Een bezoek aan het Algemeen Rijksarchief
ETALAGE Z
Het Bureau
Archievenblad
Het Bureau
Archievenblad
Uit JJ. Voskuil, Het Bureau, deel 5, 'En ook weemoedigheid', paqinal694/697
Het Algemeen Rijksarchief bevond zich naast het
Centraal Station, voor hem het Staatsspoor, want
aan die naamsverandering was hij nog altijd niet
gewend. Gespannen liep hij van het perron door
een uitsparing in de matglazen overkapping de
straat op en stak een pleinachtige ruimte over
naar een wit, futuristisch gebouw, dat in niets aan
het vroegere gebouw aan het Bleijenburg herin
nerde en dus ook niet aan een Archief. Voor hem
uit liepen met enige tussenruimte achter elkaar
twee mannen en een vrouw die ook uit de trein
waren gekomen en eruitzagen als intellectuelen.
Hij volgde hen het gebouw in door een brede
gang met platte vitrines waarin boeken lagen,
naar een schaars verlichte ruimte met metalen
kastjes, deed zijn tas en zijn jas in een van de kast
jes en betrad met de sleutel aan een klosje en een
blocnote de studiezaal. Bij de deur bleef hij staan.
Het was een grote, rechthoekige, gelijkmatig ver
lichte ruimte, met aan de linkerkant een balie en
een podium, waarop achter een bureau een man
zat, en in het midden een groot aantal lange tafels
met lichtbakken erboven. Aan de tafels zaten ver
spreid wat mensen te werken naast stapels folian
ten of, op de achterste rijen, achter leesappara-
ten. Omdat de ramen aan de andere kant van de
zaal grotendeels verborgen waren achter dwars
geplaatste boekenkasten, versterkte dat de indruk
van een in zichzelf gekeerde wereld. Behalve het
zachte zoemen van de luchtverversing en het rit
selen van omgeslagen bladzijden was het er heel
stil. Niemand lette op hem. Daaruit moed puttend
liep hij zo onopvallend mogelijk in de richting
van de balie, in de veronderstelling dat hij daar
nadere informatie zou vinden. Er lagen wat sta
peltjes archiefstukken, samengebonden met groe
ne linten, er stond een bak voor aanvragen, en er
lag een slordig hoopje aanvraagformulieren, waar
van hij er zich een aantal toeeigende. Maar er was
geen kaartsysteem. Terwijl hij achteloos voor de
man op het podium langswandelde, viel hem de
overeenkomst met een katholieke kerk in. Die
man zou gek kijken als hij voor hem front maak
te, knielde en een kruis sloeg. Dat zou meesterlijk
zijn! Wat zouden ze doen? Niets waarschijnlijk.
Glimlachend bleef hij in de andere hoek staan en
keek de zaal in. Hoe kwamen die mensen aan die
stukken? Dat was nu de vraag. Even overwoog hij
om zich tot de man op het podium te
wenden, maar hij schrok daarvoor terug,
beducht een figuur te slaan. Omdat hij
niet te lang op die plek kon blijven staan,
liep hij weer door, begaf zich achter de
boekenkasten en keek door een raam op
een binnenplaats of de bodem van een
lichtschacht waaromheen het gebouw
was opgetrokken. Uit de boekenkast sta
ken bordjes. Hij trok een willekeurig boek
uit de eerste kast, stelde vast dat het een
inventaris was en begreep toen pas dat
dit de ingang tot het Archief was. Koorts
achtig zoekend langs de kasten vond hij
tenslotte de inventaris van het Archief van
Holland vóór 1572 en daarin het belas
tingkohier dat hij zocht. Tevreden over
zichzelf nam hij het boek mee de zaal in,
koos een zitplaats achterin, vulde een van
de aanvraagbriefjes in en bracht het naar
het bakje, waarna hij het boek weer op
zijn plaats zette.Terug op zijn stoel wacht
te hij af wat er zou gebeuren. Een tijd lang
gebeurde er niets. De man op het podium
zat ijverig te schrijven. De mannen en
vrouwen in de zaal zaten gebogen over
hun folianten, of ze bladerden wat. Een
van hen stond op en verliet de ruimte
door de klapdeuren, zijn boeken en pa
pieren opengeslagen op zijn schrijftafel
achterlatend, onder het licht van de licht
bak. Maarten zocht naar het knopje, knip
te zijn lichtbak aan en ontdekte geamu
seerd dat zijn plaats een nummer had.
Hier zat nummer 81. De gewijde stilte om
hem heen werkte ontspannend. Hij ging
wat verzitten om het zich gemakkelijker
te maken, zonder daar helemaal in te sla
gen. Daarvoor waren de armleuningen te
ver weg en was het zitvlak van de stoel te
groot en te bol, kennelijk bedoeld voor
mensen van meer gewicht. Een man met
een karretje met archiefstukken kwam uit
een zijdeur. Hij legde de stukken uit op de
balie en verdween weer. Meteen daarop
begonnen voor verschillende plaatsen
lampjes te knipperen. Een man stond op,
een tweede man volgde hem. Ze liepen
naar de balie, eigenden zich allebei een
stapeltje toe en keerden ermee terug naar
hun plaats.
Onzeker, niet wetend wat er precies van
hem verwacht werd, was Maarten ook
opgestaan. Achteloos liep hij door het zij
pad naar de balie, monsterde de achterge
bleven stukken, stelde vast dat dat van
hem er niet bij was, keek voor alle zeker
heid ook nog in het bakje, vond daar zijn
aanvraagbriefje, dat als enige was achter
gebleven, begreep plotseling de betekenis
van die lampjes en vulde beschaamd zijn
stoelnummer in. Om zich een houding te
geven verliet hij vervolgens met ingehou
den pas de zaal door de klapdeuren en
bezocht de wc.
Het belastingkohier dat hij een half uur
later op de balie aantrof, was in perka
ment genaaid. Het perkament zat vol vlek
ken. Daaroverheen had iemand met zwar
te inkt in een onregelmatig zestiende-
eeuws handschrift een titel geschreven die
hij te ver naar rechts was begonnen, zodat
hij op de rand abrupt had moeten afbre
ken. Van die titel herkende hij alleen de
eerste woorden ongeveer, aangezien hij
ze al in de inventaris had aangetroffen.
Toen hij de eerste bladzij opsloeg, wist hij
meteen dat hij niet veel verder zou ko
men. Kijkend naar de sierlijk gedraaide
lettertjes met hier en daar wat dikker aan
gezette strepen en krullen, herkende hij
niet meer dan flarden van woorden, in
ieder geval te weinig om er ook maar in
de verste verte enige inhoud aan te kun
nen geven. Terwijl hij de regels langsliep
en een voor een de bladzijden omsloeg,
verloor hij langzaam het contact met het
geschrevene.
Gebogen over zijn kohier, voor zijn omge
ving verdiept in zijn lectuur, viel het hem
op hoe stil het om hem heen was. Die stil
te en het besef dat hij aan de grens stond
van zijn kunnen, maakten hem ongewoon
rustig. Gedachteloos, bang om dat geluks
gevoel te verliezen, keek hij op de voor
hem liggende bladzij naar de kleine, gete
kende lettertjes, tot het tijd was om naar
huis te gaan.
3
J J. Voskuil in De Plantage
12 Archievenblad
April 1999
April 1999
Archievenblad 13
Geen andere informatiebehe-
rende instelling
heeft in korte tijd zo veel
bekendheid verworven als het
Meertens Instituut in
Amsterdam. Deze bekendheid
is te danken aan de romancy
clus Het Bureau. Als hoofdper
soon figureert hierin Maarten
Koning, het alter ego van de
auteur j.(. Voskuil, die jaren
lang als afdelingshoofd aan het
Meertens Instituut verbonden
was. In het in januari van dit
jaar verschenen deel 5 van Het
Bureau ('En ook weemoedig
heid') brengt Maarten Koning
een bezoek aan de studiezaal
van het Algemeen Rijksarchief.
Het verslag van dit bezoek
geeft tegelijkertijd een ont
hutsend en onthullend beeld
over de wijze waarop een toch
redelijk ingewijde en doorge
winterde onderzoeker zijn
weg probeert te vinden in de
studiezaal. Dit bezoek van
Maarten Koning, alias
Voskuil, speelde zich begin
jaren tachtig af: hoe groot is
het verschil met de heden
daagse archiefdiensten die prat
gaan op hun klantvriendelijk
heid. Binnen de Rijksarchief
dienst wordt zelfs gewerkt aan
de invoering van kwaliteits
normen dienstverlening die in
alle rijksarchieven nageleefd
dienen te worden. In de vol
gende nummers van het
Archievenblad kunt u de
bevindingen van onze redac
teuren tijdens hun bezoeken
aan studiezalen van diverse
archiefdiensten lezen. Dan zal
duidelijk worden of de hieron
der beschreven ervaringen van
Voskuil daadwerkelijk voor
goed tot de verleden tijd beho
ren.
'het witte, futuristische gebouw dat in niets aan het vroegere gebouw aan het Bleijenburg herinnerde en dus ook niet aan
een Archief' (foto Algemeen Rijksarchief, Den Haag)
NEDERLAND 3, 17.00-18.00 UUR
T andaag is het zover: De Plantage heeft een uur lang IJ.
Voskuil over de vloer Aanleiding is de verschijning van
T Het Bureau deel 5, En ook weemoedigheid, èn de roman
De moeder van Nicolien (die sinds 26 februari in de boekhandel
ligt)
Hanneke Groenteman ontvangt Voskuil in gezelschap van een
publiek dat geheel bestaat uit Voskuil-liefhebbers. Een aantal
van hen krijgt in de uitzending de gelegenheid om de schrijver
een vraag te stellen. De redactie van De Plantage is dankzij de
Voskuil-quiz (Gids 6) bedolven onder de vragen. Uit de interes
santste zal een selectie worden gemaakt.
De romancyclus Het Bureau is, zeker gezien de omvang, een
opmerkelijk succes bij het publiek. Van het eerste deel werden
tot nu toe 50 duizend exemplaren verkocht, de volgende delen
waren elk goed voor zo'n dertigduizend verkochte exemplaren.
De moeder van Nicolien (door de uitgever al 'een kleintje Vos
kuil' genoemd) is geheel gewijd aan het ouder worden en uit
eindelijk dementeren van Maartens schoonmoeder. Voor deze
roman heeft Voskuil alle Uttreaw-fragmenten waarin de moeder
van Nicolien figureert aan elkaar gesmeed en aangevuld met
nieuwe, niet eerder gepubliceerde fragmenten.
Na het rechtstreeks uit te zenden uur met Voskuil, zal er op 28
februari nog een extra uur worden opgenomen. Dit tweede urn-
zal ook rechtstreeks (alleen audio) te volgen zijn op de Inter
net-site van De Plantage (www.vpro.nl/plantage). Het gehele,
twee uur durende programma zal kort na de uitzending op
koopvideo worden uitgebracht. EM
Fenomeen
tegen wil en
dank: schrijver
J J. Voskuil
Mediabelangstelling voor 'J.J. Voskuil bij het verschijnen van
deel 5 van Het Bureau (uit: VPRO gids, 1999/9, pagina 32)