Literatuur Archievenblad dia Rosenthaliana 20, 1986, 91/108) heeft Schut in zijn studie over de stad Gronin gen en de Pekela's overtuigend laten zien hoe door toepassing van dat 'schema' uit verre van compleet overgeleverd archief materiaal toch een goed beeld kan wor den gegeven van de inwendige en uitwen dige geschiedenis van joodse gemeen schappen in Nederland. Door de twee stu dies is Groningen waarschijnlijk de best gedocumenteerde provincie in de Me diene geworden. Slechts de geschiedenis van de laatste anderhalve eeuw van de jo den in de stad Groningen ontbreekt, hoe wel we beschikken over goed voorwerk in de vorm van de doctoraalscriptie van E. Schut. 3 Over de geschiedenis van het lager onder wijs in de negentiende en twintigste eeuw is in Nederland al behoorlijk wat geschre ven. Vooral de schoolstrijd en het thema van de alfabetisering zijn daarbij regelma tig terugkerende topics. Over het middel baar onderwijs is daarentegen veel min der te vinden in de literatuur, terwijl juist op dit vlak zich zeer interessante ontwik kelingen hebben voorgedaan. De instel ling van de HBS door Thorbecke, de om zetting van de oude, enigszins sleets ge worden Latijnse scholen in Gymnasia, het ontstaan van handelsscholen en lycea, maar vooral ook de spectaculaire groei van het aantal middelbare scholieren, ver geleken met vroegere tijden zijn slechts enkele voorbeelden. Mandemakers' boek lijkt in eerste instantie in een flink deel van deze lacune te voorzien. Het behan delt volgens de flaptekst 'de geschiedenis van het gymnasiaal en middelbaar onder wijs en hun leerlingen' vanaf ongeveer 1800 tot 1968, het jaar, waarin de mam- moetweg in werking trad. Centraal staat daarbij de vraag naar de oorzaken en de gevolgen van de groei die dit onderwijs doormaakte. Hiernaast krijgt de lezer ech ter ook een diepgaande analyse van de institutionele en kwantitatieve ontwikke ling van het secundaire onderwijs in deze periode voorgeschoteld. Deze ontwikke ling confronteert Mandemakers vervolgens met enkele bestaande theorieën en met de situatie in het buitenland (met name Frankrijk, Duitsland en Engeland). Het boek bestaat uit twee delen. Het eer ste behandelt bij wijze van introductie en als achtergrondinformatie het ontstaan en de ontwikkeling van het gymnasiaal en middelbaar onderwijs van 1800 tot 1968. Hiervoor is onder meer gebruik gemaakt van de Onderwijsverslagen waarin de regering aan de Staten-Generaal verslag uitbracht over de toestand van het onder wijs.Tot 1930 zijn de verslagen zeer gede tailleerd, daarna echter niet meer omdat het Centraal Bureau voor Statistiek een groot deel van de verslaglegging over nam. In het tweede deel gaat Mandema kers onder de titel 'Onderwijs en sociale achtergrond' in op zijn centrale vraagstel ling. In het onderzoek hiernaar maakte hij gebruik van gegevens van leerlingenco horten uit de perioden 1880-'81, 1920 en 1964-65 De eerste twee cohorten bestaan uit respectievelijk 1752 en 1751 mannelijke leerlingen en werden samengesteld door middel van een steekproef in de archie ven van de destijds bestaande gymnasia en middelbare scholen. Het bleek dat die archieven nog in ruime mate aanwezig waren, want van de in 1880 en 1920 be staande scholen kon respectievelijk 80 en 70% in de steekproef worden meegeno men. De nog aanwezige gegevens maak ten het mogelijk de leerlingen te identifi ceren en hun schoolcarrière te reconstru eren. Door vervolgens de bevolkingsregis ters te raadplegen konden deze leerling- gegevens aangevuld worden met gege vens over het sociale en culturele niveau van de ouders. Het derde cohort (1964- '65) is een door het CBS beschikbaar ge steld databestand met 1205 mannelijke leerlingen. Daarnaast kon gebruik gemaakt worden van op dit CBS-bestand gebaseer de bestanden van het Instituut voor Toe gepaste Sociologie. Mandemakers heeft zeker een boeiend onderzoek uitgevoerd en zijn materiaal op voorbeeldige wijze uitputtend 'bevraagd', waarbij nagenoeg niets aan zijn aandacht ontsnapte. Hij heeft het gevondene tevens getoetst aan gangbare theorieën en aan ontwikkelin gen in het buitenland. Ongetwijfeld zal het boek nog vaak geraadpleegd worden wegens de enorme hoeveelheid gegevens erin. Toch kan men een aantal ernstige beden kingen aanvoeren tegen met name de vorm die de auteur gekozen heeft om het resultaat van zijn onderzoek te presente ren. Om te beginnen schrijft Mandema kers niet gemakkelijk. Zijn formuleringen zijn stroef, in hoge mate abstract en door spekt met sociologisch vakjargon dat hij in de regel hanteert zonder verdere uitleg of verklaring. Hij brengt de werkelijkheid voortdurend terug tot abstract geformu leerde theorieën en hypothesen geïllus treerd met nog abstractere cijferreeksen. Daarbij gunt de auteur zijn lezers geen adempauze. Hij laat de cijferreeksen en het commentaar daarop in hoog tempo op elkaar volgen, zonder dat hij in 'gewo- nemensentaal' vertelt wat die cijfers nu eigenlijk voorstellen en waarom ze dat allemaal moeten weten. Een ander punt zijn de gepresenteerde data. Het boek heeft erg veel weg van het spreekwoordelijke bos dat door de talloze bomen onzichtbaar geworden is. De veel heid van details maakt het uiterst onover zichtelijk en de facto ontoegankelijk. Bo vendien ontbreekt een register. 40 Archievenblad April 1999 Archievenblad Daarbij komt ook nog dat de auteur in zijn analyses van bepaalde verschijnselen meestal niet verder komt dan het aange ven van relaties met andere verschijnse len. Zo brengt hij de versnelling in de groei van het aantal leerlingen op de HBS na 1912 in verband met de stijging van het aantal kosteloos geplaatste leerlingen na 1900 en de daling van het schoolgeld na 1910 (335). Uiteraard is het verband tussen deze verschijnselen evident, maar met het aangeven ervan heb je nog niets gezegd over de mogelijke oorzaken. Daar door maakt Mandemakers zijn pretentie, 'de maatschappelijke oorzaken en gevol gen van de groei van het gymnasiale en middelbare onderwijs bloot te leggen maar zeer ten dele waar. Hoeveel verban den en relaties hij ook legt, de diepere oor zaken van de groei van het gymnasiale en middelbare onderwijs blijven in feite bui ten beeld. Dit kan ook niet anders, want om die te achterhalen is een veel grondi ger analyse van de maatschappelijke wer kelijkheid nodig dan mogelijk is aan de hand van de cijferreeksen waarop dit boek is gebaseerd. Het feit dat het boek besluit met een samenvatting en vervol gens met een samenvatting van de samen vatting, verhelpt dit niet. Integendeel, wie de laatste samenvatting leest (342-343), krijgt eerder de indruk dat de conclusies nogal mager zijn. Zo is de constatering dat er in Nederland, net als in andere Europese landen een enorme groei is opgetreden in de deelname aan het secundaire onderwijs niet bepaald nieuw. Ook de conclusie dat de groei van het aantal leerlingen bij de HBS en het gym nasium voor een deel een compensatie is voor het verdwijnen van de oude Franse scholen, lijkt niet erg verrassend. Tenslotte nog het volgende. Men kan zich afvragen waarom Mandemakers dit boek in deze vorm heeft gepubliceerd. In het 'Woord vooraf zegt hij dat het een bekor te versie is van zijn oorspronkelijk proef schrift. Zo heeft hij de bijlagen en een groot deel van de grafieken en tabellen weggelaten en enkele hoofdstukken niet opgenomen. Als het zijn bedoeling is geweest een breder publiek van zijn be vindingen op de hoogte te stellen, had hij er verstandiger aan gedaan zijn oorspron kelijk manuscript volledig te herschrijven in plaats van het in te korten. Nu heeft hij een boek gepresenteerd, dat slechts door enkele ingewijden (die onge twijfeld liever het oorspronkelijke proef schrift hadden gezien) is te volgen. Ook deze recensent moet eerlijk toege ven dat hij op een aantal plaatsen in de tekst heeft moeten afhaken. En dit is toch doodzonde van al het werk dat in dit on derzoek is geïnvesteerd. 3 In de twee afleveringen van 1998 zijn vol gens mij de volgende bijdragen ook voor Nederlandse archivarissen van belang. In de eerste aflevering behandelen twee arti kelen, door resp. P.J. Sillitoe, Privacy in a Public Place (11 pagina's) en P.M.An drews, Changing Attitudes in Government to Record Closures (8 pagina's) de inbreu ken op de openbaarheid vanwege resp. privacy-overwegingen en bestuurlijke, meer in het bijzonder staatsveiligheidsbe- langen. R.J. Cox, Access in the Digital Information Age and the Archival Mission: the United States (14 pagina's, waarvan 4 uitsluitend noten), behandelt de mogelijkheden van internet voor archiefbeheer en voor toe gankelijkheid van archieven.Een ook in Nederland verspreid document van de Pauselijke commissie voor het cultureel erfgoed van de Kerk, onder de titel: The Pastoral Function of Church Archives, dat 45 pagina's omvat en voor een eenvoudige gelovige nauwelijks te bevatten is - het is dan ook een aan de bisschoppen gerichte circulaire - wordt door R. Gard in 9 pagi na's samengevat. De hoofdstelling van het stuk is: Archives as part of the Church's cultural heritage can provide a valid con tribution to the process of new evangelisa tion.' De brief bepleit bij de bisschoppen om meer aandacht te schenken aan het eigen archiefbeheer en om dat ook bij de parochies te bevorderen en gebruikt het pastorale nut ervan als argument. Het plei dooi vertoont verwantschap met dat van provinciale archiefinspecteurs die de aan stelling van gemeente- en waterschapsar chivarissen bevorderen: de archivaris is niet alleen een luxe voor het behoud en beschikbaarstellen van cultuurgoed, maar ook een praktische aanwinst voor bestuur en administratie. De tweede aflevering bevat geen specifiek voor Nederlanders van belang zijnde bijdragen. De Journal of the society of archivists is in te zien in de tijdschriftenzalen van de Ko ninklijke Bibliotheek in Den Haag en van de UB van de Universiteit van Amsterdam. Via het IBL kunt u daaruit ook kopieën laten maken. Het Algemeen Rijksarchief heeft dit soort abonnementen circa twee jaar geleden beëindigd. Het is soms lastig om artikelen uit buitenlandse tijdschriften te bemachtigen voor wie ze niet recht streeks zelf via het IBL kan bestellen. Bij wijze van proef mag iedere belangstel lende lezer mij om informatie benaderen, liefst per e-mail: a.teuling@drenthe.nl. AprilI 999 Archievenblad 41 Homme Wedman, Rijksuniversiteit Groningen Kees Mandemakers, Ontwikkeling, structuur, sociale achtergrond en schoolprestaties, Nederland, circa 1 800-1 968 Stichting beheer IISG, Amsterdam. 1 996 serie Studies Essays 24 ISBN 90 6861 1 14 3,383 blz.. fl 58,- Henk Roosenboom Gemeentearchivaris Helmond Tijdschriften Journal of the Society of Archivists, 74 19(1998) ISSN 0037-9816 Mijn overige gegevens vindt u in de almanak. Arnold den Teuling

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 20