Rob van Vuurde, Engeland, Nederland en de Monroeleer, 1895-1914, Europese belan genbehartiging in de Amerikaanse invloedssfeer, De Bataafsche Leeuw, Amsterdam 1998. Engeland, Nederland en de Monroeleer, 1895-1914 36 37 vijftiende-eeuwse schepenzaal en de talloze afbeeldingen van het Zwolse stadswapen zijn evenzovele overblijfse len van het zelfbewustzijn van deze stedelijke magistraat. Tot slot nog een woord over de vormgeving. De illu straties zijn over het algemeen ade quaat, zij het vaak weinig verrassend. Ronduit storend is de wel zeer primi tieve presentatie van een belangrijk deel van de tabellen. Het lijkt wel of in dit tijdperk van desk top publishing de schrijver op een piepende en krakende typemachine bezig is geweest. Een boek van deze kwaliteit zou ik een meer professionele vormgeving toewensen. Met het boek van Streng - de wat sleetse term standaardwerk kan hier zonder bezwaar worden gebruikt - is een belangwekkende bijdrage geleverd aan de recente Zwolse geschiedschrij ving. Sinds het rommelige en fragmen tarische werk van Th.J. de Vries uit de jaren zestig heeft geen auteur het aan gedurfd om in brede trekken en aus einem Guss enkele eeuwen stadsge schiedenis te schetsen gebaseerd op de gelijk en vernieuwend bronnenonder zoek. Daarmee komt Streng de eer toe dat hij de Zwolse bronnen heeft open gelegd voor nieuwe historische vragen, nieuwe auteurs en - bovenal - een nieuw publiek. Jan Folkerts 1 M.A.M. Franken, "Terug bij af Depatriottenbeweging in Zwolle en in de Republiek. Een reactie.", in: Overijsselse Historische Bijdragen 112 (1997), 125-130, n.a.v.J.C. Streng, "Aan weerszijden van de Franse revolutie: Zwolle voor 1787 en na 1795", in: Overijsselse Historische Bijdragen 111 (1996), 105-116. ISBN 90-6707-469-1, 600p.fl. 69,50 Op 2 december 1823 formuleerde James Monroe als president van de Verenigde Staten voor het congres een beleidsuitgangspunt ten aanzien van het gehele Westelijke halfrond, dat tot 1914 als doctrine zou worden be schouwd voor het buitenlandse beleid van de VS: Amerika streefde ernaar te garanderen dat alle landen van dit halfrond gevrijwaard zouden zijn van kolonisatie en onderdrukking. Een en ander betekende dat de bestaande koloniën van Europese landen in het Caribische gebied nog zouden worden gerespecteerd, maar dat iedere vorm van nieuwe kolonisatie moest worden tegengegaan. Werd deze doctrine gerealiseerd, dan zouden de VS het Westelijk halfrond onder hun invloeds sfeer hebben gebracht. Hoe ver men daarvan in het midden van de negentiende eeuw nog af leek te staan, blijkt uit de poging van de Franse keizer Napoleon III om in Mexico een uit Oos tenrijk afkomstige dynastie te vestigen, het zg. 'Mexi caanse avontuur' dat in 1864 eindigde met de door Manet vereeuwigde executie van de Mexicaanse keizer Maximi- liaan. Maar toen de Spaanse kolonisatie in Cuba in 1898 tot volksverzet leidde, wier pen de Amerikanen zich als 'bevrijders' op... Dit boek behandelt enkele diploma tieke verwikkelingen in de periode 1895-1914, een tijdvak waarbij de realisatie van de Monroedoctrine daadwerkelijk een feit werd. Ook Nederland werd hierbij betrokken. In 1895 begon er een conflict tussen Engeland en Venezuela over de grens van Brits-Guyana. De VS dwongen de Britten af te zien van een expeditie naar Venezuela en bedongen een arbitrage, die overigens gunstig voor Engeland uitviel. Het betekende de Britse erkenning van de Monroeleer, die overigens binnen Engeland veel bijval zou vinden. In 1914 begon de Eerste Wereldoorlog, die uiteindelijk zou leiden tot interventie van president Woodrow Wilson in Europa en het eerste optreden van de VS als wereld- mogendheid. Sedertdien wordt de Monroeleer gelijk gesteld met een Amerikaans isolationisme dat zich beperkt tot het Westelijk Halfrond. Van Vuurde beschrijft deze episode van de Amerikaanse buitenlandse politiek om in te gaan op de diploma tieke en publieke reacties van Enge land en Nederland. Hierbij is vooral de uiteenzetting van het Nederlandse standpunt van belang, omdat het op een vrij simpele manier de opvattingen weerspiegelt van 'de rest van Europa'. Of dit toereikend is, is de vraag, omdat binnen ons neutrale landje juist niet de belangen van opgekomen grootmacht Duitsland en gevallen grootmacht Rob van Vuurde Europese belangenbehartiging in de Amerikaanse invloedssfeer •<i«C De Bataafsche Leeuw Frankrijk aan de orde kwamen. Ik sprak van het Nederlandse stand punt'. Daarmee wordt enerzijds het diplomatieke beleid bedoeld en anderzijds de publieke opinie in de pers. Deze stonden mijlenver van elkaar. Onze kranten en tijdschriften ventileerden wel opvattingen over de VS en hun tegenstanders. Maar - anders dan het (agressief imperialis tische) Britsey7»gfl-isme - bemoeiden ze zich niet rechtstreeks met het Neder landse buitenlandse beleid, dat zich vooral beperkte tot de berucht zuinige behartiging van koloniale belangen in de West. Onze diplomatie kenmerkte zich - voorzover het de behartiging van onze nationale belangen in de concur rentiestrijd van het Europa der vader landen van die jaren betrof - door een neutraal legalisme, dat soms de schijn van lijdelijkheid aannam. Men moet zich echter niet vergissen, want er is in dit boek ook sprake van enig vader lands machtsvertoon in de West en zelfs van een heuse Nederlandse inter ventie toen onze koloniën (bijvoorbeeld de Antillen) bedreigd werden. Dit is het kader waarbinnen Van Vuurde drie artikelen heeft samenge voegd, namelijk over de erkenning van de Monroeleer als zodanig (1895- 1914), en over twee case-histories. Ten eerste is dat de bescherming van kolo niale belangen tijdens de dictatuur van Cipriano Castro in Venezuela (1899- 1908) - hij probeerde Curacao te an nexeren - en ten tweede de problemen rond de bescherming van burgers en olie in Mexico tijdens de door de VS ongewenste dictatuur van Huerta en het begin van de Mexicaanse revolutie. Vooral in dit laatste artikel is veel ko loniale geschiedenis verweven, omdat het Venezolaanse beleid ten aanzien van de Antillen uitliep op een econo mische blokkade van Curagao. Hier voor maakte Van Vuurde gebruik van bronnen uit het Algemeen Rijksarchief en het Public Record Office van Groot-Brittannië; daarnaast haalt hij een enkel document aan waarvan hij een afschrift uit het Centraal Histo risch Archief van Willemstad heeft aangevraagd. Ook citeert hij uitvoerig uit Curagaose dagbladen. Omdat zijn onderzoek zich vooral bepaalt tot de machtsstrijd tussen Nederland en Venezuela - 'de Venezolaanse oorlog' zoals de pers dat indertijd omschreef - vinden we weinig over de gevolgen daarvan in Curagao zelf. Toch moet dat jarenlang onder deze handelsblok- kade hebben gezucht. Enfin, ons land, dat in dezelfde tijd twee vredesconfe renties voorbereidde en als zodanig het ministerie van justitie van Europa wenste te worden, was genoodzaakt hetzelfde te doen als wat Uncle Sam zo vaak in zijn Latijns-Amerikaanse ach tertuintje zou verrichten: met militaire macht een dictator ten val brengen. Hetgeen nog lukte ook! Aan de hand van oorspronkelijke documenten licht de auteur de nuances van de stelling- names van de verschillende betrokke nen over het imperialistische machts vertoon van Engeland tegen Venezo laanse belastingheffing en het Neder landse verzet tegen de Venezolaanse poging om Curagao te veroveren toe. Onze regering komt hierbij naar voren als een onhandig en wat besluiteloos apparaat, dat het geluk aan zijn zijde krijgt. Dat dit geluk ook een beetje is afgedwongen doordat neutraal Neder land een bewust internationaal vredes beleid voerde met een conferentie, en later ook een door Amerikanen gefi nancierd paleis in Den Haag, staat niet in het boek. In 1914 was Nederland militair en diplomatiek betrokken bij de verdedi ging van de belangen van de Shell petroleummaatschappij in Mexico tijdens de dictatuur van Huerta en de oprukkende vrijscharen van Pancho Villa en Emilano Zapata. Er voer in ieder geval een Nederlands marine schip de Mexicaanse wateren binnen om burgers te emigreren. Hierin speelde een vermeende Amerikaans- Britse belangentegenstelling een rol: de VS verzette zich tegen de reactio naire dictatuur van Huerta en de pu blieke opinie aldaar verkeerde in de mening dat de Britse oliemaatschap pijen hem in ruil voor concessies steunden. In werkelijkheid zijn deze concessies nimmer verleend. Van Vuurde heeft de bedrijfsarchieven van de daarbij betrokken ondernemer Cowdray in het Science Museum in Londen ingezien. Wat hij vond leidde tot scherpe kritiek op de betrouwbaar heid van de waarde van sommige 'depêches van Europese diplomaten' en de invloed van een roddelcircuit op de meningsvorming van tijdgenoten (p. 536). Het bevestigt - juist vanwege de belangenverschillen - hoe belangrijk de politieke rapportage van agentschap pen van bedrijven naast de rapporten van onze diplomaten kan zijn en de daarmee samenhangende beleidsvoe ring. Had er meer gezocht en gevonden kunnen worden? Wie de lijst van geraadpleegde archieven overziet die binnen het vastgestelde kader zijn geraadpleegd, moet vaststellen dat het onderzoek uitputtend is geweest. De stukken van de bewindslieden W.H. de Beaufort, Abraham Kuiper (in de VU), zijn minister R. Melvil van Lyn- den en W.H. van Tets van Goudriaan zijn geraadpleegd; we vernemen dat het archief van de Nederlandse post in Venezuela over de vorige eeuw nog niet door BuZa was overgedragen en dat de archivaris van Shell over het werk in Mexico vooralsnog slechts afschriften uit jaarverslagen kon le veren. In het bronnenlijstje mis ik onze grote ondernemingen in Suriname: Nederlandsche Handelmaatschappij, Billiton, en de Rubber Cultuur Maat schappij Amsterdam (RCMA). De re den hiervan kan gelegen zijn in het feit dat deze archieven onvolledig waren - de RCMA-rapporten van agenten uit die tijd zijn door het bedrijf 'opge ruimd' - of tijdens het schrijven van dit proefschrift in status van bewerking of acquisitie. Of onderzoek in die stukken tot meer gegevens zou hebben geleid, is een vooralsnog speculatieve vraag. Treden we buiten de kaders waarbin nen Van Vuurde opereerde, dan zijn op archivistisch terrein enkele kant tekeningen op zijn plaats in het belang van het behoud van het gemeenschap pelijk Nederlands-Latijnsamerikaans cultuurgoed dat uit deze wederzijdse relaties voortspruit. Wie zich aan de hand van dit proefschrift een oordeel moet vormen over het werk van onze eigen diplomatieke vertegenwoordi- 102/7 SEPTEMBER 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 21