Ook
zittende archiva
rissen moeten doorleren
Buren
16
Het programma na- en bijscholing van de archiefschool
Door Suzanne Maarschalkerweerd-Dechamps*)
Archieven
Archie
17
1913), het Natuur- en Geneeskundig
Congres (opgericht in 1887) en elf
wiskundigen. In 1989 werd het archief
van de natuurkundige en Nobelprijs
winnaar Pieter Zeeman (1865-1943)
binnengehaald. Daarna volgden nog
de archieven van de wiskundige Hans
Freudenthal (1905-1990) en het Wis
kundig Genootschap (opgericht in
1778). In 1992 droeg het Algemeen
Rijksarchief het archief van de natuur
kundige en Nobelprijswinnaar H.A.
Lorentz (1853-1928) over.
Terugkijkend blijkt dat voor het onder
brengen van al deze archieven in Haar
lem steeds de aanwezigheid daar van
het archief van de KNAW als hoofdar
gument is aangevoerd.
De acquisities gingen door. In de jaren
1993-1996 kwamen de archieven van
de wiskundige en logicus E.W Beth
(1908-1964), de Wiener Kreis (opge
richt rond 1923), de Hollandsche
Maatschappij der Wetenschappen (op
gericht 1752), de wetenschapshistori
cus R. Hooykaas (1906-1994) en de
Stichting Fundamenteel Onderzoek
der Materie (opgericht 1946) binnen.
Tevens werd een begeleidingscommis
sie in het leven geroepen, bestaande
uit wetenschapsbeoefenaren uit de
universitaire wereld en uit het bedrijfs
leven, met als voorzitter de president
van de KNAW Zij had tot taak om
het Rijksarchief te adviseren bij acqui
sities, te helpen bij ontsluiting en te
ondersteunen met fondsenwerving.
Inmiddels werden de wetenschapsar
chieven ook toegankelijk gemaakt,
vooral door middel van externe subsi
dies. Met behulp van de begeleidings
commissie kwam een samenwerking
tot stand tussen het Rijksarchief en de
Stichting Historische Wetenschappen
van de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Een meerjaren-project ging in 1996
van start waarin ontsluiting van we
tenschapsarchieven wordt gekoppeld
aan promotie-onderzoek in die archie
ven. Zo zal op de inventarisatie van het
archief van de wiskundige Hans
Freudenthal een dissertatie over
Freudenthals denken en doen op het
gebied van het wiskunde-onderwijs in
Nederland volgen. Eveneens in het
kader van dit project zal het geïn
ventariseerde archief van de biochemi
cus E.C. Slater gebruikt worden bij het
schrijven van een geschiedenis van de
biochemie in Nederland sinds 1945.
Het archief van Pieter Zeeman en
enkele nog te inventariseren archieven
van Leidse en Amsterdamse natuur
kundigen zullen dienen als bronnen
voor een geschiedenis van de natuur
kunde in Amsterdam van 1870 tot
1940. Tenslotte zal een database van
wetenschappelijke genootschappen en
verenigingen het uitgangsmateriaal
vormen voor een onderzoek naar de
bijdragen van deze instellingen aan de
wetenschapsbeoefening in Nederland
in de periode 1750-1940. Dit samen
werkingsverband tussen NWO en het
Rijksarchief loopt voor wat betreft de
archief-ontsluiting af in 1999-
Toekomstplannen
Ook voor de nabije toekomst staan
acquisities van archieven van particu
lieren, verenigingen en overheidsinstel
lingen op het programma. Tot nu toe
stelde het Rijksarchief wat betreft ver
werving van wetenschapsarchieven
passief op. Maar hier komt verandering
in. Bijvoorbeeld door verbreding van
het acquisitieterrein van exacte weten
schappen naar alle wetenschappen die
zijn ondergebracht bij de KNAW als
eerste logische stap. Daarvoor gebrui
ken we onder andere het registratie
project genootschapsarchieven. Een
ander mogelijk instrument bij de
collectievorming is de registratie van
de archieven van wetenschapsbeoefe
naren, een project dat reeds lang op
ons verlanglijstje staat. Verder beraadt
het Rijksarchief zich op de wijze
waarop men wetenschappers al tijdens
hun werkzaam leven kan attenderen
op het concentratiepunt met het oog
op de uiteindelijke verwerving van hun
archief. Toegankelijk maken blijft een
andere belangrijke activiteit. Het
Rijksarchief hoopt die te kunnen
blijven koppelen aan onderzoek. Dit
onderstreept de brugfunctie van het
Rijksarchief tussen het ontsluiten van
archieven enerzijds en onderzoek
anderzijds. Het concentratiepunt
wetenschapsarchieven is vooral een
samenwerkingsverband tussen het
archiefwezen en de beoefenaren van de
wetenschapsgeschiedenis. De steun
van wetenschapshistorici is hierbij
onontbeerlijk, zowel in de vorm van
advies bij het formuleren van selectie
criteria en het daadwerkelijk acquire-
ren van wetenschapsarchieven als in de
vorm van hulp bij het toegankelijk
maken. Ook in het stimuleren van het
gebruik van archieven bijvoorbeeld
door het koppelen van archiefontslui
ting aan onderzoek zoekt het centrum
samenwerking met wetenschapshisto
rici, of in het gezamenlijk ontplooien
van educatieve activiteiten.
Tot nu toe heeft het Rijksarchief zich
mogen verheugen in de steun vanuit
de wetenschapshistorische wereld. Er is
al veel werk verricht, maar er moet
nog veel meer gebeuren, zoals het
scheppen van een meer permanente
financiële basis, waardoor het concen
tratiepunt minder afhankelijk wordt
van projectsubsidies. Of dit een
haalbaar doel is, is vooralsnog onzeker.
Dat is vooral een kwestie van het
wekken van belangstelling van moge
lijke sponsoren. Ook aan hen moet dit
artikel het belang van goede bewaring
en ontsluiting van wetenschapsarchie
ven zoals die plaats vindt in Haarlem
duidelijk maken.
1 E.J. Dijksterhuis, Doel en methode van de
geschiedenis der exacte wetenschappen. Rede,
uitgesproken bij de aanvaarding van het
ambt van buitengewoon hoogleraar in de
geschiedenis van de wiskunde en de na
tuurwetenschappen aan de Rijksuniversiteit
te Utrecht op maandag 26 oktober 1953
(Amsterdam: Meulenhof, 1953).
2 Zie bijvoorbeeld Newtons God en Mendels
bastaarden: nieuwe visies op de 'helden van de
wetenschapsamenstelling Bert Theunissen,
Caspar Hakfoort en anderen, Amsterdam,
1977.
Dit artikel is een bewerking van een
lezing die ik hield op 23 april 1998 tijdens
een studiemiddag van de Koninklijke
Vereniging van Archivarissen in Nederland
en het Genootschap voor de Geschiedenis
der Geneeskunde, Wiskunde en Natuur
wetenschappen over het belang van goede
bewaring en ontsluiting van wetenschaps
archieven.
Het vak waarvoor archivarissen worden opgeleid kent geen stilstand. De laatste jaren heeft het zichzelf
integendeel in een bijzonder hoog tempo verder ontwikkeld, onder andere in de richting van de infor
matiewetenschap. Ook een instelling op het gebied van archiefopleidingen - zeg de Archiefschool - kan
niet pretenderen kwaliteit te leveren als zij het curriculum niet permanent aanpast op deze ontwikkelin
gen. Vandaar dat de opleidingen 'nieuwe stijl' wat betreft inhoud, breedte en oriëntatie sterk verschillen
van de opleidingen 'oude stijl'.
De eindtermen van de opleidingen 'nieuwe stijl' verzorgd
aan de Universiteit en de Hogeschool van Amsterdam in
samenwerking met de Archiefschool,
willen een weerspiegeling zijn van
recente ontwikkelingen. Zowel het
werkveld als het ministerie van
OC&W sanctioneerden deze eindter
men. Allemaal heel mooi, maar
hiermee dreigt er wel een kloof te
ontstaan tussen de 'oude' en 'nieuwe
'stijl-archivarissen; de eerste 'nieuwe
stijl' archivarissen studeren naar ver
wachting al medio 1999 af! Zo'n kloof
is een risico dat ook voor andere
beroepsgroepen, zoals artsen, architec
ten, NVM-makelaars, accountants, een
bedreiging vormt. Daarom geldt voor
veel van deze groepen een verplichting
tot na- en bijscholing. Ook de interna
tionale code voor archivarissen, de door
de KVAN geadopteerde Code of Ethics
van de ICA, geeft een dergelijke nood
zaak uitdrukkelijk aan.
Kennis verbreden en verversen
De Archiefschool verzorgt al jaren
cursussen en trainingen voor na- en
bijscholing. Maar enige tijd geleden
kregen wij van het ministerie van
OC&W subsidie om een bijzonder
project na- en bijscholing op te zetten,
waarvoor we een speciale projectleider
aantrokken. Het doel van het project is om in een tijdsduur
van twee jaar archivarissen 'oude stijl' de mogelijkheid te
bieden hun kennis te verbreden en te verversen op het
Je kunt er
ook je beroep
van maken!
gebied van archief- en informatiewetenschap. Als projectlei
der verwelkomden wij drs. Thijs Laeven, die ruime ervaring
heeft op het gebied van kwalificatie-
eisen voor medewerkers documentaire
informatievoorziening bij verschillen
de ministeries. Zijn eerste opdracht in
dit kader is het maken van een plan
van aanpak. Omdat het hele pro
gramma in nauwe samenwerking met
het veld tot stand moet komen,
voerde Laeven in zijn vooronderzoek
gesprekken met vertegenwoordigers
van de KVAN, de KALO, de Rijks
archiefdienst, het ministerie van
OC&W de opleiding Informatie
dienstverlening en -management
(inmiddels Instituut voor Media en
Informatiemanagement geheten) aan
de Hogeschool van Amsterdam en de
opleiding Boek-, Archief- en Infor
matiewetenschap aan de Universiteit
van Amsterdam. Dit vooronderzoek
leverde verschillende uitgangspunten
voor het programma na- en bijscho
ling op.
Uitgangspunten programma
Het programma richt zich voorname
lijk op het openbaar archiefwezen en
alle daarin werkzame archivarissen
die in het bezit zijn van een archief
diploma A ofB (voorheen hoger of
middelbaar archiefambtenaar). Ook archivarissen die buiten
het openbaar archiefwezen werken maar wel in het bezit zijn
van een dergelijk diploma kunnen deelnemen. Het is echter
102/10 DECEMBER 1998