Buiialo Bill greilt ein SK AI A KLEVE In een recente inventarisatie van film bestanden in Nordrhein-Westfalen schitteren nog steeds diverse gemeente archieven door afwezigheid terwijl sommige andere meer dan honderd films blijken te beheren 18 19 filminstituten aan, de Kinemathekver- bund. Aan het filmarchief kwamen binnen dit samenwerkingsverband vooral de veilige bewaring en con servering van films toe, terwijl de beide participerende instituten, te weten de Stiftung Deutsche Kinemathek van het Bondsland Berlijn en het door de filmindustrie in het leven geroepen Deutsche Institut für Filmkunde in Wiesbaden (vanaf 1984 in Frankfurt), met name de uitleen en exploitatie van films voor hun rekening namen. Het samenwerkingsverband is sinds 1979 met diverse andere partners uitgebreid. Huidige taken Latere ontwikkelingen hebben de positie van het filmarchief van het Bundesanhiv verder verstevigd. In 1988 werd het Bundesarchivgesetz van kracht, dat films expliciet tot het archiefmate riaal rekende, evenals o.m. geschreven en gedrukte documenten en gegevens bestanden van uiteenlopende aard. Alle verdere wettelijke bepalingen inzake de archivering gelden zodoende ook voor films. De taken van het filmarchief omvatten thans: het in de vorm van een catalogus of filmografie bijeenbrengen van gegevens betref fende de Duitse film en voorts de overname en archivistische waardering (ten behoeve van selectie), het behoud, de toegankelijk maken (via ordening en inventarisatie) en het voor bestude ring beschikbaar stellen van films. In 1990, na de Duitse eenwording, is het Staatliche Filmarchiv der DDR in het filmarchief van het Bundesarchiv opgegaan, waarbij het voormalige Westduitse filmarchief tevens werd gereorganiseerd. Als afdeling VII van het Bundesanhiv heeft het filmarchief niet alleen de films van het oude filmarchief van de DDR in beheer gekregen (107% van de eigen oude bestanden), maar fungeert het ook meer dan vroeger als het centrale filmarchief van de Bondsrepubliek. De inmiddels voltrokken verhuizing naar Berlijn heeft bovendien voor een verkorting van vele verbindingslijnen gezorgd, waardoor de Kinemathekver- bund thans beter dan ooit functioneert. Een poging om filmproducenten wet telijk tot afdracht van een exemplaar van elke film aan het filmarchief te verplichten is echter vooralsnog mis lukt. De novelle op de wet betreffende de Deutsche Bibliothek waarin die plicht had moeten worden geregeld, is van de baan. Situatie in deelstaten Het Bundesanhiv heeft met zijn filmarchief binnen het Duitse openbare archiefwezen steeds vooropgelopen. Elders voltrok de ontwikkeling zich veel trager en reikte zij ook minder ver. Als voorbeeld van een archiefin stelling op het niveau van de deelsta ten kan hier het Hauptstaatsarchiv te Düsseldorf van de deelstaat Nord- rhein-Westfalen dienen. Binnen deze instelling bestond al sinds de jaren '50 het besef dat ook archiefmateriaal dat niet afkomstig is van de staat aandacht verdient. Tot het eind van de jaren '60 werd er echter geen actief beleid ten aanzien van de archivering van films gevoerd en beperkte het aantal beheerde films zich tot ongeveer twintig min of meer toevallig verwor ven kopieën. In 1970 verbeterde de toestand door de oprichting van een afdeling voor de documentatie van de geschiedenis van het land Nordrhein- Westfalen met daarbinnen een onderafdeling voor audio-visueel archiefmateriaal. Later kwamen er verbeteringen ten aanzien van de depots en de technische uitrusting. De archiefwet voor Nordrhein-Westfalen, die in 1989 van kracht werd, rekent evenals het Bundesarchivgesetz en de archiefwetten van andere deelstaten films expliciet tot de archivalia. Dit alles heeft geleid tot een groei van het aantal films in de depots van het Hauptstaatsarchivmaar niet tot een naar tevredenheid functionerend filmarchief. Persoonlijke belangstelling archivaris De situatie bij de districts- en gemeen tearchieven is minder overzichtelijk. Enerzijds hebben de archivarissen hier, op het kommunale niveau, in het algemeen veel eerder dan hun collegae in de staatsarchieven het besef ont wikkeld dat zij de geschiedenis van hun eigen district of gemeente in brede zin dienen te documenteren. Anderzijds staan hun veel minder middelen ter beschikking. Gezien de grote vrijheid die de diverse archief wetten op dit punt bieden, is boven dien veel afhankelijk van lokale facto ren en van de persoonlijke belangstel ling van de archivaris. In een recente inventarisatie van filmbestanden in Nordrhein-Westfalen schitteren nog steeds diverse gemeentearchieven door afwezigheid terwijl sommige andere meer dan honderd films blijken te beheren. De genoemde inventarisatie laat ook zien dat zeer veel filmmate riaal zich in Nordrhein-Westfalen buiten de openbare archiefinstellingen bevindt: bij filminstituten, bij de zogeheten Bildstellen die sinds de jaren '20 speciaal ten behoeve van het onderwijs zijn opgericht, bij musea, verenigingen, kerkelijke instellingen, bedrijven en particuliere verzamelaars en - vooral - in de archieven van de omroepen. Een dergelijke situatie is in de hele Bondsrepubliek aan te treffen. Een groot deel van de betrokken instellingen en personen is niet erg genegen om de eigen verzameling aan een archief over te dragen. Integen deel: de omroepen, filminstituten en ook Bildstellen hebben de afgelopen jaren het duurzame beheer (de Endarchivierungvan films als taak voor zichzelf opgeëist. Economisch belang Een factor die daarbij zeker een rol speelt, vormt het grote economische belang van films. In het geval van het filmarchief van het Bundesarchiv is meer dan 90% van de bezoekers geen wetenschappelijk onderzoeker, maar filmproducent, medewerker van een omroep of van een uitgeverij en op zoek naar materiaal dat kan worden gebruikt voor al dan niet commerciële producties. Daarbij worden voor de gebruiksrechten bedragen neergeteld die kunnen oplopen tot rond de 1000 DM per minuut speeltijd. De om roepen vallen voor zowel herhalingen als nieuwe producties steeds weer terug op programma's die zij in hun eigen archieven bewaren. Het is alleszins begrijpelijk dat zij deze oude programma's, die zij aanduiden als hun "programma-kapitaal" Programmvermö- gen), niet graag uit handen geven. Daar komt bij dat er amper archieven zijn die volledig voldoen aan de hoge technische eisen die het behoud van films nu eenmaal stelt. Op dit moment geldt alleen het filmarchief van het Bundesarchiv als een archiefbewaar plaats die volgens alle geldende maat staven veilig is. Er zijn hier onder meer diverse depots met een eigen klimaat aanwezig, geschikt voor de bewaring van verschillende soorten films en videocassettes. Er is in ruime mate afspeel- en kopiëerapparatuur voor handen. En er wordt gewerkt met een protocol voor de beveiliging van de afzonderlijke films. Met name wordt van elke film een zogeheten "beveili gingspakket" (Sicherungspaket) vervaar digd, dat tenminste moet bestaan uit Heute bis DomieraU* •17,49 tmd 20 Uhr Das unerreichte Meisterwer'K deutschen Filmschafftns. Heut-e 18,55 u. 20,30 Uhr Mütwoch u. Dor.n-rstag nur 20,30 Uhr Abenteu«r, Heldert-tam und Indiane rJcftmpfe. Naoorlogse bioscoopreclame (Rheinische Post, 24 juli 1951) een duplicaat-positief, een duplicaat negatief en een kopie voor gebruik. De meeste andere archieven hebben op dit gebied weinig of niets te bieden, terwijl de grote omroepen, de filmpro ductiemaatschappijen en soms ook filminstituten daarentegen nog beter geoutilleerd zijn. Kritiek op omroeparchieven De films worden hier ook vaak ontsloten met een mate van gedetail leerdheid die voor de openbare archieven onbereikbaar is: tot op het niveau van de afzonderlijke filmfrag menten. Daar komt bij dat de om roepen hun ontsluiting van dit materiaal in verregaande mate hebben weten te standaardiseren, via het zogeheten Regelwerk Fernsehen. Ook de gespecialiseerde scholing van het personeel, onder meer via cursussen van de vakgroep van media-archivaris sen, speelt hierbij een rol. Het filmar chief van Bundesanhiv heeft eveneens een model voor de inventarisatie van films ontwikkeld. Dat voorziet in een beschrijving van de afzonderlijke films in zowel formeel als inhoudelijk en filmtechnisch opzicht. Dit model is echter niet uitgegroeid tot standaard binnen het archiefwezen. Zelfs binnen het Bundesarchiv wordt het slechts in vereenvoudigde vorm toegepast. Bovendien beantwoordt het niet aan de eisen van snelle identificatie en opsporing van filmfragmenten die filmproducenten stellen. Anderzijds zetten archivarissen juist kritische kanttekeningen bij de exclusieve gerichtheid van bijvoorbeeld om roeparchieven op 'anonieme', gebruiks klare filmfragmenten. Te gering is daar nog steeds het besef van het belang van ordening volgens het herkomstbeginsel en te weinig aandacht wordt daar bij de beschrij ving geschonken aan het oorspronke lijke doel van de film in kwestie. Een ander punt van kritiek op de eigen archieven van omroepen, filmproduc tiemaatschappen en dergelijke vormt de geringe mate waarin het aldaar bewaarde materiaal publiekelijk toegankelijk wordt gemaakt. Deze instellingen zijn nu eenmaal geen openbare archiefbewaarplaatsen. Naar hun aard zijn ze primair geneigd om op te komen voor hun economische belang, hetgeen vaak impliceert dat het eigen film bezit wordt afgeschermd. Anderzijds hebben zij in veel gevallen meer praktische ervaring met de exploitatie van oude films en kennen zij alle voetangels inzake auteursrecht, exploitatierechten en persoonsbesch erming soms beter dan de openbare archiefinstellingen. Verschillen in beleid Deze openbare archiefinstellingen 102/8 oktober 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 10