literatuur
voornamelijk het stadsleven en de oude
en nieuwe gebouwen van Amsterdam.
Na zijn benoeming tot directeur van de
ambachtsschool kreeg hij het te druk
voor zijn hobby. Nadat hij zijn baan aan
de school in 1890 had opgezegd kon hij
zich geheel aan de fotografie wijden. In
de catalogus worden zijn werkzame
perioden 1860-1864 en 1890-1905 apart
beschreven. In de eerste periode was Olie
beperkt in zijn werk door praktische pro
blemen, die de fototechniek in het begin
stadium met zich meebracht. Dat dwong
hem alleen in zijn directe omgeving te
fotograferen. Toen hij zijn liefhebberij in
1890 weer oppakte, was de fototechniek
sterk verbeterd en kon hij in heel
Amsterdam fotograferen. Zo bracht hij in
beeld hoe de hoofdstad rond 1900 een
grote uitbreiding en modernisering
onderging. Olie ontwikkelde een eigen
stijl van fotograferen; zijn foto's vallen
op vanwege de technische bekwaamheid,
de compositie en de persoonlijke kijk van
de maker.
Voor het eerst hebben medewerkers van
het Gemeentearchief Amsterdam syste
matisch onderzoek gedaan naar de expe
rimentele fase van Olies fotografie, zijn
levensloop en de straatbeelden en perso
nen die hij vastlegde. Hierdoor konden
veel afbeeldingen worden gedateerd en
omschreven. De resultaten van het
onderzoek zijn te lezen in de beschrijvin
gen van de foto's en de toelichtingen. In
zijn laatste levensfase hield Olie nauw
keurig bij waar hij zijn foto's had
gemaakt en vanaf 1893 ook wanneer. Op
de tentoonstelling zijn ook een aantal
van deze archiefstukken te zien. De
publicatie bevat veel mooie, groot afge
beelde foto's. Voor fotoliefhebbers en
geïnteresseerden in het 19e -eeuwse
Amsterdam is dit standaardwerk een
must.
De handzame publicatie van Peter-Paul
de Baar bevat drie wandelingen door het
Amsterdam van Jacob Olie. De routes
laten de geïnteresseerde kennismaken
met drie volstrekt verschillende kanten
van de stad: de oude bruisende binnen
stad rondom het Damrak en het Rokin, de
Westelijke eilanden waar de fotograaf
opgroeide en zijn eerste foto's maakte en
de Weteringschans, in de tijd van Olie een
deftige nieuwbouwwijk, waar hij sinds zijn
huwelijk woonde en werkte. De wandel-
gids is vlot geschreven en bevat veel foto's
van Olie. Ook zijn er drie duidelijke kaar
ten met de route van de wandelingen en
wetenswaardigheden over het Amsterdam
tussen 1900 en 2000 in opgenomen. Lief
hebbers van de foto's van Jacob Olie en
Amsterdam kunnen zo kennismaken met
een stad vol bijzondere tegenstellingen. De
tentoonstelling in het Gemeentearchief
Amsterdam is nog dagelijks te zien tot 17
april 2000. De op de Internetsite getoonde
selectie uit de collectie van Jacob Olie zijn
via e-mail te bestellen.
In zijn dissertatie beschrijft Van den
Braak de geschiedenis van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal sinds haar
ontstaan in 1815. Vooral de Belgen dron
gen aan op de inrichting van een tweek
amerstelsel, een suggestie waarop de
Nederlanders nogal lauw reageerden. De
auteur toont aan dat ook Willem I het
bicameralisme ondersteunde; in een der
gelijk stelsel kon hij zijn voorkeur voor
een vertegenwoordiging voor de adel die
hij zelf zou benoemen, verwezenlijken.
Het tweekamerstelsel kwam er en ook na
de afscheiding van 1830 benoemde de
Koning de leden van de Eerste Kamer.
Voor de meer liberale politici was de
Kamer teveel een bolwerk voor de
Koning; voor de Koning had de kamer te
weinig greep op het gedrag van de
Tweede Kamer. De revolutionaire storm
van 1848 maakte in Nederland een einde
aan de benoeming van de senatoren door
de Koning.
Na 1848 betoonde de Eerste Kamer zich
gedurende enkele decennia als een gema-
1 Bert van den Braak, De Eerste Kamer.
Geschiedenis, samenstelling en betekenis (1815-1995)
V. Laureys, M.Van den Wijngaert, L. Francois, E. Gerard, J-.P. Nandrin,
J. Stengers (ed.), De geschiedenis van de Belgische Senaat 1831-1995
34
tigde vergadering, die vooral een econo
misch behoudsgezinde reflex vertoonde.
De toenemende democratisering van de
Tweede Kamer in de periode 1888-1923
deed ook haar invloed gelden op het
karakter van de Senaat. Geleidelijk evolu
eerden de senatoren van voornamelijk
zichzelf vertegenwoordigdende verkoze-
nen, naar professionele politici die func
tioneerden in een geleidelijk groeiende
partijendemocratie. Hoewel de democrati
sche representativiteit van de Eerste Kamer
tussen de beide Wereldoorlogen toenam,
hing de politieke invloed nog steeds meer
af van individuele leden dan van een alge
mene opstelling van de Kamer.
Van den Braak beschrijft de rol van de
Eerste Kamer in de periode tussen 1945
en 1995 als 'tussen overbodig en nuttig'.
In de jaren '80 begon de Kamer zich poli
tiek meer te manifesteren, zoals door het
gebruikmaken van de mogelijkheid om
politieke druk op te bouwen rond het
aannemen of verwerpen van een wets
voorstel. Men kan stellen dat de Eerste
Kamer er in slaagde om de negatieve rol
van het vetorecht om te buigen naar een
positieve rol die in beide Kamers leidde
tot genuanceerdere discussies over poli
tieke thema's.
Pogingen tot hervorming van het tweeka
merstelsel, onder andere die van de Staats
commissies Van Schaik en Cals/Donner
en de motie-De Kwaadsteniet hadden als
kernpunt het systeem van getrapte verkie
zingen. Door verschillen van opvattingen
tussen de christen-democraten en de libe
ralen enerzijds en de hervormingsgezinde
linkse partijen anderzijds was een grondi
ge hervorming bij voorbaat kansloos. De
grondwetsherziening van 1983 bracht
dan ook slechts beperkte aanpassingen.
In het meest interessante deel van het
boek over 'doel en grond' van de Eerste
Kamer, brengt Van den Braak een even
wichtige analyse van het Nederlandse
tweekamerstelsel. Voor wat betreft de rol
van de Eerste Kamer in de wetgevingspro
cedure valt het vanuit Belgisch perspec
tief op dat een interactie tussen beide
Kamers, zoals in de vorm van het terug
zendrecht en een conflictenregeling, in
Nederland (en ook door de auteur) met
zoveel schroom worden benaderd.
Ter afsluiting bevat het boek een kort,
helder hoofdstuk over de betekenis van
literatuur
de Eerste Kamer. Van den Braak bena
drukt dat deze met haar vetorecht beslis
singen van de rechtstreeks verkozen
Tweede Kamer teniet kan doen, zonder
dat de kiezer daar rechtstreeks met zijn
stem een invloed op kan hebben. Terecht
wijst de auteur erop dat belangrijke her
vormingen van de Eerste Kamer onhaal
baar zijn. Maar zijn zij ook onwenselijk,
zoals de auteur met stellige overtuiging
schrijft? Is dit niet een beetje voorbarig?
In België stemde de Senaat in 1993 in
met een beduidende vermindering van
zijn ledental en bevoegdheden. Een her
vorming die, alles welbeschouwd, een
verbetering lijkt te zijn van de bestaande
situatie. Natuurlijk heeft België de con
text van een federale staat, maar dat was
zeker niet de enige reden voor en allesbe
halve het enige kenmerk van de hervor
ming. Men zal dit alles toch hopelijk niet
weerleggen met de bedenking dat men in
België nu eenmaal creatiever is dan in
Nederland... Met andere woorden: het is
het recht van politici om voorstellen te
verwerpen, maar het is de taak van
wetenschappers om voorstellen tot ver
betering uit te werken!
Al met al levert Van
den Braak een door
wrocht en omvat
tend basiswerk. Wie
snel de 'lijn' te pak
ken wil hebben,
richte zich op de
heldere samenvat
tingen aan het einde
van de behandeling
van elke periode. De
hoofdstukken 8 en 9
geven nog eens een
algemeen résumé.
Hoe degelijk de ana
lyse van de verschil
lende perioden van
het leven van de
Eerste Kamer ook is,
toch komen de
scharniermomen
ten, met name de
verschillende grond
wet sherzi en ingen
die de inrichting van de Staten-Generaal
wijzigden, te weinig aan bod. Slechts
door een aantal beperkte allusies kan de
lezer de inhoud van deze nochtans zeer
belangrijke hervormingen achterhalen.
Het ware beter geweest om een lemma
uitsluitend te wijden aan de aanleiding
tot en de draagwijdte van deze hervor
mingen. Deze meer kritische bedenkin
gen doen echter weinig af aan de ver
dienste van de auteur, die met deze dis
sertatie een zeer belangrijke bijdrage
levert tot de geschiedenis van het
Nederlandse Parlement. Voor zijn onder
zoek raadpleegde hij de notulen en han
delingen van de Eerste Kamer, het bio
grafisch archief van het Parlementair
Documentatie Centrum (PDC) van de
universiteit van Leiden en de activitei
tenbestanden (moties, vragen, interpella
ties) van de Eerste en Tweede Kamer,
eveneens bij het PDC te Leiden.
Toen België in 1993 een federale
staat werd, vond een fundamentele her
vorming plaats van het tweekamerstelsel.
Dit beëindigde een periode van ruim an
derhalve eeuw waarin Kamer en Senaat
35
Zelfportret van Jacob Olie, met hoed en wandelstok,
ca. I860. Foto: Gemeentearchief Amsterdam
www.gemeentearchief.amsterdam.nl
Annabelle Meddens-van Borselen
Sdu Uitgevers Den Haag, 1998. Lannoo Tielt, 1999.
ISBN 90-120-8689-2. 553 blz., fl. 79,90 ISBN 90-209-3682-4, 470 blz., BF 1500
De Eerste Kamer zal de laatste zijn... De Senaat in Nederland en België
Bij tijd en wijle staat zowel in Nederland als in België de Eerste Kamer volop in de
belangstelling. Vorig jaar nog leidde in ons land de 'nacht van Wiegel' tot een regel
rechte kabinetscrisis. En telkenmale luidt dan prominent de vraag of er in de moderne
democratie nog wel plaats is voor een staatsrechtelijk fenomeen als de Senaat.
Toekomstige discussies over dit thema krijgen wellicht een belangrijke 'kwaliteitsimpuls'
door het nagenoeg gelijktijdig verschijnen van twee lijvige en gedegen studies. De
Belgische studie van een multidisciplinair samengesteld schrijversteam en het
Nederlandse proefschrift van de historicus Bert van den Braak geven een zeer grondige
en bovenal veelzijdige inbedding van Senaat en Eerste Kamer in de politieke en maat
schappelijke context in België en Nederland in de 19e en 20e eeuw. In deze dubbelre-
censie worden beide boeken door 'buitenlandse' bril beschouwd.
archievenblad april 2000
Abraham Kuyper
(1837-1920) was van 1912
tot 1920 lid van de Eerste
Kamer voor de Anti
Revolutionaire Partij (ARP)
De Belgische Senaat
april 2000
archievenblad