1855: 10 1862 1849: 6 1856: 12 1863 1850: 42 1857: 13 1864 1851: 9 1858: 8 1865 1852: 16 1859: 6 1866 1853: 10 i860: 6 1867 1854: 26 1861: 1868 Het aantal bezoekers wisselde sterk. De jaren zestig waren 'magere jaren'; in vier jaren van dit decennium kwam er zelfs geen enkele bezoeker over de vloer. Het geringe aantal zorgde er mogelijk wel voor dat Scheltema's driedelige inventaris van de Amsterdamse archieven met enige regelmaat kon verschijnen Inventaris van het Amsterdamsche Archief, dl. 1 Charters of Perkamenten Brieven 1866, dl. 2 Papieren of Losse Stukken 1870, dl. 3 Geschreven Registers en Gedrukte Boeken 1874).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2000 | | pagina 12