Ike handeling telt ARCHIEFDIENSTEN en de WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS Deel 2 juridische zaken juridische zaken Een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde ver werking van persoonsgegevens moet worden gemeld bij het College bescherming persoonsge gevens (de vroegere Registratiekamer). Valt de verwerking onder de bij algemene maatregel van bestuur te regelen vrijstellingen en is de inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene daarbij onwaarschijnlijk, dan hoeft dit niet. Men kan de geautomatiseerde verwerking ook melden bij een door de verantwoordelijke (of een organisatie waarbij verantwoordelijken zijn aangesloten) benoemde eigen functionaris voor de gegevensbescherming. Deze bij het College aange melde functionaris ziet toe op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde. Zijn toezicht strekt zich uit tot de verwerking van persoonsge gevens door de verantwoordelijke die hem heeft benoemd of door de verantwoordelijken die zijn aangesloten bij de organisatie die hem heeft benoemd. In het archiefwezen kan dat een func tionaris voor de rijksarchiefdienst of voor alle archiefdiensten gezamenlijk zijn; dat zou ook de eenheid van interpretatie en toepassing van de Wbp bevorderen. Om die reden ook toonde de plv. voorzitter van de Registratiekamer zich voorstander van het aanwijzen van een dergelij ke functionaris. Verder is men verplicht tot maatregelen die ver zekeren dat de persoonsgegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, juist en nauwkeu rig zijn. Gaat het om persoonsgegevens die op historisch-wetenschappelijke gronden zijn gese lecteerd, dan kan de archiefdienst deze toetsing volgens de MvT achterwege laten. Het recht op correctie geldt alleen voor de betrokkene zelf en alleen wanneer de persoons gegevens feitelijk onjuist zijn. 9 Feitelijk onjuist is niet hetzelfde als juridisch onjuist, zoals de rechter kort geleden besliste in het eerder aange haalde vonnis over het boek 'Putten, de razzia en de herinnering'. Het ging om de vraag of Madeion de Keizer in haar boek iemand op goede gronden een verrader had genoemd. De betrokkene was na de oorlog buiten vervolging gesteld, maar volgens de rechter rechtvaardigt die beslissing niet de conclusie dat betrokkene onomstotelijk van alle blaam gezuiverd is. Op grond van haar historisch onderzoek mocht De Keizer de betrokkene als verrader aanmerken: van haar "kan en mag niet gevergd worden dat zij de historische werkelijkheid reduceert tot een juridische beslissing". Wie naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene onjuiste persoonsgegevens heeft ver beterd of aangevuld, is er tevens verantwoorde lijk voor deze verbeteringen en aanvullingen zo spoedig mogelijk aan derden - aan wie de gege vens eerder waren verstrekt - door te geven, ten zij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. Afhankelijk van de omstandig heden beslist de archiefdienst die de eigen lezing van een betrokkene heeft toegevoegd aan de in haar bewaarplaats berustende persoonsgege vens, of zij daarvan alle eerdere onderzoekers van die gegevens op de hoogte moet brengen. Wanneer de onjuiste persoonsgegevens voorko men in één inventarisnummer dat de betrokke ne betreft, is het vrij gemakkelijk om - met behulp van de aanvraagadministratie - iedereen die het nummer eerder heeft ingezien op te spo ren. Komen ze echter voor in een bestand met gegevens over veel meer personen en dat door een groot aantal verschillende onderzoekers geraadpleegd is, dan vergt het opsporen en inlichten van al die onderzoekers in het alge meen een onevenredige inspanning. Dan zou de archiefdienst het achterwege kunnen laten. In het algemeen geldt (art. 34) dat zowel bij van de betrokkene zelf afkomstige persoonsgege vens, als bij die uit andere bron, de betrokkene moet worden geïnformeerd over de doeleinden van de verwerking waarvoor de gegevens zijn bestemd. Dit hoeft niet a als het onmogelijk blijkt de betrokkene te informeren of als dit een onevenredige inspanning kost. In dat geval legt de verant woordelijke de herkomst van de gegevens vast. b als de wet de vastlegging of de verstrekking voorschrijft. In dat geval informeert de verant woordelijke de betrokkene op diens verzoek over het wettelijk voorschrift dat leidde tot de vastlegging of verstrekking van de hem betreffende gegevens. Als het gaat om een verwerking van persoonsge gevens die deel uitmaken van archiefbescheiden die zijn overgebracht naar een archiefbewaar plaats (ingevolge de artikelen 12 of 13 van de Archiefwet 1995), kan een mededeling ais bedoeld in artikel 34 achterwege blijven. Dat bepaalt art. 44, tweede lid uitdrukkelijk. Voor het archiefwezen betekent dit dus o.m. dat de archiefdienst bij verwerving van een archiefbe stand met persoonsgegevens de betrokkenen niet behoeft te informeren. De betrokkene mag de verantwoordelijke vol gens artikel 35 vrijelijk en met redelijke tussen pozen vragen of hij persoonsgegevens die hem betreffen, verwerkt. De verantwoordelijke deelt dit de betrokkene schriftelijk, binnen vier weken, mee. Dit is in beginsel ook op archiefbe scheiden in een archiefbewaarplaats van toepas sing. Maar, zo staat in de MvT, blz. 44, in het algemeen geldt archiefbescheiden die naar een archiefbewaar plaats zijn overgebracht, geldt overigens dat zij in beginsel openbaar zijn. Van dergelijke beschei den kan dus een ieder op grond van de Archiefwet 1995 kennisnemen. Hoewel het archiefwezen er volledig op ingericht is om aan dergelijke verzoeken tot kennisneming te vol doen, geldt ook hier dat die dienstverlening niet onbegrensd is. Dat geldt zowel voor verzoeken die op de Archiefwet 1995 zijn gebaseerd als voor verzoeken die hun basis vinden in artikel 35..." Op grond van de Wbp hoeft de archiefdienst dus niet in te gaan op vragen als "kom ik voor in de correspondentie van..." (zelfs niet wanneer dit een gestructureerd en op persoonsnaam toegan kelijk bestand is). Zij kan dan antwoorden: in de studiezaal kunt u (de toegangen tot) dat bestand ingevolge de Archiefwet 1995 raadplegen. Of: wij zullen dat tegen de daarvoor geldende tarie ven voor u uitzoeken. De archiefdienst kan natuurlijk ook snel nagaan óf de verzoeker in het bestand voorkomt, dat feit meedelen met de toevoeging: als u de stukken zelf wilt zien kunt u naar de studiezaal komen of wij sturen u tegen betaling een kopie toe. Daarbij is het wel van enig belang te weten of de verzoeker zich op art. 35 van de Wbp dan wel op de Archiefwet 1995 baseert. In het eerste geval kan de archiefdienst een bij AMvB vast te stellen vergoeding van maximaal f 10 vragen, in het tweede geval zijn de op grond van de Archiefwet 1995 vastgestel de tarieven toepasselijk. De rechtsgang in geval van weigering van het verzoek is in beide geval len dezelfde: bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht. '10' Als de archiefdienst enigerlei verwerking van persoonsgegevens (indicering, inventarisatie, selectie, presentatie op Internet, maar ook zelfs verpakking van archiefbescheiden) uitbesteedt, gelden de voorwaarden van art. 14. De bewerker staat garant voor de technische en organisatori sche beveiliging van de verwerkingen; de uitbe steder ziet daarop toe; de uitbesteding is in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd. Als archiefdiensten rechtmatig verzamelde per soonsgegevens van personeel, bezoekers en andere klanten verwerken, is dat geoorloofd, mits het gebeurt voor 'welbepaalde, uitdrukke- Feitelijk onjuist is niet hetzelfde als juridisch onjuist, zoals de rechter kort geleden besliste in het eerder aangehaalde vonnis over het boek 'Putten, de razzia en de herinnering'. 26 27 --,- 5 a Waarschijnlijk per 1 september a.s. treedt de Wet bescherming persoonsgegevens in werking en wordt de Archiefwet 1995 met een nieuw artikel 2a aangevuld. De Wbp regelt niet, zoals de oude Wet persoonsregistraties, de registratie van persoonsgege vens, maar veel ruimer de ver werking ervan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens. De wet geldt zowel voor de over heid als voor particulieren die persoonsgegevens verwerken. Een persoonsgegeven is elk gegeven dat een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreft; gegevens over overleden personen zijn geen persoonsgegevens in de zin van de Wbp. De meeste persoonsge gevens in een archiefbewaar plaats zullen dan ook niet onder de Wbp vallen. Verder valt ver werking door een archiefdienst van persoonsgegevens (aangaan de levende personen) in archief bescheiden, onder de door de Wbp toegelaten verwerking, aldus de Memorie van toelichting (MvT), blz. 43. Bij die verwerking is men even wel gebonden aan de wettelijke randvoorwaarden, evenals bij de verwerking van persoonsgege vens van bezoekers enz. Door F.C.J. Ketelaar Zoals het er nu uitziet treedt per 1 september 2000 de Wet bescherming persoonsgegevens in werking en wordt de Archiefwet 1995 met een nieuw artikel 2a aangevuld. Wat betent dit voor het beheer van archiefbewaarplaatsen die onder de Archiefwet 1995 vallen? En op welke manier krijgen de catego riale archiefbeherende instellingen, bedrijfsarchief diensten en registratuur met het nieuwe artikel te maken? Deel twee van de toelichting. Stap 9: Meldingsplicht Functionaris gegevensbescherming Zo moet een geautomatiseerde database van persoonsgegevens die gegevens (kan) bevat- (ten) van nog levende personen, zoals GenLias, Digitale Stamboom, gemeld worden. Maar de geautomatiseerde bezoekersregistratie is hier van vrijgesteld, mits deze zich beperkt tot de rechtstreeks door de betrokkene zelf aangemel de gegevens. Stap 10: Juistheid van de gegevens Feitelijk en juridisch "Ook onjuiste persoonsgegevens kunnen op die gronden interessant en behoudenswaardig zijn." Het een ieder toekomend recht op correctie van onjuiste persoonsgegevens geldt ook voor in een archiefbewaarplaats berustende persoons gegevens, zij het dat een verzoek om verbete ring of aanvulling gehonoreerd kan worden door de betrokkene toe staan dat zijn eigen lezing aan de betreffende bescheiden wordt toege voegd (MvT, blz. 44). Inlichten van derden Stap 11: Informeren van de betrokkene Wanneer wel, wanneer niet Verzoeken om kennisneming "dat verzoeken om kennisneming niet ongericht mogen zijn. Onder omstandigheden kan dit neerkomen op misbruik van recht. Voor Stap 12: Uitbesteding Schriftelijke overeenkomst Stappen 13 en 14: Bezoekers-, aanvraag- en uitleen registratie Doelbinding archievenblad juni 2000 juni 2000 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2000 | | pagina 13