ta
Je bent beter af als enkel stuk
J.
A
1= Interview
Archievenblad
Interview
Archievenblad
Gerrit Mentink kijkt teruq op dertiq jaar Gelders archief
I"1!'
24 Archievenblad
Gerrit Mentink en 'Deel lil', voor velen al jaren onafscheidelijk. Dat boek is het komend najaar gereed en hij zal
er dan vast uitgebreid over spreken. Er is nog een Mentink: de oud (rijks)archivaris in Gelderland met een pro
vinciaal-historische obsessie en pittige opinies. Een soms getergd dan weer ontwapenend archivaris over
ogenschijnlijk uiteenlopende onderwerpen. Een gesprek met een even bevlogen als weerbarstig vakgenoot
die ook nu bleef wat hij het liefste is: docent.
De docent
Juni 1999
Cultuurspreiding
Archief een bedrijf?
Archivarissendagen
Historisch onderzoek
Waterdrager
Juni 1999
Archievenblad 25
II
Mentinck in 1995: moeilijk voor ande
ren, maar het moeilijkst voor zichzelf.
"Ook nu nog kookt het van binnen en
creatieve invallen zijn er voldoende."
Gerrit johannes Mentink (Culem-
borg, 20januari 1 932)studeer
de geschiedenis in Utrecht en volg
de 'lessen' middeleeuwse geschie
denis aan de Rijksuniversiteit van
Gent. Hij begon zijn carrière bij
het Gemeentearchief Rotterdam.
In 1966 werd hij chartermeester
bij het Rijksarchief in Gelderland.
Van 1 969 tot 1 979 gaf hij lessen
archivistiek aan de Rijks Archief-
school te Den Haag. Paradoxaal
genoeg lag zijn kracht niet in het
inventariseren, eerder in het ma
ken van bronoverzichten en in
een specifieke discipline: de bron
analyse van seriearchieven. In
1973 werd Mentink hoofdchar
termeester bij het Rijksarchief in
Gelderland, in 1 975 rijksarchi
varis. nadat hij die functie al se
dert 1 971 had waargenomen,
"lot 1 9 9 7 maakte hij deel uit van
de besturen van de Stichting De
Gelderse Bloem en de Stichting
Gelderse Historische Reeks. Zijn
belangrijkste bijdragen zijn op
genomen in de bundel G.J. Men
tink, een selectie uit zijn werk
(Arnhem 1 997) dat het Rijks
archief in Gelderland hem aan
bood bij de gelegenheid van zijn
vijfenzestigste verjaardag.
Door Pieter van Wissing1
Het derde deel van de Geschiedenis van
Gelderland bestrijkt de periode 1795 tot circa
1940. Voor Mentink blijft het een worsteling om
uit de veelheid van gegevens een structuur aan te
brengen. "Wanneer je gespecialiseerd bent in een
onderwerp, dan is het veel minder moeilijk dan
van vele onderwerpen iets te vinden en op
papier te krijgen! Ik ben bezig met anderhalve
eeuw, en dan nog met alle onderdelen die van
enig belang zijn. Bovendien moeten die onderde
len ook nog in een samenhang gepresenteerd
worden. En er mogen geen losse eindjes aanzit
ten. Nee, ik zou het niet een tweede keer willen
doen. Ik heb me die kritiek over het lange uitblij
ven van deel III natuurlijk wel aangetrokken.
Maar het komt er, hoor!"
"Ik heb de term mesoniveau ingevoerd in de
archiefwereld, maar in de sociologie was hij
allang bekend." Mentink vouwt zijn handen, kijkt
weg en licht toe. "Toegespitst op de Nederlandse
situatie kan het betekenen: het macroniveau is de
Nederlandse geschiedenis, het microniveau is de
gemeente. Daartussen bestaat een provinciaal of
regionaal onderzoeksterritorium. Dat gebied zou
je vanwege de hoeveelheid materiaal op mesoni
veau moeten beschrijven. Geschiedenissen van
Nederland zijn er genoeg, maar wil je lokale histo
rie bedrijven, dus op gemeentelijk niveau, dan
heb je zoveel materiaal dat je eraan 'kapot' gaat. Je
moet je als het ware tussen beide bewegen.
Dezelfde positie tref je aan in ons vakgebied. Zo
ben ik op de Archiefschool vooral bezig geweest
om uit te leggen hoe je een inventaris in elkaar
zet. Aan het slot van een les zei ik:'Kijk eens hoe
de series beschreven zijn tegenover de enkele
stukken'. Dan concludeerde ik dat je beter enkel
stuk kunt zijn want aan de beschrijving daarvan
wordt méér aandacht geschonken dan aan een
serie. Dat enkele stuk is ook vaak geïndiceerd en
dus op verschillende manieren veel gemakkelij
ker te vinden door de onderzoeker. De eigen- en
topografische namen worden eruit gehaald, en
die moet je in series juist zelf zoeken! Dus zegt
de onderzoeker: 'Hebben ze niet'. Een verkeerde
conclusie, want in die serie zit misschien hon
derd keer zoveel als in dat losse stuk! Daaruit is
de gedachte voortgekomen de serie systematisch
te ontsluiten, zodat de bron op zichzelf veel beter
toegankelijk is. Dat was ook mijn grondgedachte
achter het broncommentaar: je maakt daardoor
zo'n grote massa toegankelijk. En dat is echt uit
mijn koker gekomen. Dat is nou typisch archief
werk. En dan gaat het naar het Instituut voor
Nederlandse Geschiedenis! Bij de universiteiten
beseffen ze trouwens niet dat als ze er een archi
varis bij betrekken er ook sprake is van een zeke
re meerwaarde. Een archivaris loopt de depots
door en krijgt allerlei materiaal in handen waar
je systematisch niet altijd naar kan zoeken. Dus
het is effectief om zo iemand erbij te betrekken.
Doe je dat niet, dan laat je een kansje liggen.
Universiteiten zeggen: we kunnen de stukken zelf
wel zoeken, we hoeven alleen maar een luik te
hebben waardoor ze aangereikt worden. Ik moet
zeggen, dat - als ik zo'n houding bespeurde - mijn
luikje gesloten werd. En dat is in toenemende
mate het geval."
Op mijn vraag of naar zijn gevoel de cultuursprei
ding bij de Rijksarchiefdienst is gelukt reageert
Mentink positief en trekt een vergelijking: "Ik
begrijp niet waarom genealogisch onderzoek en
het bekijken van een tentoonstelling over bij
voorbeeld de schilder Johan Mekkink zou staan
als 1 10. Waarom is het een zoveel beter dan het
ander? Onder een van de voorgangers gold het
bedrijven van genealogie als een depreciatie.
Daarmee zou het Rijksarchief een genealogisch
bureau worden en erdoor getekend zijn. Nu is dat
anders, waarschijnlijk door de nood dei-
tijden. Toch moeten we af van het beeld
dat genealogen negatief voor de
Rijksarchiefdienst zouden zijn. Het is niet
minder dan enige andere culturele activi
teit, wordt zelfs meer als genealogen ook
andere onderzoeken gaan doen.
Cultuurspreiding begint bij de massa. Het
naamklapperproject op de Gelderse
doop-, trouw- en begraafregisters ('DTB-
project') heeft daar enorm toe bijgedra
gen. Dat indiceren heeft gewoon een cul
tuurschat neergezet. Het effect ervan is
groot; als ik in de studiezaal zit met men
sen die je waarschijnlijk nooit in een
museum zult zien, dan vind ik dat het
DTB-project er mag zijn en daar ben ik
trots op! Een 'wet' van Marx zegt dat uit
kwantiteit ooit ook kwaliteit tevoorschijn
komt. Niet al die mensen zullen kwaliteit
leveren. Maar door de grote massa komen
er toch andere studies, andere interesses
en voorkeuren naar voren. Zo zien gene
alogen hun familie plotseling in een
entourage, in een Nederlandse geschiede
nis, in de wereldgeschiedenis opdoemen.
Dat is toch niet minder dan het bezoeken
van een tentoonstelling over Johan
Mekkink?
"Als je ergens weg bent, moet je nooit kri
tiek op personen, ook niet je voorgangers,
leveren. Dat past niet. Ook bij het Rijks
archief heb ik me overal ver van gehou
den, hoewel ik kritiek te over had. Maar
zoals het nu loopt, bijvoorbeeld op het
Algemeen Rijksarchief... luister: ik kon
met het stuk van Willem Strous (hoofd
Bedrijfsvoering bij het Rijksarchief in
Gelderland) over de parafencultuur (zie:
Radicaal 3/9 (1998), p. 2) helemaal in
stemmen; ik vind het volkomen terecht.
Woorden als 'concern', en 'produkt' zijn
enigszins belachelijk. De Rijksarchiefdienst
is geen onderneming, maakt geen winst,
staat niet onder de tucht van de markt,
waardoor je bij elke trend weer mee moet
hobbelen. Dat neemt niet weg dat de rijks
archieven en de gemeentearchieven on
derling wel degelijk worden vergeleken.
En hoeveel fusies van scholen zijn er niet,
met colleges van besturen die in een duur
gebouw zitten, met onbegrijpelijke logo's
en glossy organogrammen, terwijl de do
cent geen krijtje kan krijgen en onder een
lekkend dak les geeft. Die richting gaat de
Rijksarchiefdienst ook een beetje uit met
dat glossy organogram. In Den Haag kan
blijkbaar alles, in de provincie niets. Waar
zijn ze nu mee bezig?"
"Het werken bij een rijksarchief heb ik
afstandelijker ervaren dan het werken bij
een gemeentearchief. Dat ving ik op door
me bezig te houden met de basis, dat
eigenlijk veel meer bij een gemeentear
chief past. Je zult van mij niet veel inven
tarissen tegenkomen, maar wel lijsten en
overzichten.
Omstreeks 1971-1972 heb ik met Klaas
Schaap (destijds gemeentearchivaris van
Arnhem) de Gelderse archivarissendagen
van de grond getild; later met Jan van
Petersen (streekarchivaris De Liemers en
Doesburg). Alle archivarissen waren wel
kom en er stonden altijd twee onderwer
pen op de agenda: een over lopend
Gelders onderzoek en iets archieftech-
nisch. Heel jammer voor Gelderland dat
deze dagen niet meer bestaan. Het RAG is
nu eenmaal geen centrum voor de
Gelderse geschiedbeoefening. Niet omdat
we het zo slecht doen, maar omdat
Gelderland uiteenvalt in regio's. De pro
vincie heeft een centrum in Nijmegen, in
Arnhem, in Zutphen en in Tiel, zelfs in
Apeldoorn zo langzamerhand en in
Harderwijk en in Kampen (N.B. Overijs
sel!) zelfs voor de hele noordhoek!"
"Ik ben trouwens veel bezig geweest met
Externe Dienst, met publikaties, dus met
educatie, ook via mijn bestuursfuncties
bij de Stichting De Gelderse Bloem en de
Gelderse Historische Reeks. Verder ben ik
tien jaar redactiesecretaris van de
Vereniging Gelre geweest; dat was overi
gens niet eens mijn leukste externe activi
teit.
Mentinck in 1985, rittend achter zijn bureau
in zijn 'karakteristieke' trui.
De Bloem was een groot succes. Tussen
1954 en 1990 verscheen er een groot aan
tal mooie studies, zoals die uit 1979 van
Simon Koster, Komedie in Gelderland.
Grote en kleine momenten uit driehon
derd jaar theaterleven. We bestreken het
totale veld van de cultuur. Het liep goed,
omdat er in het bestuur mensen zaten uit
zeer verschillende hoek: een archivaris,
een literator, een hoogleraar, een politi
cus, auteur, noem maar op. Dan hoor je
eens wat anders, blijf je niet binnen je
eigen héél kleine archiefkringetje rond
draaien. Bij de Stichting Gelderse Histo
rische Reeks moest je afwachten of er stu
dies kwamen. Ik heb op dit punt ten
onrechte verwacht dat er een Gelderse
Van den Eerenbeemt zou opstaan, maar
dat gebeurde niet. Die wist promovendi
naar zich toe te trekken, ze ergens op te
zetten, vol te houden. Zo'n figuur missen
we in Gelderland voor de negentiende en
twintigste eeuw. Nee, ik kon die rol niet
spelen. Een archivaris in zijn eentje heeft
noch de capaciteit om dat te kunnen,
noch de tijd om die mensen te begelei
den."
"Jammer dat het zo gelopen is. In 1977
hebben we binnen de Rijksarchiefdienst
een rapport over het wetenschappelijk
onderzoek uitgebracht. Daarin stond dat
je tien procent van je tijd aan weten
schappelijk onderzoek mocht besteden.
Maar daar is niets meer van over.
i