Literatuur Archievenblad Het meest illustratief voor het breukvlak van 1580 is het boeiende en scherpzinni ge artikel (126-139) van Onno Hellinga over Hessel Aysma en de Opstand in Friesland, 1577-1587. Na de omwenteling van 1580 verloor het Hof van Friesland, dat onder de Saksische en Habsburgse landsheren zowel bestuurlijke als rechter lijke bevoegdheden en taken had, geleide lijk de eerste categorie van die bevoegd heden aan de Staten en hun gedeputeer den, die de drijvende krachten achter die omwenteling waren geweest. De ontwik keling verliep niet zonder slag of stoot: enige jaren woedde er strijd tussen een Statenfactie en een Hoffactie. De laatste stond onder leiding van Hessel Aysma, de president van het Hof, en deze moest het onderspit delven. Eén opmerking van Hellinga (138) verdient een aanvulling. Zeker werd in 1587 het ambt van presi dent van het Hof van Friesland afgeschaft, maar het werd vervangen door de veel minder invloedrijke functie van preside rende raad. Hellinga heeft voor zijn studie veel gehad aan de Aysmastukken die als papieren van een aanverwant geslacht in het familiarchiefThoe Schwartzenberg en Hohenlansberg belandden. In de marge van zijn studie kan de auteur met behulp van dit archief nog de onzekerheid over de huwelijksdatum van stadhouder Willem Lodewijk wegnemen. Dan nu de overige bijdragen. In het inlei dend artikel schetst W. P. Blockmans de bestuurlijke schaalvergroting in de 15de en 16de eeuw (11-25). Oebele Vries ver gelijkt de bestuurlijke ontwikkelingen in Friesland en Zwitserland tot 1498 (26-42). Hij komt tot de conclusie dat men in Zwitserland het verst gevorderd was. Friesland bleef niet buiten de vorsten macht, Zwitserland wel. Vries maakte onder meer gebruik van de bronnenuitga ve Oudfriesche oorkonden, door Sipma en hemzelf bezorgd. Noomen legt uit hoe het vetewezen in het Friesland van vóór 1498 geen inbreuk op het recht was, regulerend werkte, uiteindelijk de vrede bevorderde en dus zeker goede kanten had (43-64). Hiermee nuanceert hij het bekende beeld van de min of meer chao tische toestand in het Friesland van de 14de en 15de eeuw. Mol toont aan dat in 1498 de tijd van het kleinschalige bestuur van de Friese hoofdelingen voorbij was (65-84). Die konden niet meer meekomen met de militaire ontwikkelingen: het ont staan van professionele legers en het stij gen van de militaire kosten. Martha Kist tekent Jancko Douwama en zijn streven naar autonomie voor Friesland, dat noch bij hertog Karei van Gelre, die van 1514- 1523 delen van het gewest in zijn macht hield, noch bij diens tegenstander Karei V steun vond (107-125). Het is een goede zaak, dat de relatief onbekende Gelderse tijd aan bod komt. Mevrouw Kist raad pleegde onder meer het hertogelijk archief van Gelre. Jan de Vries, hoogleraar aan de universiteit van Berkeley (USA), geeft de onontbeerlijke economische ach tergronden van de staatkundige ontwik kelingen (140-157) en gebruikt daarvoor bijvoorbeeld twee uitgegeven boerendag- boeken. Bergsma bespreekt (158-172) de verhou ding tussen kerk en staat na 1580. Bij zijn onderzoek gebruikte hij onder meer rap porten uit het archief van de Friese stad houders over de religieuze gezindheid van kandidaten voor de stedelijke magi straten.Yme Kuiper geeft aan de hand van voorbeelden uit de families Donia en Van Eysinga een beschouwing over de Friese adel en de politieke cultuur in het tweede kwart van de 17de eeuw (173-204). Hij heeft veel gehad aan de recente bronnen publicatie van de dagboeken van stadhou der Willem Frederik. Luuc Kooijmans beschrijft in een boeiend relaas hoe Frederik Hendrik het bij de strijd om het stadhouderschap van Friesland in 1640 moest afleggen tegen de eigen kandidaat van de Friezen, Willem Frederik, en zo geen stadhouder van alle zeven gewesten kon worden (205-217). Deze auteur maakt veel gebruik van de 'Archives de la maison d'Orange-Nassau', een oudere bronnenpublicatie. Aan het slot van de bundel schetst Van Deursen de plaats van het gewest Friesland in de Republiek. De verhoudingen zullen in de regel goed geweest zijn, al konden de handhaving van Frieslands rechten bij benoemingen in generaliteitsfuncties, de defensie en de verdeling van de financiële lasten wel conflicten geven (218-231). De auteur maakte ruim gebruik van de mede door hemzelf verzorgde uitgave van de resolu ties van de Staten-Generaal. De bundel is gemakkelijk raadpleegbaar door twee indexen: één op persoonsna men en één op plaatsnamen. Het is een alleszins verantwoorde publicatie gewor den. Professionele beoefenaars en liefheb bers van de Friese geschiedenis beschik ken hiermee over waardevolle studies over de vroegmoderne tijd in het gewest. Het jaarboek van het CBG is volledig gewijd aan 'varende voorouders'. Duizenden Hollanders, Zeeuwen en Friezen verdienden ten tijde van de Republiek hun dagelijks brood aan boord van een schip. Het boek bevat informatie over het onderzoek naar personen die in het verleden de kost verdienden in de verschillende takken van scheepvaart, maar ook aanwijzingen voor het scheeps historisch onderzoek. De eerste twee arti kelen hebben een inleidend karakter. Diederick Wildeman geeft een overzicht van het leven, werk en vaargebied van varende Nederlanders tussen 1600 en 1940. Een beredeneerde bibliografie geeft de belangrijkste literatuur op dit gebied. Jos van den Borne geeft in zijn bijdrage getiteld 'Het schip van doop tot sloop' een overzicht van de belangrijkste archieven met informatie over schepen. De nadruk 38 Archievenblad Oktober 1999 Literatuur Archievenblad ligt op bronnen uit de 19e en 20e eeuw, maar ook enkele bronnen uit de 17e en 18e eeuw worden besproken. De belang rijkste bronnen voor scheepshistorisch onderzoek in deze periode zijn de nota riële en oud-rechterlijke archieven en de archieven van de VOC in het Algemeen Rijksarchief. In de notariële archieven zijn transportakten van schepen, bevrach tingscontracten, schuldbekentenissen, boedelbeschrijvingen en getuigenverkla ringen van gebeurtenissen op schepen aanwezig. In de VOC- archieven zijn scheepssoldijboeken, uitloopboeken, scheepsjournalen en overgekomen brieven en papieren bewaard gebleven. Scheeps historische gegevens zijn gepubliceerd in 'Dutch Asiatic shipping in the 17th and 18th centuries'. Hierin staan de reizen van VOC -schepen chronologisch beschreven. Voor de 19e en 20e eeuw zijn de scheeps registers van classificatiebureaus o.a. Lloyds) voor scheepshistorisch onder zoek van belang. Deze registers zijn ter inzage in de bibliotheken van het scheep vaartmuseum in Amsterdam en Rotter dam. De auteur beschrijft vervolgens wat er nog meer aan bronnenmateriaal te vin den is over dit onderwerp bij de scheep vaartmusea en het Algemeen Rijksarchief te Den Haag (archieven Dienst stoomwe zen). Piet Boon geeft in zijn artikel 'Koopvaardij en walvisvaart' een overzicht van archieven in binnen- en buitenland voor onderzoek naar varende voorouders. Flet doel van zijn bijdrage is een ant woord te geven op de vragen: waar vind ik materiaal over zeevarende voorouders, welke problemen kan ik daarbij tegenko men en tegen welke historische achter grond moet ik de gegevens zien? Adri van Vliet bespreekt in 'Vissers ge zocht' bronnen voor onderzoek naar zee vissers in de zeventiende en achttiende eeuw. Wie onderzoek wil doen naar mari nepersoneel voor 1850 wordt geconfron teerd met het feit dat veel archiefmateri aal door brand vernietigd is of in zo' n slechte staat verkeert, dat het niet ter inzage kan worden gegeven. Mare van Alphen geeft een aantal alternatieven aan in zijn bijdrage in deze bundel. Hij bespreekt onder meer het archief van de kweekschool voor de Zeevaart in het Gemeentearchief Amsterdam en de per soonsdossiers bij het Instituut voor Maritieme geschiedenis te Den Haag. Jan van Zijverden beschrijft de inhoud en de betekenis van het archief van de water schout van Amsterdam. Het oudste gedeelte is aanwezig in het Gemeente archief Amsterdam (1747-1868) In dit archief zijn onder andere monsterrollen (soort bevolkingsregister) over de perio de 1747-1852 aanwezig van de beman ning van Nederlandse koopvaardijsche pen. Het jongste gedeelte van het archief berust in het Rijksarchief in Noord- Holland (1834-1977). Hier bevinden zich onder meer de registers van schepelingen over de periode 1834-1915.Tot slot bevat de bundel een korte biografie over zee man Roelof Blok (1712-1776) uit Enkhui zen, die binnen de VOC een prachtige car rière opbouwde, scheepsbouwerfamilie Jonker in Sappemeer (1751-1842) en de beurtschipperfamilie Theunissen uit Nijmegen. Dit jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie staat vol met nuttige, interes sante informatie en verwijzingen voor onderzoekers naar zeelieden en schepen. Hopelijk brengt het CBG de komende jaren nog meer jaarboeken uit die aan een bepaald thema zijn gewijd. Voor onder zoekers en studiezaalmedewerkers van archiefdiensten zijn ze van onschatbare waarde. Mapping for Money Financieel gewin is een drijfveer voor veel vormen van menselijke activiteit. Dat ook kaartmakers hun producten zelden uit liefdadigheid of pure liefhebberij ver vaardigden, is een bekend en vaststaand feit. Deze constatering maakt de pakken de titel van de handelseditie van Zand- vliets proefschrift tot een open deur. De titel mag dan ook niet worden losgemaakt van de ondertitel, waarin niet alleen op kernachtige wijze de werkelijke inhoud wordt weergegeven, maar waarin ook tot uiting komt dat met de relatie tussen geld en kaarten niet zozeer gedoeld wordt op de geldelijke beloning van de kaartma kers, maar op het grote geld dat de prik kel was voor de Nederlandse overzeese expansie. Bij de realisatie van deze expansie, zo komt uit Zandvliets boek zonneklaar naar voren, vormden kaarten, plattegronden en topografische schilderingen belangrijke hulpmiddelen. Kaarten gaven de zeeën en kusten weer ten behoeve van de naviga tie door de zeevaarders van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en de Westindische Compagnie (WIC). Gege vens over gebieden die zich leken te lenen voor de handelsactiviteiten van deze compagnieën werden eveneens kar- tografisch vastgelegd. Had men in deze gebieden eenmaal - letterlijk en figuurlijk - vaste voet aan wal gekregen, dan verleen den kaarten en plattegronden goede dien sten bij de planning van nederzettingen en fortificaties en bij de exploitatie van landbouwgebieden. Ook bij militaire ope raties en diplomatieke acties speelde de kartograflsche informatie een rol. Tenslot te sierden kaarten en geschilderde topo grafische taferelen de wanden in de bestuurskamers van de VOC en WIC en in de huizen van de bestuurders. Op deze manier werd de aandacht gevestigd op de overzeese activiteiten en de rol die de betrokken functionarissen daarbij vervul den, hetgeen bijdroeg aan hun maatschap pelijke status. Het grote belang van de kartografische informatie bracht met zich mee dat de Oktober 1999 Archievenblad 39 Arie-Pieter van Nienes, Ryksargyf Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 1 998, deel 52. CBG Den Haag 1 999, ISBN 90-5802-003-7. 298 blz. Annabelle Meddens-van Borselen Kees Zandvliet, Mapping for Money. Maps, plans and topograp hic paintings and their role in Dutch overseas expansion during the 1 6th and 1 7th centuries Batavian Lion International Amsterdam, 1 998. ISBN 90.6707.454.3. 328 blz. Maps, plans and topographic paintings and their role in Dutch overseas expansion during the 16th and 17th centuries

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 19