L-j,taJM.serina in beeld
Digitalisering van beeld- en geluidsinformatie was het onderwerp van de themamiddag van de sectie Audiovisuele Archieven van de KVAN op
17 februari jl. Ruim veertig vertegenwoordigers van streek- en gemeentearchieven en van de omroepen zelf woonden deze middag in hel
Omroepkwartier te Hilversum bij. De presentaties werden verzorgd door Annemieke de Jong, Pim Slot, Pieter Zeeman en Robert Siesling van hei
Nederlands Audiovisueel Archief en Henk Harmsen van het Meertensinstituut in Amsterdam. Een en ander gaf aanleiding tot veel discussie.
De presentaties
Primaire aandacht
26 Archievenblad
Mei 1999
audio visueel
Archievenblad
Beschikbaarstellen en regelgeving
Mei 1999
Archievenblad 27
Door Robert Egeter van Kuyk*
De themamiddag had als doel in algeme
ne lijnen inzicht te geven in de effecten
van digitalisering voor de archivering van
beeld en geluid. Als voorbeeld dienden hier
bij de ontwikkelingen die de digitalisering
teweeg heeft gebracht in de audiovisuele
produktie bij de omroepen.
Zo gaf Siesling een demonstratie van de
multimediale NAA-catalogus die bekend
staat onder de naam AVAIL Pro en behalve
tekst ook beeld en geluid kan weergeven.
Zeeman belichtte de technische aspecten
van de nieuwe media en van de compres
sietechniek van beeldgegevens. En pas
sant vertaalde hij daarbij een forse begrip
penlijst voor de niet technisch deskundi
gen. Bij wijze van case study richtte Harm
sen zich op het project van de digitalise
ring van geluidsbestanden bij het Meer
tensinstituut. Met name de gemaakte keu
zen en de financiële argumenten die daar
toe hebben geleid waren relevant omdat
archivering van geluidsdocumenten (ze
ker met moderne technieken) in het ver
leden te vaak onderbelicht is gebleven ter
wijl de problematiek wel als urgent wordt
gezien. Slot presenteerde het projectNAA
in de Klas' dat in essentie audiovisuele
materialen beschikbaar stelt aan scholen
en het de leerlingen mogelijk maakt aan
de hand van uitgewerkte lesmodulen en
opdrachten hun weg in beeld en geluid te
zoeken (zie ook Archievenblad nr. 103/ 1
pag. 28). Overigens met respect voor alle
auteursrechten, om alsnog een vraag uit
het publiek te beantwoorden. Dat dit pro
ject ook van belang is voor de regionale
en lokale archieven met hun onderschei
den collecties, zal duidelijk zijn. De Jong
legde er in haar doorwrochte inleiding de
nadruk op dat 'digitalisering' niet zomaar
een technische ontwikkeling is met con
sequenties voor de actieve en passieve
conservering van documenten. Dat is
slechts een aspect van de zaak. Evenmin
is het iets dat beperkt blijft tot de omroe
pen; zij zijn er hoogstens als eerste mee
begonnen. In de nabije toekomst zal de
digitalisering ertoe leiden dat (audiovisu
ele archiefjdocumenten niet meer in fy
sieke, maar in virtuele vorm beschikbaar
komen in een soort permanent 'reservoir'
van documenten, ieder met zijn eigen iden
tificatie, waar technische systemen (cata
logisering, registratie, montage, enzovoorts)
aan worden gekoppeld. De nu nog geschei
den processen tussen verwerving uit ex
terne en interne bronnen en archivering
enerzijds, en nieuwe produkties anderzijds
vloeien in die omgeving straks in elkaar
over. Daarbij komt het erop aan al die
informatie-eenheden of 'documenten' cor
rect te identificeren - kortom, de metadata
ervan te beheersen. De definitie van de al
dan niet rechtstreeks aan de documenten
te ontlenen metadata hangt mede af van
de omgeving waarin ze worden gebruikt.
De Jong wees erop dat hiervoor inmid
dels al zeven verschillende normeringen
ontwikkeld zijn en ging in detail in op de
zogeheten SIMPTE/EBU-standaard (EBU
European Broadcasting Union) waarin Euro
pese en Noordamerikaanse technici samen
werken. Deze standaard kent nu nog tien
rubrieken:
1. Gericht op het format van het document
2. Gericht op de toegankelijkheid
3. Beeldtechnische gegevens en camera
posities
4. Informatie om digitale componenten sa
men te voegen tot een informatiestroom
5. Synchronisering van die componenten,
e.g. door tijdcode- en compressiegegevens
6. Informatie over de bronnen van het
document ('geospatial information' ge
noemd)
7 Formele en inhoudelijk beschrijving
8/9. Centraal en lokaal toegekende registratie
elementen
10. Overig
Eén voorbeeld van een beschrijvende meta-
standaard staat bekend onder de bena
ming Dublin Core naar de stad waar ze
overeengekomen is en bestaat uit vijftien
velden die gegroepeerd worden om de
velden 'inhoud','intellectueel eigendom'
en'versies'.
De inrichting van een en ander wordt af
gewogen aan de hand van de noodzaak van
handhaving van de authenticiteit en de
integriteit van het document
toegankelijkheids- en beschikbaarstelings-
eisen
mogelijkheden van hergebruik
overwegingen van efficiency.
In deze omgeving hebben audiovisuele
archieven een bijzondere rol omdat zij be
langrijke leveranciers van beeld en geluid
zijn en al vele jaren ervaring hebben in de
ordening van moderne media en met be
heer, informatietechnieken en beschikbaar
stelling - om niet te spreken van de inhou
delijke kennis die bij hen geconcentreerd is.
Deze ontwikkelingen op het gebied van
digitalisering laten onverlet dat de 'klassie
ke' problematiek blijft voortbestaan en dat
veel archieven zich nu vooral - terecht
zorgen maken over de opslag en beschrij
ving van hun videobanden of geluidsop
namen. Helaas volgt daaruit niet dat de
(audiovisuele) archiefwereld de zo ingrij
pende nieuwe problematiek van de digita
lisering voorlopig kan beschouwen als
iets waar ze te zijner tijd nog wel aan
dacht aan zal schenken. De digitalisering
dringt overal door (niet voor niets is er
ook al een DAVIC-standaard - digitale tele
visie via video-on-demand voor de thuis
gebruiker!) en zal alle technische en in
houdelijke processen ingrijpend verande
ren. De archivaris moet zich dus blijvend
op de hoogte stellen van de ontwikkelin
gen op dit gebied en het op termijn zelfs
zijn primaire aandacht moeten geven. Zo
moet hij bij de conservatie van digitale
beeld- en geluidsdocumenten een keuze
maken tussen de verschillende graden en
systemen van compressie (zoals het JPEG-
systeem voor stilstaand beeld en het MPEG-
systeem voor geluid en bewegend beeld
in verschillende compressiegraden) en de
verschillende dragers waarop men kan
conserveren. Aangezien beide in ontwik
keling blijven, ontstaat op een gegeven
moment onvermijdelijk de situatie dat het
archief achterhaalde systemen, dragers en
apparatuur gebruikt die uiteindelijk niet
meer onderhouden kunnen worden en is
een nieuwe keuze noodzakelijk. Technisch
gezien is dat geen probleem en boeten de
documenten niet aan kwaliteit in; beleids
matig en financieel gezien zal men zich er
op in moeten stellen dat 'conservatie' een
doorlopend proces is dat een andere bena
dering vereist. In wezen wordt zo n beslis
sing nu al aan orde gesteld bij de veilig
stelling van de 'klassieke' videobanden -
mogen die bijvoorbeeld nog eens op digi
tale Betacamcassette worden gezet of is
het beter nu al een ander format te zoe
ken? Verder levert compressie van audio
visuele documenten een dermate grote
ruimtewinst op, dat het moment naderbij
is om het selectieproces en de selectie
normen nog eens goed te bekijken. Moet
selectie, die arbeidsintensief is en altijd
een subjectief element in zich draagt, on
verkort worden voortgezet als tot nu toe
of kunnen we de grote ruimtewinst ge
bruiken om de normen bij te stellen? On
getwijfeld ligt een boeiende discussie in
het verschiet. En niet in de laatste plaats is
de ontwikkeling van steeds compacter
informatie op fysiek steeds kleinere dra
gers direct van invloed op de ruimte-eisen
voor bewaarplaatsen.
Bij de beschikbaarstelling van het nieuwe
type document zijn er talloos veel moge
lijkheden om de klant beter te bedienen,
bijvoorbeeld door hem niet te beperken
tot de AV cabines van de leeszaal. Men kan
op eenvoudige wijze bewerkstelligen dat
het aangevraagde materiaal geen eigen
leven kan leiden; een voorbeeld hiervan is
de wijze waarop het ANP zijn fotomateri
aal aan zijn klanten aanbiedt.
Technisch gezien zullen dan ook de wijze
van ontsluiting en het moment waarop
dat gebeurt waarschijnlijk aangepast wor
den. Ook moet men nagaan hoe auteurs
rechten op virtuele documenten gewaar
borgd worden in de informatiemaatschap
pij - een zaak die inmiddels al bij de Com
missie van de Europese Gemeenschappen
in studie is. Dit soort zaken zal, nu wij het
toch over regelgeving hebben, ook een
plaats moeten vinden in de uitvoerings
regelingen van de Archiefwet 1995 en
trouwens overal waar een instelling ver
antwoordelijk is voor ordening, bewaring,
enzovoorts, van digitaal beeld en geluid.
Ook de archiefopleidingen zullen de con
sequenties van de digitalisering van beeld
en geluid - en niet alleen van tekst - moe
ten behandelen. Wie objectief kijkt, ziet
dat wij bezig zijn met ingrijpende ontwik
kelingen die natuurlijk in eerste instantie
voor wat (teclmische) verwarring zorgen.
En hoewel we eerst door de bomen het
bos niet meer dreigen te zien, zal nader
hand blijken dat zich nieuwe oplossingen
aandienen en dat de archieven met een
heroverweging van bestaande uitgangs
punten en procedures hun voordeel kun
nen doen. 3
voorzitter sectie AV
Wat moet de beheerder van een kleine
audiovisuele collectie nu beginnen met
deze grote, ingrijpende en vooralsnog ta
melijk onoverzichtelijke ontwikkelingen?
Heeft hij nu écht overmorgen al te maken
met zaken die zich kennelijk bij de om
roepen en in geavanceerde technische om
gevingen voordoen? Ja, helaas wel, zij het
nu nog niet in de mate waarin de omroe
pen zich ermee bezig houden. Er is geen
reden tot paniek. De kleinere collecties
moeten alleen wel hun problematiek luid
en duidelijk op de agenda zetten en er zo
voor zorgen dat zij er antwoorden op krij
gen.