Literatuur
Archievenblad
Hier had misschien iets meer kunnen
worden gezegd over de situatie waarin de
CPN zich bevond en over de werkelijke
kansen die zij in de verkiezingsstrijd van
1977 had, maar dit vergt een uiteenzet
ting van de maatschappelijk-historische
achtergrond die haaks staat op de strikt
persoonlijke benadering van Cornelis-
sen's onderwerp. Dit zou misschien wel
eens een gebrek kunnen zijn, want door
het ontbreken van achtergrondinformatie
kan het boek in de toekomst wel eens
moeilijker te begrijpen worden. Opmerke
lijk is de rol die de archiefvorming rond of
op instigatie van Paul de Groot binnen
Cornelissen's levensverhaal speelt.Wij we
ten reeds dat de BVD meters archiefmate
riaal heeft gevormd van De Groots afge
luisterde gesprekken. Deze rapporten wor
den door Cornelissen aangehaald; welnu,
zijn recensent van het Algemeen Dagblad
noemt ze "onthullend door hun onbenulli
ge inhoud". En ook Cornelissen maakt door
vergelijking van de rapportage met zijn
eigen bevindingen (een paar ironische
aanhalingen volstaan!) dat ze als histori
sche bron - wanneer het op karakterbe
schrijving aankomt - verre van betrouw
baar zijn. Maar ook als weergave van fei
ten moeten ze met een gebruiksaanwij
zing worden gehanteerd. Zo wordt De
Groot aan de hand van dagelijks afgeluis
terde gesprekken met zijn vrouw door
geschiedschrijver Cornelissen betrapt op
een tegenstrijdigheid in de politieke
meningen die hij bij thuiskomst placht te
ventileren. Dit lijkt mij iets anders dan
wanneer hij een dagboek zou bijhouden
en althans enigzins in de gelegenheid was
geweest zijn gedachtengoed te corrigeren
en bij te stellen; absolute consequentie van
denken kan van niemand worden vereist.
Pikant bij dit soort ontwikkelingen is dat
de geschiedenis en geschiedschrijving bin
nen het communistenwereldje - en niet al
leen daar - als wrekende gerechtigheid
een belangrijke rol speelt of heeft gespeeld;
naarmate de stromingen meer autoritair
worden, zijn de leiders er als de dood
voor. Dat blijkt ook bij Paul de Groot. Hij
vormde dossiers van zijn kameraden en
luisterde ze af. Evenals Stalin had hij de
neiging om de geschiedenis naar zijn hand
te zetten (zo was de CPN volgens hem
niet opgericht in 1919, maar door Stalin
en hemzelf in 1930!) en hij had een grote
afkeer van historici en 'archiefratten' van
het kaliber Ger Hamsen en zovele anderen
die intussen memoires schreven die de
zijne tegenspraken. Er bevindt zich dan
ook in dit boek een heus historisch debat
over de wijze waarop De Groot zijn tegen
standers uit de partijhistorie probeert te
bannen en er is zelfs een episode waarin
hijzelf door Sovjethistorici van hetzelfde
slag naar de mestvaalt der geschiedenis
wordt verwezen (p. 171-175).
Blijkbaar wilde Cornelissen dit soort pole
mieken vermijden, zelfs al zouden zijn uit
gangspunten op historische waarheden
berusten. 3
In een lang betoog annex open sollicitatie
pleitte de Arnhemse uitgever, boekverkoper
en stadsdrukker Jacob van Biesen in 1670
voor herstructurering van de landsdruk
kerij.
Niet langer zou één persoon het (onder
uitgevers en drukkers) felbegeerde ambt
van landsdrukker moeten vervullen, maar
vervangen worden door een 'compagnie'
van zeven drukkers, die elk een gewest
vertegenwoordigde. Hoewel de affaire Van
Biesen in Kebluseks boek een marginale
rol speelt geeft deze zaak wel aan, hoe uit
gevers op zoek waren naar vaste inkom
sten binnen een lokale, regionale of lan
delijke boekcultuur. Keblusek schetst een
eeuw Haags boekbedrijf, waarbij uitgevers
soms als groep optraden tegen bijvoor
beeld prentenhandelaren, waarvan som
migen zich individueel te weerstelden te
gen concurrenten.
Van Biesens nauwelijks verhulde woede
kwam voort uit het feit dat de toenmalige
landsdrukker Hillebrant van Wouw aan
een overheidspublikatie veel meer ver
diende dan de Gelderse stadsdrukker.
'Geen wonder dat de landsdrukker een Gra-
felicken Staet' kon voeren; 'het is te schan-
digh', brieste Van Biesen. De functie van
landsdrukker was in dat jaar vacant. Van
Biesen meende zijn kans schoon te zien
door zijn sollicitatie als een reorganisatie
model te verpakken. De kans op realisatie
van zijn plan werd niet groot geacht.
Daarom voegde hij er een andere reden
aan toe: als zeven drukkers dag in dag uit
met overheidsdrukwerk in de weer waren
zouden zij minder tijd hebben om 'quade
boecken' pamfletten) te drukken. Maar
aan het drukken van (vooral anonieme)
pamfletten werd het meeste verdiend, en
uitgevers zoals de Hagenaars Van Wouw,
Breeckevelt en Burchoorn wilden die in
komsten niet missen.
Van Biesen werd het niet. Ondanks of
dank zij zijn reorganisatievoorstel. Zelf had
hij overigens in de eerste helft van de ze
ventiende eeuw concurrerende Gelderse
en Kleefse drukkers met succes de toe
gang tot het ambt van stadsdrukker van
Arnhem weten te verhinderen. Mogelijk
was hij in de jaren zestig van de zeven
tiende eeuw ook exclusief drukker van de
publicaties van het vorstendom Kleef.
Voorts was hij uitgever/drukker van de
Arnhemsche Courante (verg. de niet in
Keblusek vermelde studie van H.C. van
Bemmel over Arnhemse drukkers in Bij
dragen en mededelingen Gelre).
In Den Haag - met ongeveer 18.000 inwo
ners - wemelde het van ambassadeurs,
ambtenaren en hovelingen. Uit Kebluseks
studie blijkt dat zij niet het geld ervoor
46 Archievenblad
Februari 1999
over hadden om luxe boeken aan te schaffen.
Het boekenbedrijf richtte zich eerder op het ka
rakter van de plaats als politiek centrum. Toen
omstreeks 1580 de regeringscolleges en tenslotte
ook Oranje zich in de 'stad' vestigden groeide het
boekbedrijf er letterlijk omheen. Ook literaire
grootheden als Cats en Huygens woonden in
Den Haag, waardoor er letterkundige uitgaven
nodig waren.
De juridische tweesplitsing in stads- en hofgrond
vindt men terug in de organisatie en produktie
van het Haags boekbedrijf. Op het Binnenhof en
de Zaal huurden handelaren kramen en streden
om de beste plaatsen. In het kielzog van de rege
ringscolleges volgde de landsdrukkerij.
Keblusek laat zien dat geleidelijk aan specialis
men bij de uitgevers/drukkers optreden. Naast
overheidsdrukwerk als keuren, ordonnanties en
plakkaten die door de landsdrukker werden uit
gegeven en voor naijver onder boekdrukkers als
Van Biesen zorgden, richtten andere drukkers
zich op de handel in politiek nieuws of letterkun
dige, juridische of wetenschappelijke publikaties.
En pamfletten. Vooral pamfletten. Bijna elke druk
ker/uitgever 'bezondigde' zich eraan als we Van
Biesen mogen geloven. Dat kon gemakkelijk om
dat er geen eenduidige regelgeving was. Als ge
volg van de juridische tweedeling betwistten de
Haagse magistraat en Hof van Holland de zeggen
schap over de boekhandel en uitgevers/drukkers
buitten die omstandigheid soms genadeloos uit.
Daardoor konden bijvoorbeeld roofdrukken ge
dijen. Zo moest landsdrukker Van Wouw verschil
lende keren rechterlijke hulp inroepen wanneer
een overheidspublikatie elders werd gedrukt en
uitgegeven, maar moest in het geval van anonie
me drukwerken dan wel eerst te weten zien te
komen wie die roofdrukker was. De Haagse druk
kers en uitgevers onderhielden binnenlandse en
buitenlandse contacten en verzekerden zich zo
ook van een breed assortiment. Naast uitgeef- en
drukactiviteiten hielden zij geregeld boekveilin-
gen waarbij anonieme en particuliere bibliothe
ken onder de hamer kwamen.
Kebluseks centrale vraagstelling behelst het feno
meen 'stedelijke boekcultuur', hoe vaag en dif
fuus dat begrip ook is. Na de opkomst van het
Haags boekbedrijf tot 1600 beschrijft zij de
periode daarna, gevolgd door de organisatie van
de bedrijfstak, het boekbezit en leescultuur, de
stadhouderlijke bibliotheek en literatuur in de
stad. Deze opzet heeft een grote informatiedicht-
heid, maar brengt echter nogal wat herhalingen
met zich mee.
De aardigste hoofdstukken (7 en 8) gaan over
het proces van politieke nieuwsvoorziening en
de nieuwsdienst van Lieuwe van Aitzema. Een
werkbaar uitgangspunt, geschikt als vergelijkend
studieobject, blijkt boekbezit en leesgedrag (lees
cultuur) te zijn waarin de trits produktie, distri
butie en consumptie is begrepen. In andere stu
dies, zoals Han Brouwer die de Zwolse leescul
tuur onderzocht, werd het met succes toegepast.
Maar zo'n uitgangspunt is mede afhankelijk van
de beschikbare bronnen. Waar Brouwer beschikte
over een welhaast ideale bron (klantenboeken
van drie Zwolse uitgevers) moest Keblusek het
voor haar studie stellen met lacuneus bronnen
materiaal. Er zijn noch seriële bronnen betreffen
de het Haags boekbedrijf noch bedrijfsarchieven
van Haagse uitgevers of drukkers aanwezig, zo
dat zij vooral was aangewezen op notariële en
gildenarchieven, boedelinventarissen en het druk
werk zelf.
Die geven vooral informatie over productie en
distributie met als gevolg dat de boekconsumptie
in Den Haag in verhouding onderbelicht blijft.
Dat ondanks het onthullende dagboek van de
Haagse schoolmeester David Beck, die zijn koop-
en leesgewoonten weliswaar uitgebreid be
schreef, maar daardoor ook geen 'doorsneekoper
en -lezer' was. Keblusek stelt dat er voor actueel
drukwerk als bijvoorbeeld pamfletten nauwelijks
werd geadverteerd vanwege de korte omlooptijd
(p. 102). Dat is de vraag. In couranten vindt men
er regelmatig advertenties voor, zij het dat deze
mogelijkheid vooral tegen het eind van de be-stu-
deerde periode en in de achttiende eeuw meer en
meer werd gebruikt. Maar ook in synodearchie
ven zijn publikaties vermeld die om hun inhoud
verboden werden en ook informatie over stede
lijk/regionale leescultuur verschaffen. Het wach
ten is op andere studies over stedelijke boekcul
tuur zoals die van Brouwer en Ke-blusek, maar ik
vraag me af of een vruchtbare vergelijking met
andere steden goed mogelijk is door het verschil
in het beschikbare bronnenmateriaal.
De diversiteit van de bronnen voor dergelijke
studies maakt het noodzakelijk in het begrip ste
delijke boekcultuur (en leescultuur) naast het
meer bedrijfseconomische aspect ook de bron-
technische (on) volkomenheden mede te definië
ren. 2
Februari 1999
BJ. Bervoets
Marika Keblusek, Boeken in de
hofstad. Haagse boekcultuur
in de Gouden Eeuw,
Uitgeverij Verloren. Hilversum en de
Historische Vereniging Holland1 99 7.
ISBN 90-70403-38-2, 382 blz, fl.45,-
Marika Keblusek
Haagse boekcultuur in dc Gouden Eeuw
Pieter van Wissing