Het schadeformulier als De praktijk Ondanks de discussie over substitueren en converteren is het restaureren en conserveren van papieren en perkamenten documenten nog steeds een essentieel onderdeel van het takenpakket van archiefdiensten. Voor dit doel zijn dan ook tal van restauratieateliers ingericht en restauratoren aangesteld. Geen goedkope aange legenheid. Daarom nemen veel archiefdiensten externe, commerciële ateliers in de arm. Uit hun in het alge meen goed gevulde orderportefeuilles blijkt wel dat er behoefte aan is. Augustus 1999 Grote verschillen 22 Archievenblad Een 'instrument voor de archivaris' Het externe restauratieatelier HICOREB formulier IhP-pti rr :i#Ó: J 5- Augustus 1999 Archievenblad 23 Aangevroten door knaagdieren eneen brandje eroverheen Door Henk Roosenboom Het uitbesteden aan een extern atelier heeft zeker voordelen. Je hoeft als archiefdienst niet zelf te investeren in een dure voorziening en in dure menskracht, je hebt geen zorgen over de aansturing en de organisatie en je kan met de aanbieder harde afspraken maken over de kwali teit van het te leveren werk en het tijdstip waar op een en ander klaar moet zijn. Een nadeel is echter dat je er als dienst niet altijd zicht op hebt of de restaurator wel alles precies zo gedaan heeft, als je had gewild. Sterker nog, het kan gebeuren dat je naderhand geen mogelijkheid hebt de prestaties van het atelier te controleren, zeker als er vooraf geen deugdelijke schade- inventarisatie heeft plaatsgevonden. Ook doet zich een andere eigenaardigheid voor. Met name als er aan meerdere ateliers een offerte wordt gevraagd voor restauratiewerk. Vaak zijn er grote prijsverschillen zonder dat altijd duidelijk is waaraan deze te danken, of te wijten zijn. Dit laatste was, nu alweer jaren geleden, voor een niet nader te noemen archivaris in Noord-Brabant aanleiding om in arren moede aan het bestuur van de Kring van Archivarissen in Noord-Brabant (KAN) advies te vragen. Het ging om het volgende. De archivaris had drie te goeder naam en faam bekend staande restauratieateliers gevraagd een offerte uit te brengen voor restauratie van drie polderarchieven, lopend van 1600 tot 1950. Atelier A kwam tot de conclusie dat 869 inventa risnummers gerestaureerd zouden moeten wor den en dat dit 17.275 zou moeten kosten. Atelier B kwam tot 448 inventarisnummers en wilde dit wel doen voor 55.291, terwijl atelier C opgaf 694 inventarisnummers te willen restaure ren voor een bedrag van 44.874. Opvallend was niet alleen het grote verschil in prijs, maar ook Nat geweest en vervild. Foutief geplaatst cellotape. En toen nogmaals nat geweest en hierdoor vervild. Wie restaureert al deze schade en voor welke prijs (Foto's: Restauratieatelier Helmond B.V). het grote verschil in te restaureren inventaris nummers. Bovendien leek alle logica zoek: het atelier dat de minste inventarisnummers wilde restaureren was het duurst en het atelier dat de meeste wilde doen verreweg het goedkoopst. Rara. De hartekreet van deze archivaris werd door het bestuur van de KAN opgepikt. In november 1994 (zolang geleden is dit verhaal alweer...) werd een werkgroep gevormd onder leiding van de toen malige gemeentearchivaris van Breda, Peter Toebak, die de opdracht kreeg normen en crite ria te ontwikkelen aan de hand waarvan externe restauratieateliers hun offertes konden opstellen en archivarissen de kwaliteit van het geleverde produkt konden controleren. De werkgroep ging aan de slag en presenteerde eind 1995 een 'instrument, waardoor de archiva ris meer vat zou moeten krijgen op de inhoudelij ke en zakelijke aspecten' van de aanbestedings procedure van restauratiewerk. Dit instrument bestond - of liever bestaat, want het is nog steeds actueel - uit vier formulieren of fiches die ingevuld moeten worden, deels door de archief- Schadeformulier KAN dienst, deels door het restauratieatelier. Voordat dit kan gebeuren, moeten de te restaureren archiefbescheiden in vier groepen worden onder verdeeld: boeken en registers; losse stukken; prenten en kaarten; charters en zegels. Aan elke groep beantwoordt een specifiek formulier of fiche. Per inventarisnummer wordt een fiche opgesteld. Elk formulier heeft een recto- en een versokant: de rectokant bevat de identificatiegegevens en gegevens van de materiële toestand van het betreffende stuk, de versokant een lijst van te ver richten handelingen (onderverdeeld in twee cate gorieën: voorbewerking en conservatie/restaura tie). De archiefdienst vult de rectokant in, het res tauratieatelier de versokant, wat in feite het res- tauratievoorstel is. Het atelier moet hierbij aange ven welke handelingen het wil verrichten, in welke omvang en met welk materiaal, zodat de archivaris vooraf weet wat er met 'zijn' archief stukken zal gebeuren. Tevens moet per handeling een prijsopgave plaatsvinden. Zoals gezegd, eind 1995 werd het instrument gepresenteerd, in maart 1996 werd er zelfs nog een studiemiddag aan gewijd, maar vanaf dat moment werd er eigenlijk weinig meer van ver nomen. Want een 'instrument' bedenken is één ding, het vervolgens toepassen blijkbaar iets heel anders... Jan Clerx is directeur van een commercieel res tauratieatelier in Helmond en heeft nogal wat klanten uit Noord-Brabant. Je mag verwachten dat hij de nodige ervaring zal hebben met de formu lieren zoals die in 1995 werden ingevoerd. Reden genoeg om eens met hem te praten. Clerx ziet duidelijk voordelen bij het Brabantse systeem. Aan de hand van de ingevulde lijsten is het maken van een offerte voor het atelier een stuk makkelijker en ook minder tijdrovend. Er blijken in de praktijk echter toch wel haken en ogen te zijn. Zo kost het invullen de archiefdienst veel tijd en bovendien moeten de mensen die het doen deskundig zijn. Vaak is er - met name bij de klei ne diensten - te weinig deskundigheid om de schade-inventarisatie, want daar praten we dan over, op een verantwoorde wijze te uit te voeren. Met als gevolg dat maar weinig archiefdiensten met de Brabantse formulieren werken, en de enkele die het doen, in de regel een eigen, een voudiger, variant gebruiken. Evenmin worden de KAN formulieren gebruikt voor het maken van een offerte. Ook voor het restauratieatelier zou het te tijdrovend, dus te kostbaar, zijn. Alleen als er betaald wordt voor een schade-inventarisatie is het te overwegen. De klant krijgt dus normaal gesproken een offerte, die naast een globale opsomming van de werkzaamheden per inventa risnummer een nadere specificatie van de te ver richten handelingen en de urgentiegraad aan geeft. Deze urgentiegraad (1 zeer urgent, 2 urgent, 3 niet urgent) is afhankelijk van de materiële toestand van het archiefstuk. Ook Clerx vindt de kwaliteitsbewaking heel belangrijk. De vraag is alleen: hoe controleer je de restaurator? Met name kleine archiefdiensten, die niet de menskracht in huis hebben en wellicht ook niet de deskundigheid om vooraf de schade goed in beeld te krijgen en achteraf de restauratie op zijn merites te beoordelen, zijn daar vaak niet goed toe in staat. Een oplossing zou volgens de Helmondse restaurator kunnen zijn dat een aantal instellingen gezamenlijk deskundigheid inhuren die onafhankelijk van de commerciële ateliers schade-inventarisaties verricht, restauratie- en conserveringsprojecten voorbereidt en tot slot ook de kwaliteitscontrole voor zijn rekening neemt. Een van de archieven die voor elk restauratie- en conserveringsproject een schade-inventarisatie uitvoert, voordat een extern atelier wordt inge schakeld, is het gemeentearchief Roosendaal. Nu heeft Roosendaal een rijke traditie op dit punt. Reeds in de jaren tachtig introduceerde de toen malige gemeentearchivaris, Peter Toebak - jawel, dezelfde als die in 1994 aan de wieg stond van het KAN formulier - in Roosendaal het Belgische HICOREB (Hoger Instituut voor de Conservatie en de Restauratie van het Boek) uit Gent. Het HICOREB gebruikte een schadeformulier voor boeken en archiefstukken, bestaande uit twee rubrieken. Rubriek A bevatte een beschrijving van de materiële toestand van het te onderzoe ken inventarisnummer, rubriek B de voorgetelde wijze van behandeling, gekoppeld aan een urgen tiegraad. Deze urgentiegraad was zeer verfijnd en telde maar liefst zeven categorieën. Ook dit for mulier vereiste een behoorlijke deskundigheid bij de schadeopnemer. restauratierapport Restauratie-Atelier Helmond delrrtt: OudarchW Kldrfrriljkc Ouhxhc Ortk —SS1 1 1 offerte formulier Resauratie-Atelier Helmond vr. rt,;. \.r-j 1 baMal nStSfr- KvTiia ISwffi'rr. schadeformulier HICOREB

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 11