-z O H PC ïC s d Papier- Boekrestaüïatoren I Baaatellen 05 ja inter actief 1 t FTl ML www.sterken.nl Kap. Poellplein 1 5046 GV Tilburg Tel. (013) 536 83 55 n> i-rl Heeft u onze internet site al eens bezocht? I STERKEN 7° m ATELIER m Archievenblad I Van het vernieuwde Archievenblad kan veel goeds gezegd worden. Er zijn tal van korte en informatieve bijdragen die wat meer dan voorheen over de klassieke grenzen van het vak heengaan. Het bevat duidelijk meer en goede recensies. Een voortreffelijk voorbeeld daarvan was Theo Thomassens kritisch positieve benadering van de inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad in aflevering 9 van 1998. Overigens, toen ik hem daarmee complimenteerde merkte Thomassen wat droevig op, dat ik de eerste was die hem over die recensie aansprak. AprilI 999 Archievenblad 11 2 n - archiefrestauratie/massaconservering - behandeling van brandschade - kunstvoorwerpen-restauratie - vacuüm-vriesdrogen - textielconservering EHMHE Op onze speciale textielafdeling worden vaandels, paramenten en andere textiele objecten vakkundig geconserveerd. RESTAURATIE ATELIER STERKEN BV Atelier voor conservering en restauratie van papier en per kament zoals boeken, prenten, tekeningen, grafiek, (wand)kaarten, charters zegels etc. De Cloese 7-9 7339 CM Ugchelen Tel. 055 - 5 42 31 47 Fax 055 - 5 43 06 14 Mobiel 06 - 53 93 93 53 Internet: www.sterken.nl DOCUMENTENWACHT Documentenwacht omvat een 24 uurs calamiteitenservice en collectie inspectie met schade preventie als uitgangspunt. Telefoon: bovenstaande nummers en: Semafoon 06 - 59 28 48 55 Door Bernard Woelderink* De ontwikkelingen binnen het Neder landse archiefwezen worden in ons lijf blad, zoals gebruikelijk, nog steeds ruim schoots besproken; de zegeningen van de Koepel niet het minst. Interessant is ook de persoonlijke toets zoals die via inter views en zelfs een dagboek meer dan voorheen in de kolommen op te merken valt. Toch is het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Valt de vergelijking tussen het Duitse blad 'Der Archivar' en het 'Archievenblad' qua presentatie zonder enige twijfel in het voordeel uit van ons periodiek, de gedegenheid van het Duitse blad heeft toch ook zijn voordelen. Het artikel in het jongste nummer van 'Der Archivar' (52° jrg. nr. 1) over de funda mentele discussie die de laatste jaren in het Franse archiefwezen over de open baarheid gevoerd wordt, werd door een kwaliteit gekenmerkt die ik in het Archie venblad mis wanneer het over het buiten land gaat. Maar misschien ligt hier een taak, 450 km ver, voor collega Van Albada die zo te zeggen daar met zijn neus bo venop zit. Wat ik in het Archievenblad ook wel mis, is een kritisch volgen van hoe het met de archiefopleidingen in Amsterdam gaat. Het was voorheen een charmante ge woonte dat in het Archievenblad onder de personalia berichten stonden over de nieuw gediplomeerde collega's en over de aantallen studenten, die zich voor de opleiding hadden opgegeven. Maar met het uit handen geven van die opleidin gen, schijnen we de Amsterdamse situatie wat afstandelijker te gaan benaderen. Over de kwantitatieve aspecten zouden we toch wat directer geïnformeerd moe ten worden, om over de kwalitatieve zaken nog maar te zwijgen. Redenen voor zorg zijn mijns inziens niet overbodig, als het juist is dat het in september gestarte nieuwe jaar voor de opleiding archivistiek A het 'formidabele' aantal van zes cursis ten telt. Maar de aanleiding dat ik de pen oppak ligt toch wel in de bijdrage 'Het ARA is niet van de negentiende eeuw' in het vori ge nummer. In de formidabele ijver hem eigen bij het ontwikkelen van nieuwe we gen en brede visies, laat de redactie Max Beekhuis de opmerking slaken, voorzover ik kan nagaan door de redactie nauwelijks weersproken, dat de klassieke inventaris gebaseerd op gedegen institutionele ken nis van de archiefvormer niet het meest geschikte medium is om potentiële klan ten aan het archiefonderzoek te krijgen. "Een inventaris is alleen maar gemaakt om het depot te beheren, er is nooit een ontsluiting gemaakt voor de klant om onderzoek te doen." Wanneer deze open baring juist is, zou ik dertig jaar gewerkt hebben met een waandenkbeeld voor ogen en tot de beklagenswaardigste der archivarissen behoren. Echter, dat geloof ik voorshands niet. Wel ben ik er, in het voetspoor van de leermeesters die ik des tijds had, van overtuigd, dat in veel geval len de klassieke inventaris niet het eind stadium van de ontsluiting van archieven is en dat naarmate de archieven jonger zijn de klassieke inventaris minder klakke loos moet worden toegepast. Het ijzer- sterke karakter van de ouderwetse, gede gen inventaris is echter dat die vanuit de institutionele benadering een zo objectief mogelijk beeld van de inhoud van een archief schetst, gebaseerd op een alge meen aanvaard en in wetenschappelijke kringen bekend begrippenstelsel. In het ontwikkelen daarvan en niet in het ver werpen daarvan ligt de toekomst van het archiefwezen. Wanneer de eerste funda mentele ontsluiting ontbreekt, zal het ook niet mogelijk zijn om de terecht gewenste en voor nieuwe en oude doelgroepen on ontbeerlijke de afzonderlijke archieven overschrijdende zoekwijzers het noodza kelijke betrouwbare fundament te ver schaffen. £3 Koninklijk Huisarchief, Den Haag. 9 maart 1999 "Iets van de geest van honderd jaar Handleiding en voor mijn part ook van de negentiende eeuw moet op het ARA blijven rondwaren".

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 5