Cen
tennial-Proof?
Door Agnes Jonker
Impressies van de studiedag
Vier lezingen
36
Paradigmastrijd?
37
Voor archivarissen thuis is het buitenland de plek waar de beter bedeelde collega's zich met het glas in de hand
voor het Archievenblad laten fotograferen. Voor buitenlandse collega's is Nederland het land van Muller, Feith
en Fruin (soms verbasterd tot Muller, Fruit en Fein), van archivistische standaards en van grote betrokkenheid
bij de deskundigheidsbevordering in de rest van de wereld, (zie Archievenblad 102/8:27)
Vele Nederlandse archivarissen, vooral
de minder bereisden, raakten op de op
23 oktober 1998 door de KVAN
georganiseerde bijeenkomst over
honderd jaar Handleiding lichtelijk in
verwarring. De aanwezigen werden
door native speakers and landgenoten
alike, toegesproken in een vreemde
taal. De aanwezigheid van een handje
vol gerespecteerde buitenlandse archi
varissen had de organisatie er toe
gebracht 'Honderd jaar Handleiding'
te herdenken in het Engels. Wie had
den, maar het Archievenblad is nu
eenmaal een periodiek van de Vereni
ging van Archivarissen in Nederland.
Bovendien vereist het een goede be
heersing van het Engels.
De halfjaarlijkse studiebijeenkomst van
de KVAN was niet alleen vanwege de
voertaal bijzonder. Het was 's ochtends
de dag van de uitreiking van de Hen
drik van Wijnpenning aan Theo Tho
massen en 's middags de dag van de
oratie van Erik Ketelaar, hoogleraar in
Bevolking van het missiegebied lichtelijk in verwarring tijdens herdenking?
dat kunnen denken, wie heeft dat be
dacht. Deskundigheidsbevordering van
de eigen achterban in de taal van de
zendeling: zijn de archivarissen thuis
inmiddels zo ver achterop geraakt bij
buitenlandse ontwikkelingen dat zij
zelf tot missiegebied zijn verklaard?
Eigenlijk had dit stuk ook in die
vreemde taal geschreven moeten wor
de archiefwetenschap aan de Universi
teit van Amsterdam.
Onder voorzitterschap van Yvonne
Bos-Rops, rijksarchivaris in Noord-
Brabant, werden de deelnemers
getrakteerd op vier lezingen waarin
veelvuldig het driemanschap MF&F
werd genoemd alsmede hun invloed op
de archiefwetenschap en -praktijk. Zo
schetste Hugo Stibbe, (National
Archives of Canada) de grote invloed
van de Handleiding op de formulering
van de General International Standard
Archival Description (ISAD(G).
Ook zonder projectiescherm slaagde
Theo Thomassen (Archiefschool) erin
heldere lijnen te trekken in de 19de en
20ste eeuwse archivistiek, door hem
betiteld als 'archival science'. Thomas
sen analyseerde de ontwikkeling in
kennis waarmee generaties archivaris
sen hun vak hebben uitgeoefend met
het aan Thomas S. Kuhn ontleende
begrip 'paradigma' ('The structure of
scientific revolutions', Chicago 1962).
Het eerste volwassen paradigma (alge
meen kader van de theorievorming van
een bepaalde wetenschap in een be
paalde periode) dat archivarissen als
professionele gemeenschap bond, de
door de Handleiding ingeluide
klassieke fase, werd voorafgegaan door
de pre-paradigmatische fase. Na zo'n
honderd jaar raken de klassieken thans
in de versukkeling en staat de archi
vistiek op de drempel van het post-
custodiale tijdperk waarin het vakge
bied zich vestigt als autonome weten
schap binnen de informatieweten
schappen. De welhaast Esscheriaanse
blikverschuiving die deze overgang
teweeg brengt, maakte Thomassen
aanschouwelijk met de duikeling van
een kleurrijk poppetje in pocket for
maat dat, van rood in blauw veran-
derd, een geheel ander wezentje dan
het oorspronkelijke voor ogen toverde.
De tweede buitenlandse spreker van
die dag, Adrian Cunningham (Natio
nal Archives of Australia) haastte zich
door zijn tekst over archiefbeheer in
Australië waarin het intellectueel
beheer van informatie en de archivisti
sche beschrijvingsregels innig verstren
geld zijn vanaf het moment dat het
archief wordt gevormd. Cunningham
hamerde vooral op de cruciale rol van
'metadata' (spreek uit: medadada) de
technische gegevens van het computer
en datacommunicatiesysteem dat het
document tot stand bracht en/of distri
bueerde. Metadata behelzen de toege
voegde waarde van ordeningssystemen
waardoor (ook voor latere gebruikers)
informatie tot haar oorspronkelijke
context kan worden herleid.
Peter Horsman (Archiefschool) behield
schone handen in zijn pleidooi voor het
respect voor de oude orde, wat in het
tijdperk van machineleesbare gege
vensbestanden vaker een 'virtuele' orde
zal blijken te zijn dan een fysieke. De
inventaris, produkt van de archivistiek
van het platte vlak, maakt plaats voor
een archiveringssysteem met behulp
waarvan de verschillende simultane en
opeenvolgende toestanden van een
archief vastgelegd kunnen worden. Zo
doende kunnen alle oude ordes, fysiek
en logisch, bewaard blijven.
In de namiddag hield Erik Ketelaar
zijn gehoor een definitie van archiefwe
tenschap voor en omschreef hij zorg
vuldig het object van de archiefweten
schap en de vragen die het onderzoek
in dit vakgebied leiden. De door
Ketelaar geuitte term 'archivaliseren'
mag gelden als nieuwe vakterm in het
kennisgebied waar hij zich in zijn leer
opdracht aan wijdt (zie Archievenblad
102/9:15-17).
Menigeen zal de lezingen van deze dag
nog eens willen nalezen en overden
ken, want een boeiende dag was het,
een dag die veel stof tot discussie
biedt. Om te beginnen discussie over
een centrale term in de lezing van
Thomassen en de oratie van Ketelaar,
'archival science'. Bedoelen zij wel
hetzelfde als ze spreken over archief
wetenschap? Thomassen koppelt de
term aan de instrumenten en het
begrippenapparaat waarmee archiva
rissen al jarenlang hun vak beoefenen,
voor Ketelaar staat het voor een
analyse van de beroepsuitoefening in
samenhang met sociale, culturele en
technische factoren.
Is de Handleiding werkelijk het
denkraam dat de archivistiek vooruit
gang in wetenschappelijke kennis heeft
gebracht? Staat het vakgebied (op
nieuw) een heuse wetenschappelijke
revolutie te wachten, zoals Thomassen
beweert? De rede van Ketelaar ging
aan al dat rumoer voorbij en schetste
de archivistische kennisinteresse in
termen van een sociale en culturele
wetenschap. Het zal toch niet waar
zijn: is de paradigmastrijd, kenmerk
van een volwassen wetenschap, nu
dan eindelijk losgebarsten?
Een feestelijk en plechtig moment op 23 oktober was de
uitreiking van de Hendrik van Wijnpenning, in 1987
ingesteld en bestemd voor personen die zich zeer verdien
stelijk hebben gemaakt voor het Nederlands Archiefwezen.
Toen werd hij op 1 april in Den Briel voor de eerste maal
uitgereikt, uiteraard aan Eric Ketelaar voor zijn roem
ruchte serie archiefoverzichten. Op 6 november 1991 werd
de penning voor de tweede en derde maal uitgereikt aan
zowel professor De Smidt als aan Joan van Albada, beide
voor hun belangrijke rol bij de voorbereiding en uitvoering
van de eeuwfeest -activiteiten. Nu was het dus de vierde
maal en weer voor een groot werk in archievenland,
waardoor zelfs de wereld een beetje veranderd is, of in
ieder geval Amsterdam. En wel met de vestiging van de
Archiefschool en de leerstoel Archiefwetenschap als
resultaat van een langdurig proces van gedachtenvorming
en uitvoering. Naar de mening van het KVAN-bestuur
heeft dit uitgeblonken in openheid en was de gehele
archiefwereld steeds in staat aan de gedachtenvorming deel te nemen. De tot stand gebrachte structuur oogt even
wichtig en zal naar verwachting over enige tijd de eerste lichting nieuwe archivarissen op de markt kunnen toelaten en
dat zullen goede professionals zijn. De laureaat is ook heel bekend in de vereniging en heeft maar liefst vier vermeldin
gen in de Almanak. Een daarvan is bij het committee on descriptive standards en ook dat vindt het bestuur belangrijk.
Hij is ook bekend door zijn enthousiasme en bevlogenheid en zeker door zijn vasthoudenheid en doorzettingsver
mogen. Theo Thomas gelooft in het project dat hij heeft voltooid en komt als geen ander in aanmerking voor de
Hendrik van Wijnpenning.
KVAN-voorzitter Chris Streefkerk (r) en laureaat Theo Thomassen: een groot
werk verricht in Archievenland waarvoor de Hendrik van Wijnpenning
bedoeld is.
102/10 DECEMBER 1998