iteratuur op enkele belangrijke terreinen, met name begroting en politieke controle van de regering, overlappende bevoegdheden bezaten. De machten werden scherper gescheiden; de Senaat kreeg een belang rijke rol in het wetgevend proces en daar naast een zeer specifieke functie als be- zinningskamer ('reflectiekamer'), als ont moetingsplaats tussen de diverse ge meenschappen en als forum voor grote maatschappelijke debatten. Deze hervor ming gaf reden om - voor het eerst - de geschiedenis van de Senaat omvattend te beschrijven. Elf, uit universitaire- en Se naatskringen afkomstige auteurs, bega ven zich op gedegen en vooral ook kriti sche wijze op de meer of minder ontgon nen terreinen van dit stuk parlementaire geschiedenis. Zo wordt het ontstaan van het Belgische tweekamerstelsel geplaatst tegen de boei ende achtergrond van de politieke theo rie van de vroege negentiende eeuw. Mme De Staël, Cicero, Lafayette, Mon tesquieu, Thiers, Adams en vele anderen werden door voor- en tegenstanders van het bicameralisme uitbundig geciteerd. Kenmerkend is evenwel dat alle visies toch pasten binnen het brede liberale ge- dachtengoed. Wat dat betreft is de Bel gische situatie een exponent van de ont wikkelingsfase van de democratie in Europa in die tijd. De discussies en de uit eindelijke inrichting van het tweekamer stelsel passen in de overgangfase tussen het oude en het nieuwe regiem: 'Een Eerste Kamer, die de aristocratie en de bezittende klasse vertegenwoordigt, staat tegenover een Tweede Kamer, met een meer burgerlijke samenstelling...' (p. 28). Door de opkomst van het socialisme kwamen er verschuivingen in de verhou dingen tussen beide kamers. De 'nieuwe tijd' kreeg ook zijn beslag in de eerste Belgische grondwetsherziening van 1893 toen onder druk van de arbeidersorgani saties het kiesstelsel werd gedemocrati seerd. Voor het cijnskiesrecht kwam een algemeen mannenstemrecht in de plaats; een spectaculaire omwenteling voor de Kamer van volksvertegenwoordigers. Voor de Senaat betekende de hervorming een overgang van het hoogbegrensde cijnskiesstelsel naar een combinatie van de cijnsvoorwaarde en van getrapte ver kiezingen voor een deel van de leden. Het effect was per saldo dat de Senaat zich meer en meer ontplooide tot een bolwerk tegen de democratische bewe ging. Pas bij de grondwetsherziening van 1921 drong de democratische stroming er effectief in door. Verlaging van de cijns- voorwaarde en van de kiesgerechtigde leeftijd tot 21 jaar waren aanvankelijk de uitgangspunten, maar door de behoefte zich te onderscheiden van de Kamer, kwam ten aanzien van de samenstelling van de Senaat een compromis uit de bus. De belangrijkste 'democratiseringsimpuls' bestond er uit dat niet alleen welgestel- den, maar ook mensen met andere capa citeiten gekozen konden worden. De periode 1921-1970 wordt als eenheid in het boek behandeld met als voor naamste kenmerken de afbrokkeling van het elitaire en Franstalige karakter van de Senaat en de nu dominant wordende invloed van de politieke partijen. Hier door nam de herkenbaarheid van de ver schillende 'soorten' senatoren, zoals die bij de stelselwijziging van 1921 in het leven waren geroepen, sterk af. Vanaf 1970 wordt de discussie over rol en samenstelling van de Senaat primair bepaald door het ingrijpende proces waarin België via vier grondwetsherzie ningen uiteindelijk wordt omgevormd van een unitaire tot een federale staat. In dit proces speelde de Senaat als 'reflectie kamer' zelf een belangrijke rol. De auteurs zijn erin geslaagd om de chro nologische opzet van het boek niet ten koste te laten gaan van de uitdieping van een aantal belangrijke thema's. Zij 'pei len' voor zowel de 19e als de 20e eeuw de houding van de Senaat ten aanzien van de belangrijke politieke, economische en maatschappelijke vraagstukken. De uit voerige beschrijving van de rol als forum voor de brede maatschappelijke discussie in de periode 1970-1995 laat zien dat de Senaat op vele terreinen initiatief nam tot legistieke activiteiten die de 'kwaliteit van de samenleving' verhoogden (ruim telijke ordening en stedenbouw, huwelijk en gezin, e.d.). De vele tabellen met weergaves van samenstelling van de Senaat (zetelverdeling naar regio's en par tijen, coöptaties, e.d.), aantallen vrouwe lijke en adellijke senatoren, leeftijdscate gorieën, aantallen opheffingen van de parlementaire onschendbaarheid, inter pellaties, e.d., maken het hoofdstuk 'De Senaat aan het werk' tot een echt 'werk document' waar vele onderzoekers weer verder mee kunnen. Aan de 'senatoren van rechtswege', de Belgische prinsen in de Senaat, is een apart hoofdstuk gewijd. De auteur wijst op het feit dat de symbo lische kracht van het Koningshuis voor de versterking van de Belgische eenheid ook tot uiting komt in het fenomeen van de 'senatoren van rechtswege': boven de partijen staand en verzoenend. Dat ook aan de huisvesting van de Senaat aandacht wordt besteed is een gelukkige keuze. Niet alleen is die geschiedenis op zichzelf al interessant vanwege de belang rijke architectonische en kunsthistorische aspecten ervan, maar daarnaast is de behandeling ervan bijna onontkoombaar. Als 'Herrschaftszeichen' zijn de parlemen taire gebouwen vanaf 1830 een directe vertolker geweest van de ambities en aspi raties van het Parlement, hetgeen al blijkt uit de naam 'Paleis der Natie' of, in de toenmalige terminologie, 'Volkshuis'. Een bibliografie, een senatorenlijst en een lijst van verkiezingsuitslagen com pleteren het boek. Vermeldens- en prij zenswaard is het hoofdstuk 'Bronnen voor de geschiedenis van de Belgische Senaat'. In feite is er sprake van een com plete onderzoeksgids, met daarin een overzicht van de archiefvormers in de Senaat en de structuur en onderzoeks- waarde van de senaatsarchieven. Een der gelijk hoofdstuk zou voor ieder boek ver plicht gesteld moeten worden! Door een Nederlandse bril beschouwd, valt aan dit boek op dat enkele voor ons 'echte Belgische' onderwerpen zoals de taalkwestie, niet of nauwelijks aan de orde komen. Het boek behandelt alleen de rol van de Senaat bij de wetgeving met betrekking tot culturele autonomie. Zo worden er wel meer onderwerpen, bij voorbeeld de grondwetswijziging van 1993, erg 'droog' behandeld aan de hand van de belangrijkste legistieke momen ten. Maar wat gebeurde er in de wandel gangen? Er had wat meer oog mogen zijn voor de informele context van het gebeu ren in de Senaat. Of is dit een typisch Nederlands, door Nova, Netwerk, Zembla en Haagse Kringen vertekend beeld van wat wij over het politieke bedrijf menen te moeten weten? Vanuit dezelfde vroeg-19e -eeuwse wor tels ontstaan, hebben de Nederlandse 36 literatuur Eerste Kamer en de Belgische Senaat in grote lijnen een zelfde ontwikkeling doorgemaakt. Natuurlijk in de context van een brede Europese ontwikkeling van democratisering die een aantal malen een impuls heeft gekregen door wijziging van kiesstelsel en dus ook samenstelling van het parlement. Cen trale probleemstelling voor Eerste Kamer en Senaat was: indien Eerste Kamer/ Senaat anders zijn samengesteld dan Tweede Kamer/Kamer van volksvertegen woordigers, dan zullen zij een rem zijn op de politieke projecten van laatstge noemde organen en gaan er onvermijde lijk stemmen op om hen te hervormen of af te schaffen. Lijkt de samenstelling van de Eerste Kamer/Senaat daarentegen sterk op die van Tweede Kamer/Volks vertegenwoordiging, dan zal men auto matisch het nut van eerstgenoemde organen in twijfel trekken. Deze centrale vraagstelling kreeg in de parlementaire geschiedenis van beide landen telkens weer actualiteit. We mogen evenwel stel len dat door afscheiding en hervorming tot federale staat de Belgische discussie altijd opener en onomwondener is gevoerd dan in Nederland. Dit kon resul teren tot een, naar het zich tot nu toe laat aanzien, creatieve en vruchtbare rol van de Senaat als 'reflectiekamer', in Nederland zal de discussie bij de volgen de 'Nacht van ongetwijfeld weer oplaaien. Beide boeken tonen evenwel aan dat alleen al het bestaan van een Eerste Kamer of Senaat tot zinvolle ver dieping leidt van de discussie over kracht en toekomst van de democratie. De Heeren van de Raede. Biografieën en groepsportret van de raadsheren van het Hof van Friesland 1499-1811 Rechterlijk Friesland 1811- 1999. Naamlijst leden rech terlijke macht, leden open baar ministerie en griffiers Verloren Hilversum, 1999. ISBN 90-6550-077-4. 316 blz., fl. 50,- Erik Tigelaare, De wereld in een doosje. De fotoalbums van de familie Van Rheden te Utrecht en Wijk bij Duurstede, 1863-1876. ISBN 90-5479-042-3. 120 blz., fl. 27,50 Familiearchieven bevatten vaak bij zondere foto's die een tijdsbeeld weerge ven. Het door het Utrechts Archief uitgege ven fotoalbum met 100 foto's uit het ar chief van de familie Van Rheden is afkom stig van de Utrechtse onderwijzer Jordaan Everhard van Rheden die al in 1863 met fotograferen begon. De foto's geven een beeld van het leven en de leefomgeving van dit 19e eeuwse gezin: spelende kinde ren, de keukenmeid, stadsgezichten, por tretten van familieleden, leerlingen en bekenden uit de periode 1863-1876. De stadsgezichten van Wijk bij Duurstede zijn de oudst bekende foto's van die gemeente. Vijfhonderd jaar geleden werd het Hof van Friesland opgericht. De Heeren van de Raede bevat korte levensbeschrij vingen van 271 raadsheren uit de begin periode tot aan de opheffing van het hof in 1811. In een groepsportret presente ren de schrijvers een analyse van de gegevens van de raadsheren en hun familie. Hieruit blijkt onder meer dat familienetwerken een rol hebben ge speeld in de carrières van de Friese raads heren. Uit de periode 1811-1999 zijn helaas per persoon minder gegevens opgenomen. Het blijft bij naam, geboor teplaats en levensjaren, namen ouders, naam echtgenote en functies. Het is jammer dat van hen (nog) geen groeps portret is gemaakt, ook niet over de periode 1811-1899. De nu voor een ieder bekende basisgegevens zijn interessant voor verder onderzoek. 37 archievenblad april 2000 Jeroen van Nieuwenhove, adjunct-auditeur in de Belgische Raad van State en wetenschap pelijk medewerker staatsrecht K.U. Leuven Bert Looper, Centrale Archief Selectiedienst Winschoten Verloren Hilversum. ISBN 90-6550-076-6, 480 blz., fl. 75,- Signalementen door Annabelle Meddens-van Borselen SPOU en Utrechts Archief, 1999. Henriette van Rheden in de kinderwagen (1863/64). getrokken door de in 1825 geboren Maria Jacoba Nieuwpoort. Mr. Pieter Wiersma (1776-1846) was de laatste procureur-generaal aan het Hof van Friesland. april 2000 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2000 | | pagina 18