l er zei fstai id ige bestu urso rgar ïer juridische zaken Lange tijd was de overheid overzichtelijk inge richt in een beperkt aantal bestuurslagen: rijk, provincie, gemeenten en waterschappen. De laatste vijftig jaar wordt dit beeld diverser en daardoor minder overzichtelijk.'2' Bij de centrale overheid bestaan vele bestuursorganen die op grond van een wettelijk voorschrift een specifieke bestuurstaak uitvoe ren. Hiertoe zijn ze met een zodanige mate van zelfstandigheid toegerust, dat zij niet onder het 'hiërarchisch gezag' van een minister vallen. Zo kan een dergelijk orgaan met name geen bijzon dere aanwijzingen van een minister krijgen. Ter illustratie: de minister van Justitie kan in uiterste geval ingrijpen in het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie; hij mag zich echter niet bemoeien met een concreet onderzoek van de Registratiekamer. Sinds de jaren zeventig spre ken we hier van zelfstandige bestuursorganen (zbo's). Dat ze nogal eens gelijkgesteld worden met agentschappen is ten onrechte. Bij zbo's is sprake van bestuurlijke verzelfstandiging, terwijl bij agentschappen slechts de bedrijfsvoering is verzelfstandigd, zonder beperking van de minis teriële verantwoordelijkheid. Helemaal nieuw is het verschijnsel van zbo's niet. Eind jaren dertig is in de Grondwet de mogelijkheid geschapen 'openbare lichamen voor beroep en bedrijf' in te stellen. In de jaren vijftig werd hiervan ruim gebruik gemaakt, toen op grond van de Wet op de bedrijfsorganisatie tientallen bedrijfs- en productschappen en op grond van bijzondere wetten een klein aantal publiekrechtelijke beroepsorganisaties werden ingesteld (verder pbo-organen genoemd). Hoewel het begrip zbo hiertoe genoeg ruimte biedt, heeft het kabinet onlangs besloten de pbo-organen niet als een onderdeel van de zbo's te beschouwen, maar deze hiervan nadrukkelijk te onderscheiden. Naast de vierde macht van de ambtenaren is er nog een vijfde macht van bestuurders ontstaan, die slechts op afstand te controleren is. Voordelen Omdat een minister minder zeggenschap heeft over een zbo, draagt hij hiervoor ook een beperktere verantwoordelijkheid dan voor een bestuursorgaan dat onder zijn directe gezag valt. Dat kan een nadeel zijn, maar er staan specifieke voordelen tegenover. Het in leven roepen van zelfstandige bestuursorganen beoogt immers een betere scheiding tussen beleid en uitvoering en ook een betere machtenscheiding te bewerk stelligen. In het eerste geval kunnen bestuur en parlement op 'beleid' sturen, waardoor zij zich niet met incidentenpolitiek hoeven in te laten (kerntakenmotief). Bovendien wordt de uitvoe ring verbeterd door aan gespecialiseerde instel lingen buiten de overheid taken over te laten die het rijk niet of slechts tegen grote kosten zélf kan uitvoeren. De periodieke keuring van auto's is hier een voorbeeld van. In het tweede geval controleert de overheid niet op politiek gevoeli ge terreinen zichzelf (denk maar aan de Kiesraad of de Registratiekamer). Tenslotte leidt het instellen van zbo's tot een grotere betrokken heid van belanghebbenden en hun organisaties bij het openbaar bestuur. Dat is bijvoorbeeld goed te zien in de Arbeidsvoorzieningsorgani satie, waarin zowel werkgevers als werknemers deelnemen (participatiemotief). Toch is de instelling van zelfstandige bestuursor ganen niet alleen een succesverhaal. Telkens weer blijkt het parlement er moeite mee te heb ben, dat de politiek een stapje terug heeft moe ten doen. En naast de vierde macht van de amb tenaren is er nog een vijfde macht van bestuur ders ontstaan, die slechts op afstand te controle ren is. Na een kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer in 1995 heeft het kabinet in de Aanwijzingen inzake zelfstandige bestuursorganen (Stcrt. 1996, 177) algemene regels gesteld aan de oprichting en aansturing van zbo's. Een deel van de Aanwijzingen zal worden verwerkt in de Kaderwet zbo's, waarvan het ontwerp naar ver wachting eind mei 2000 bij de Tweede Kamer ingediend wordt. Binnen de zbo's zijn twee hoofdgroepen te onderscheiden: zbo's met een publiekrechtelijke rechtsvorm en een grotere groep met een pri vaatrechtelijke rechtsvorm. Daarnaast zijn er personen met openbaar gezag bekleed, zoals gerechtsdeurwaarders en bepaalde groepen keu ringsartsen. Publiekrechtelijke zbo's worden bij of krachtens wet in het leven geroepen. Ze zijn öf onderdeel van de rechtspersoon Staat der Nederlanden (en daardoor rijksorgaan) öf zelf (orgaan van een) rechtspersoon. In het laatste geval is een zbo geen rijksorgaan. Het al dan niet hebben van rechtspersoonlijk heid heeft onder meer voor de toepassing van de Archiefwet gevolgen, zoals verderop in dit arti kel zal blijken. Privaatrechtelijke zbo's worden niet bij of krach tens wet in het leven geroepen. Het gaat hier om nv's, bv's, stichtingen of verenigingen, die bij notariële acte zijn opgericht en die bij of krach tens wet met enige openbaar gezag zijn bekleed. De Archiefwet 1995 spreekt, in navolging van de Algemene Wet bestuursrecht, van een "college met enig openbaar gezag bekleed" (art. 1). Het bekleed zijn met openbaar gezag houdt in, dat de rechtspersoon krachtens wettelijk voorschrift eenzijdig de rechtspositie van een burger kan vaststellen of wijzigen. Een privaatrechtelijke rechtspersoon is slechts zbo, indien en voor zover deze instelling enig openbaar gezag uitoe fent. Privaatrechtelijke zbo's kunnen op ver schillende momenten als zodanig 'ingesteld' worden. De meeste zijn op particulier initiatief ontstaan en na verloop van tijd met een publie- juridische zaken VH k>-> A ke taak en openbaar gezag bekleed. Zoals gezegd zijn er naast rechtspersonen ook personen met enig openbaar gezag bekleed. Zelfstandige bestuurs organen zijn dikwijls moeilijk als zodanig te herkennen; in de instellingsregeling of het aanwijzingsbesluit wordt zelden gewezen op de zbo-status. l6 17 Dg archiefwet Door Lodewijk Hovy Toen in 1996 de nieuwe Archiefwet van kracht werd, konden we een grote groep 'nieuwkomers' onder de zorgdragers verwelkomen. Ze behoren tot de categorie zelf standige bestuursorganen, waarvan een deel al onder de werking van de Archiefwet 1962 viel. Wat zijn zelfstandige bestuursorganen eigenlijk, welke zijn er momenteel met name op centraal niveau'1' en hoeveel? En hoe moet de Archiefwet op deze bestuursorganen toegepast worden? Over soms moeilijk als zbo te herkennen nv's, bv's, stichtingen, of personen met enig openbaar gezag. Niet onder 'hiërarchisch gezag' Publiek- en privaatrechtelijk Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers is een zbo met rechtspersoonlijkheid. In de instelling- wet'3' staat: "Er is een Centraal Orgaan opvang asielzoekers, dat rechtspersoonlijkheid bezit." De Registratiekamer, die toezicht houdt op de bescherming van persoonsgegevens bij over heid en bedrijfsleven, is daarentegen niet met rechtspersoonlijkheid toegerust. In de Wet per soonsregistratie (art. 37) staat niet meer dan: "Er is een Registratiekamer." De Registratie kamer is daardoor onderdeel van het rijk. Netscape: Centraal Oroaan upvamj De Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheids bewijzen (CBR) is een vaak aangehaald voor beeld. Ook de ziekenfondsen werden - in de oorlogsjaren - 'verstatelijkt'. De laatste tijd wijst de rijksoverheid vooral keuringsbedrijven aan als zbo, b.v. de NV KEMA en TNO Certification BV. Ook buitenlandse bedrijven zijn hieronder te vinden. In tegenstelling tot het CBR en de ziekenfondsen zijn deze bedrijven primair op de markt werkzaam en pas daarna bestuursorgaan. De particuliere ziektekostenverzekeraars zijn een ander voorbeeld: deze zijn zbo voor zover zij de AWBZ uitvoeren. Toen in de jaren tachtig de eerste privatiseringsgolf over ons land sloeg, richtte het rijk zélf een aantal private zbo's op. Zo ontstond de Waarborg Platina, Goud en Zilver NV in 1986 uit een 'geprivatiseerde' bui tendienst. Ook de keuring van sieraden valt onder een zbo! 'Zouden gasopstekers ook werk zaam zijn geweest binnen een zbo?' archievenblad april 2000 april 2000 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2000 | | pagina 8