Wat
\valt er nog te
verhapstukken in
Archievenland?
9
Al in september ontving het Archievenblad van Jos Wieland een 'rebels' stukje voor
'onze bladen' De redactie wilde dit graag bewaren als bijdrage bij het item "Koepel'.
Bij deze dus.
Het waarom van het bewaren van
archieven wordt in hoofde van elk
rapport over archiefzaken uitgelegd.
Het gamma is beperkt, wij kennen
onze klassieken en de formulering van
ons bestaansrecht is zelden opwindend.
Misschien komt dat ook door de grote
hoeveelheden rapporten, verslagen en
notities. In een willekeurig jaar telde ik
eens het aantal bladzijden van de
jaarverslagen van de afzonderlijke
rijksarchieven. Het waren er meer dan
die van mijn Shakespeare, Oxford
editie. Zouden die jaarverslagen ook
het volgende decennium halen? Toch
hebben archivarissen met pastoors,
dominees en andere zielzorgers gemeen
dat zij voor de eeuwigheid werken.
Alle zegen komt van boven. Aan dit
nobele doel werkt in Nederland een
ongehoord aantal organisaties, niet
ongelijk aan de werkers in die andere
sector. Wordt het dan tijd voor een
oecumene, een koepel, een federatie,
een consortium, een netwerk of een
strategische alliantie? Immers, de
onkerkelijkheid neemt toe, omgekeerd
evenredig aan de verkiezingsuitslagen
van het CDA. En was dat geen
strategische alliantie?
Het koepelstreven heeft al geleid tot
rapporten, merkwaardige ontwerpsta
tuten, profielschetsen van beoogde
directeuren en niet te vergeten een
dure aftrap in Des Indes, waar Manus
Brinkman, toen nog namens de
Museumvereniging, zijn zegeningen
telde en vertelde dat het allemaal om
macht ging. Dat was nog eens nieuws!
Bij mij roept dat tegendraadse
gevoelens op. Ik excuseer mij voor de
lengte van het citaat en het Frans,
maar beter kan ik het niet zeggen en
ik hoop dat het Archievenblad, dat in
het juninummer blijk gaf van zoveel
ethische bezorgdheid, ook deze
esthetische overweging begrijpt. In
'Politique du rebelle, Traité de resis
tance et d'insoumission' (Parijs, 1997)
schrijft Michel Onfray: "En revanche,
le capitalisme a formulé son type idéal
avec la figure, annoncée par Marcuse,
de l'homme unidimensionnel, variation
sur le thème propose' par Nietsche de
l'homme calculable. On sait son
portrait: illettré, inculte, cupide,
limité, sacrifiant aux mots d'ordre de la
tribu, arrogant, sur de lui, docile,
faible avec aviceles forts, fort avec les
faibles, simple, prévisible, amateur
forcené de jeux et de stades, dévot de
l'argent et secatateur de l'irrationel,
prothète spécialisé en banalités, en
idéés courtes, sot, niais, consommateur
des mythologies du moment, amoral,
sans mémoire, raciste, synique, sexiste,
misogyne, conservateur, réactionnaire,
opportuniste, et porteur encore de
quelques traits du meme acabit qui
définissent un facisme ordinaire. II fait
un partenaire idéal pour tenir son role
sur le vaste théatre du marché national
puis mondial. Voila le sujet dont on
nous vante aujourd'hui les mérites, les
valeurs et le talent. Voor elk wat wils
en werk aan de winkel voor zielzor
gers.
Intussen neemt de informatie alsmaar
toe. De overheidsinformatie vormt
daarvan een steeds kleiner deel. De
hele wereld is te koop via Internet.
Het valt niet in te zien waarom de
overheid in de informatievoorziening
nog enige ordenende rol zou moeten
spelen anders dan toezicht te houden
op de handhaving van een aantal
regels uit het oogpunt van rechtszeker
heid en -gelijkheid. Dat kan heel wel
worden geregeld buiten een archiefwet
om. Nog minder valt in te zien
waarom archiefdiensten, onder
mobilisering van cohorten vrijwilligers,
massaal genealogische gegevens
middels Internet beschikbaar zou
moeten stellen. Niet dat dat niet
nuttig, of niet boeiend zou zijn, maar
het kan rustig worden overgelaten aan
de markt of aan particuliere verenigin
gen. Aan het vrije spel van de liefheb
bers Zo was het ook voordat er
computers bestonden. En inmiddels
puilt Internet bij wijze van spreken uit
van de stambomen. Daar moet de
overheid niet tussen gaan zitten.
En het culturele archief-erfgoed dan?
Dat verdient respect en eenzelfde
behandeling als ander cultureel
erfgoed, niet meer, maar zeker ook niet
minder. Afschaffing van de archiefwet
zou bestuurlijk veel betere afwegingen
mogelijk maken, maatschappelijke
keuzes. En bij die afschaffing wordt
dan Gracey II (of misschien Gracey III,
want snel zal het wel niet gaan) uitge
nodigd die dan voor de laatste keer
mag loeien: "what business are we in?"
Hand in hand met Hercules kan hij
daarna naar huis. Ab durch die Mitte.
Is wat hierboven, misschien wat
badinerend, wordt gesteld nieuw?
Nee. Onder andere Charles Noordam
schreef hierover in het Archievenblad
van augustus 1996. Zij het met een
wat andere argumentatie schreef hij
over 'De laatste archiefwet'. Ik ben het
met hem eens. Nu zijn er in de
praktijk enige bewegingen die ook wel
die richting uit gaan. Ik doel op de
diverse samenwerkingsverbanden die
ontstaan. De legitimatie hiervoor is
globaal tweeledig: noodzakelijke
schaalvergroting enerzijds, brede toe
gankelijkheid van cultuurhistorische
informatie anderzijds. De archiefwet
blijkt daarbij een handicap voor een
goede vormgeving. Onlangs zond de
rijksarchiefdienst aan KALO en LOPAI
een stuk getiteld 'Doelstellingen en
uitgangspunten samenwerking
archiefwezen'. Het stuk ging de wereld
in onder de vlag 'bestuurlijke vernieu
wing'. Wat echter onder de paragraaf
'bestuursvorm' wordt aanbevolen, is de
kwadratuur van de cirkel: een conflic
terende aansturing vanuit verschil
lende verantwoordelijkheden. Werke
lijke vernieuwing vraagt een verder
durven doordenken. Want hoe zou de
organisatie van het archiefwezen, en
dat nadrukkelijk tussen aanhalings
tekens, er op besturingsniveau dan
wel uit kunnen zien?
Handeling
Sturing
Normeren
Toetsen
politiek
centraal
wet- en regelgeving
vanwege rechtszekerheid en eenheid van toetsing. Dit klemt temeer
omdat digitale bestanden dwars door overheidslagen heen gaan.
Democratische legitimatie.
Faciliteren
markt
federatie en marktpartijen. Geen gedwongen winkelnering
Uitvoeren
bestuur
samenleving
Decentraal
cultuurhistorische context
identiteit dicht bij burger.
Democratische legitimatie
Zo zou het dus op hoofdlijnen kunnen.
102/10 DECEMBER 1998