Het Nederlands Audiovisueel Archief Activiteiten in 1997 en 1998 Door Robert Egeter van Kuyk het Nederlands Audiovisueel Archief. Een professionele opleiding tot audio visueel archivaris, zoals die in Groot- Brittannië aan de University of East Anglia bestaat, is meer dan wenselijk #00 8 NOS, SFW, het Filmmuseum en de Stichting Theater Klank en Beeld. Toch bleef steun voor de SAVA van overheidswege uit. Datzelfde gold voor een andere route die in dezelfde perio de door Schuursma werd bewandeld: om via de Rijksarchiefdienst een red dingsplan voor nitraatmateriaal van de grond te krijgen. Ook ten behoeve van dit plan werd druk geïnventariseerd, en wel precies van de andere kant: men probeerde aan de hand van het archief van de Filmkeuring en van an dere bronnen te achterhalen wat er aan nitraatfilms was gemaakt. Kortom, de route was niet: wat is er bewaard, maar wat is er destijds gemaakt? Vanuit filmhistorisch oogpunt was dit een zeer nuttige exercitie, maar ook nu kwamen de gewenste financiële middelen niet los. Eindelijk 't schip met geld Dat geld kwam er pas in de loop van de jaren tachtig. Een paar wapenfeiten: voor enige miljoenen kocht de NOS namens de gezamenlijke omroepen de Polygoon-collectie, Brinkman maakte 35 miljoen uit de omroepreserves vrij voor de conservering van omroepmate- riaal en bij het Filmmuseum meerde na de komst van een nieuwe directie het zogenaamde Goudschip aan, met als resultaat al die mooie conserveringen die de wereld versteld deden staan. Met een beetje moeite bleek het zelfs mogelijk om films die tientallen jaren lang niet te zien waren geweest, te Amsterdamse weesmeisjes, gefilmd door de Nederlandse Biograaf en Mutoscope Maatschappij en in 1948 door Willy Mullens gebruikt in diens Vit de Oude Doos' (foto: Nederlands Filmmuseum) reconstrueren. De av-archivering raakte in een ware stroomversnelling en na jaren van gelobby vond men eindelijk gehoor bij de overheid. Ook al is de huidige situatie verre van ideaal, toch mogen de positieve ont wikkelingen best genoemd worden. De respectieve Gidsen voor historisch beeld en geluidsmateriaal (de eerste editie (1988) onder redactie van Pim Slot, de tweede (1994) van Mieke Lauwers en de derde, in voorbereiding, van José Kooyman) maakten in elk geval één ding duidelijk: overal in den lande wordt interessant av-materiaal be waard, niet alleen in de nationale archieven. De erkenning dat het omroeparchief niet louter een bedrijfs archief is, maar een cultuur-historische waarde vertegenwoordigt en dus voor een breder publiek opengesteld dient te worden - een voorwaarde die Brinkman al in 1988 aan de toeken ning van 'zijn' 35 miljoen verbond - kreeg met de vorming van het NAA nu duidelijk gestalte. In vergelijking met twintig jaar geleden is bovendien de kennis over de archivering van av- materiaal in veel bredere kring ver spreid. Een verwijzing naar het in 1993 verschenen handboek Audiovisu ele Collecties volstaat. Dat neemt niet weg dat een professionele opleiding tot audiovisueel archivaris, zoals die in Groot-Brittannië aan de University of East Anglia bestaat, meer dan wense lijk is. Last but not least wil ik opmerken dat het Project Nationale Inventarisatie Audiovisuele Collecties (zie: Nieuws uit het veld, pag. 54) een onderneming is waar buitenlandse collega's buitenge woon jaloers op zijn, zoals mij uit re cente bezoeken in Groot-Brittannië en de Bondsrepubliek is gebleken. Het biedt een unieke gelegenheid om dat wat pioniers als prof. Fruin, dr. Louise Kaiser, Jan de Vaal en Rolf Schuursma ondanks al hun inzet niet het lukte - het in kaart brengen en veiligstellen van het Nederlandse audiovisuele erfgoed - als nog gerealiseerd te krijgen. Hoofd Research van het Nederlands Audio visueel Archief en bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van film, radio en televisie aan de Universiteit Utrecht. gebruikte bronnen: archieven van de Stichting Film en Wetenschap, (1938) 1955 - 1989, berustende bij NAA Amsterdam; Bert Hogenkamp, 'Nederlandsch Centraal Film archief, in: Skrien no. 137 (september-oktober 1984), pp.60-62; Bert Hogenkamp, '"Van groot belang voor de wetenschap van den mensch". Het Algemeen Nederlandsch Archief voor Taal en andere Uitingsbewegingen, het Beeld- en Klankarchief en de Stichting Beeld- en Klankdocumentatie, 1938-1970', in: Stichting Film en Wetenschap - Audiovisueel Archief Jaarboek 1994, Amsterdam: SFW, 1995, pp.7-39; Mieke Lauwers, 'Cirkelen om een centrum. 35 jaar interviewcollectie bij Stichting Film en Wetenschap', in: Stichting Film en Wetenschap - Audiovisueel Archief Jaarboek 1995, Amsterdam: SFW, 1996, pp.53-86. Was het nu echt nodig dat er tussen de allereerste initiatieven van de landelijke archieven en de feitelijke inrichting van die landelijke voorziening in 1997 tien jaar heeft moeten liggen? We praten immers al zo lang over de noodzaak van coördinatie van de verspreide activiteiten! Blijkbaar hoort deze deze gang van zaken bij het bewustwordingsproces dat audiovisuele documenten even goed behoren tot ons cultureel erfgoed als bijvoorbeeld monumenten. Zoiets heeft tijd nodig. De producten van deze media - muzit*, films, radio- en tcfevwcprogramma's - rtn om die reden een onmisbaar deel van ons culturele erfgoed. Dit erfgoed moe! goed worden besnaard, opdat wij aden er kennis van kunnen en belangrijke Slap: de oprichting van HAA is een santengaan van de Stichting Audiovisueel Archief-Centrum (AVACi. liet filmarchief van de RlfcsvoorfichUngsdtenst (fcvp), de Stichting film cn Wetenschap {SFW) en het Omroepmuseum. Al zo'n vier jaar verschijnen er met enige regelmaat rappor ten over een landelijke audiovisuele archiefvoorziening. Eerst als aanbeveling in 1994 en 1995, toen in voorbereiding in 1996 en voorts in 1997 in de vorm van het Audiovisueel Archiefcentrum als tijdelijke aanduiding van de gefuseerde instellingen Stichting Film en Wetenschap, Omroepmu seum, Film- en beeldbandarchief en Fonotheek, en Filmar chief van de Rijksvoorlichtingsdienst. In juni '97 werd dan tenslotte in haar definitieve vorm de Stichting Nederlands Audiovisueel Archief (NAA) met enige feestelijkheid gepresenteerd. Velen van ons zijn terecht ongeduldig om gebruik te gaan maken van de technische mogelijkheden die we nu hebben voor de veiligstelling en ontsluiting van deze documenten. Toch hebben ook die mogelijkheden pas hun optimale effect als er een organisatorisch kader voor is, gedragen door de beleidsmatige en politieke erkenning dat we bezig zijn met 102/6 Augustus 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 6