m m i
,i
mé - c
Het Mysterie
van J2e
Verdwenen
Bordelen
Literatuur
Archievenblad
Een archivaris van de aardkorst
36 Archievenblad
April 1999
Literatuur
Archievenblad
vrijheid
voor vrouwen
i M 4
AprilI 999
Archievenblad 37
F.R. van Veen, Willem van
Waterschoot van der Gracht
(1873-1943), een biografie.
Delftse Universitaire Pers, 1 998.
ISBN 90-40 7-1 220-4, 98 blz.fl. 29,95
VVittepivimWatersdioot
z vab der Gracht-
1873 - 1943
De auteur van de biografie over de geo
loog, mijnbouwkundige Willem van Water
schoot van der Gracht is hoogleraar aan
de Faculteit der Mijnbouwkunde en Petro-
leumwinning van de Technische Universi
teit Delft. Doordat Van Veen een vakgenoot
is van Van der Gracht, is het boekje vooral
een verhaal over zijn loopbaan geworden
en komt het persoonlijke leven niet echt
tot zijn recht. Toch is het een waardevol
boekje, omdat hiermee het leven van Van
der Gracht als bijdrage aan de maatschap
pelijke ontwikkeling voor het nageslacht
bewaard is gebleven. Naast foto's en do
cumenten is de biografie geïllustreerd
met zeer fraaie tekeningetjes, die van der
Gracht maakte tijdens zijn gymnasiumop
leiding. Er spreekt een zucht naar avon
tuur uit. Na de door zijn vader verplicht
gestelde rechtenstudie volbracht te heb
ben, kan dat dan ook beginnen: hij mag
nu een opleiding naar keuze volgen. Hoe
wel hij als scholier met de gedachte speel
de kunstenaar te worden en hij niet on
verdienstelijk schildert, kiest hij toch voor
een studie geologie en mijnbouwkunde.
In zijn ogen zal een dergelijke studie hem
vrijwaren voor een loopbaan binnen de
vier muren van het kantoor. Na het beëin
digen van een studie aan de Bergacademie
te Freiburg, wordt hij door de regering
benoemd als secretaris van de mijnraad
en wordt hij tevens directeur van de Rijks
opsporing van Delfstoffen. In de opeen
volgende hoofdstukken kunnen we het
spoor volgen van een man die in het le
ven zijn sporen verdiend heeft. Van dei-
Gracht begint nieuwe boringen in het
Peelgebied en weet, met de bescheiden
gegevens van een onderzoek in Duitsland,
de aanwezigheid van steenkoollagen op
ontginbare diepte aan te tonen. Hierdoor
verwerft hij met zijn wetenschappelijke
publikaties bekendheid. Tussen 1909 en
1914 maakt hij diverse wereldreizen naar
Zuid-Afrika, Chili, Brits Indië, Nederlands
Oost-Indië, Roemenië, de Kaukasus en
Vuurland. Van de drie laatst genoemde rei
zen zijn dagboeken bewaard gebleven.
Van Veen zegt daarover: "Naast weten
schappelijke observaties geven de reiser
varingen een goede indruk van de onge
makken die het reizen per trein en boot
in die dagen met zich meebracht". Der
gelijke ontberingen waren onder andere;
verlies van proviand, steekvliegen, vliegen
de stormen, extreme koude, hitte, moeras
sen, en zelfs een muiterij. Het hoofdstuk
over Nederlands Oost-Indië gaat vooral in
op de sociale en politieke belangen die
het delven naar waardevolle grondstoffen
met zich mee brengt. Zijn sociale denken
komt tot uiting in de slotzin: "Wanneer
men bovendien bedenkt, dat de mijnbouw
niet een blijvende bron van inkomsten is,
maar een eenmalig weghalen van sedert
ontelbare eeuwen in den bodem opge
hoopte, niet regenereerbare schatten...
dan springt de billijkheid in het oog, dat
Indië zelf een groter voordeel uit den
mijnbouw behoort toe te komen, dan tot
dusverre door de mijnwetgeving er aan
werd verzekerd." Ondanks het vele reizen
blijft hij tijd vinden om lezingen te hou
den en publicaties te schrijven. In 1915
gaat hij voor de Koninklijke/Shell Groep
werken als geologisch adviseur voor de
eerste dochter-maatschappij van de 'Groep'
Roxana Petroleum Co. of Oklahoma. Zo
verhuist hij met het gezin naar de Ver
enigde Staten, alwaar hij zich Van der
Gracht laat noemen, omdat men daar
moeite had met het uitspreken van zijn
volledige naam. Volgens zijn vriend de
dichter Roland Holst is -Van Waterschoot
van der Gracht- ook wel de natste naam
van Nederland. Amerika is in die tijd het
land van de toekomst. Tussen 1910 en
1920 stijgt het aantal auto's van een half
miljoen naar negen miljoen. Van der Gracht
kwam tijdens zijn werkzaamheden al snel
met gunstige aanwijzingen en had in een
jaar tijd in belangrijke mate bijgedragen
aan het gestelde doel van 15.000 vaten
olie per dag. Dan keert hij voor een jaar
terug naar Nederland, om het 'Eindverslag
over de onderzoekingen en uitkomsten
van den dienst de Rijksopsporingen van
delfstoffen in Nederland 1903-1916' af te
ronden. In Nederland krijgt hij het aan
bod om president van Roxana te worden.
In Amerika wacht hem wederom een
hoop werk en blijft zijn loopbaan avon
tuurlijk. Zo is er het verhaal over de land
genoot en dubieuze antropoloog Bernelot
Moens, die als confidential agent de olie
vooruitzichten in het noordwesten van de
VS voor Van der Gracht werkzaam was.
Moens werd er door de FBI van verdacht
Duitse propaganda onder negers te ver
spreiden, onder het mom van antropolo
gisch onderzoek. In 1919 moest Moens
zelfs voor de rechter verschijnen. Hij "werd
beschuldigd van het naakt fotograferen en
'de maat nemen' van honderden onschul
dige, jonge negerinnen, op wie hij in een
aantal gevallen ook nog zijn lusten bot
vierde." Door een technisch-juridische fout
werd hij vrij gesproken. Na het herstellen
van de fout werd Moens opnieuw gedag
vaard, maar uiteindelijk is de zaak in 1923
geseponeerd. De biografie leidt ons ver
volgens via de Zouttektoniek, de Matador
Oil Company (waarvan hij in 1920 door
Colijn tot president werd benoemd en dat
hem een salarisverhoging opleverde van
10.000 dollar) en Het Symposium Conti
nental Drift (een theorie in de kinderschoe-
nen waarin Van der Gracht bijzonder geïn
teresseerd was) terug naar Europa in
1928. Van der Gracht vestigt zich dan op
het familiegoed van zijn vrouw op Hain-
feld (in Duitsland), om zich in alle rust te
wijden aan de wetenschap. Hij publiceert
vele artikelen in het AAPG Bulletin en
schrijft een meesterwerk 'Permo-Carboni-
ferous orogeny in South-Central United
States' dat verschenen is in de Verhande
lingen van de Koninklijke Academie.
In 1932 benoemt de Nederlandse regering
hem tot hoofdingenieur en later Inspec
teur-Generaal der Mijnen. Interessant is
zijn standpunt in een voordracht voor de
Vereeniging van Ingenieurs in Zuid-Lim
burg over de 'Crisisberstelpolitiek met
name in Amerika', op 14 december 1933.
"De oplossing van de crisis, zoekt hij in
een corporatieve maatschappij... Flij be
antwoordt de vraag, wat wij van Amerika
kunnen leren, met een opwekking tot aan
eensluiting van de Europese landen met
gelijke cultuur en levensstandaard. 'Laten
deze landen binnen een geografische een
heid, zich tenminste economisch aaneen
sluiten. (EEG avant la lettre) 'Daar schijnen
wij echter nog ver van af', vervolgde hij
Op 15 januari 1940 neemt hij afscheid als
directeur van het Staatstoezicht op de mij
nen. Hierbij verleent de Koningin hem het
Commandeurskruis in de orde van Oranje-
Nassau. Flet avontuur zit er op. In de oor
logsjaren overlijdt hij ten gevolge van een
ziekte.Tijdens zijn leven werd hij beschre
ven als een man "die jaagde naar goud,
petroleum en steenkool", als "de grote
zwerver die zwalkte over den gehelen
aardbol en er zijn werk deed", maar bo
venal als "een man van grote kennis en
bekwaamheid, gepaard aan eenvoud en
goedhartigheid". Zulke mensen zijn goud
waard, maar ook hun leven is beperkt.
Gelukkig is het "goud" niet verloren ge
gaan en heeft FR. van Veen dit leven vast
gelegd in een biografie. Het archief van
Willem van Waterschoot van der Gracht
ligt voor een deel in het Boerhaave-muse-
um in Leiden en deels bij zijn dochter.
Wellicht zal het in 1999 worden overge
dragen aan het Rijksarchief in Noord-
Holland. 3
Jeff Borkent, Rijksarchief in Noord-Holland
Petra de Vries, Kuisheid voor
mannen, vrijheid voor vrouwen
De reglementering en bestrijding
van prostitutie in Nederland
18 50-191 1
Verloren, Hilversum, 1 99 7.
ISBN 90-6550-562-8. 3 1 9 blz.
Martin Bossenbroek en jan
H.Kompagnie, Het mysterie van
de verdwenen bordelen
Prostitutie in Nederland in
de negentiende eeuw
Bakker, Amsterdam. 1 998.
ISBN 90-35 1-1 905-3, 377 blz.
Op 29 maart 1899 debatteerde de Haar
lemse gemeenteraad over een bordeelver
bod. Bordeelhoudster Cornelia Hermans
vroeg de raadsleden/met het oog op haren
hoogen leeftijd, en bij totaal gebrek aan de
noodige middelen', het voorstel af te wij
zen. De Nederlandsche Maatschappij ter
bevordering der geneeskunst adviseerde
zowel de bordelen als de verplichte keu
ring van prostituées af te schaffen. Zo ook
de Middernachtzendingvereeniging en de
Nederlandsche Vrouwenbond tot verhoo
ging van het Zedelijk Bewustzijn. Uitein
delijk werden de bordelen verboden, maar
niet de verplichtige geneeskundige keuring
Martin Bossenbroek
d> Jan H. Kompagnie
Prostitutie in Nederland
in de negentiende eeuw
m I MË
van prostituées. Elke Haarlemse 'die zich
buiten echt aan meer dan één man over
geeft' moest een gezondheidspas bij zich
dragen, waaruit bleek dat zij maximaal 4
dagen voordat zij gemeenschap had, door
een arts op geslachtsziekten was onder
zocht. Haarlem was de eerste noch de
laatste stad met een bordeelverbod. Waar
om dat gebeurde en prostitutie in het laat
ste kwart van de 19de eeuw een sociale
kwestie werd, is het onderwerp van zowel
het proefschrift van Petra de Vries, 'Kuis
heid voor mannen, vrijheid voor vrouwen',
als van de studie van Martin Bossenbroek
en Jan Kompagnie, 'Het mysterie van de
verdwenen bordelen'. Het mysterie gaat
vooral in op de besluitvorming op lokaal
en nationaal niveau en op de activiteiten
van de anti-prostitutiebeweging. Het eer
ste deel behandelt de reglementering van
de bordelen en de invoering van de ge
zondheidspassen. Koning Willem I tracht
te in 1818 bij K.B. de gemeenten over te
halen een reglement op te stellen, maar in
1830 waren er welgeteld 8 garnizoensste
den om. De auteurs verklaren dit slechts uit
'gemeentelijke onafhankelijkheidszin' (39).
Waarom het in de periode 1850-1875 wel
lukte, wijten zij vooral aan de gemeente
wet van 1851, die gemeenteraden ver-