(P>iMuu'ta A.B. Graver, H.D. Tjalsma and P.K. Doorn edsData Historica. A guide to electronic resources for historians complied by the Netherlands Historical Data Archive, 32 Ineke Hogema en Ivonne van der Padt, Ruytermeisjes en Ver kadevrouw en. Een eeuw vrouwenarbeid bij de Zaanse ZOetwarenfabrikant. Uitgeverij Scriptum,, ISBN 90-5594-078-X 175 bh. 33 Het zal de oplettende lezer duidelijk zijn: de Archiefwet 1995 bepaalt in artikel 34 wat er moet gebeuren als het gemeentebestuur niet voldoet aan de wettelijke verplichting tot archief- zorg (het zogenaamde dwangdepot). Daarvoor is geen aparte wet noodza kelijk, ergo de gemeentelijke archief- zorg is een taak in medebewind. Conclusie: de verplichting tot aanstel ling van een gemeentearchivaris kan geen inbreuk zijn op de gemeentelijke autonomie. Sterker nog, de Archiefwet regelt ook het provinciale toezicht op de gemeentelijke archiefzorg. Het zal duidelijk zijn dat dat toezicht terug houdender kan zijn, naarmate de gemeentelijke zorg professioneler is. Het niet aanstellen van een gemeente archivaris leidt dus tot intensiever provinciaal toezicht, dus tot een grotere inbreuk op de gemeentelijke autonomie, beter gezegd de gemeen telijke beleidsvrijheid. De overgangsbepaling artikel 46 (voorlopige handhaving van de in- bewaringgeving van rijksarchivalia aan gemeenten tot de beëindiging, dan wel vervreemding) krijgt vanzelfspre kend ook ruimschoots aandacht. Met name het ontbreken van een regeling voor de oud-rechterlijke archieven van vóór 1811 (voor Limburg 1794) in dit artikel, terwijl het toch de bedoeling van de minister was èn van de staatsse cretaris deze archieven ook te ver vreemden. Inmiddels heeft Ketelaar de hele Archiefwet 1995 van commentaar voorzien en ook het overige archief recht belangrijk aangevuld. Boeiend is in de inhoudsopgave te zien wat er nog ontbreekt. Veel nog ontbrekende wetten en besluiten worden daar aan gegeven met een Nog boeiender is het te vermoeden wat aan het ontbre kende zal worden toegevoegd. De pa ginanummering geeft tot die vermoe dens alle aanleiding. Tussen de pagina's C4-7 en Cl3-1 bijvoorbeeld worden slechts twee regelingen met een aangekondigd, en wel de Wet op het specifiek cultuurbeleid en de Circulaire vernietiging overheidsbe- scheiden, terwijl de paginering toch minstens acht verschillende regelingen mogelijk maakt. In elk geval wekt de inhoudsopgave de indruk dat slechts archiefrecht op grond van overheids regelgeving een plaats zal vinden in deze publikatie. Terwijl er toch ook archiefrecht bestaat met betrekking tot particuliere instellingen. Ik denk bij voorbeeld aan het Kerkelijk archief- besluit, dat in 1985 door een tiental protestantse kerken in samenwerking met het Convent van rijksarchivarissen en de Landelijke kring van gemeente en streekarchivarissen werd vastgesteld en dat onlangs aan de nieuwe archiefwet werd aangepast. Wellicht dat Ketelaar kans ziet ook aan dergelijke aspekten van archiefrecht aandacht te besteden. Samenvattend: De publikatie Archief recht door prof.dr. F.C.J. Ketelaar is een onmisbaar handboek voor elk overheidsorgaan en dus ook voor elke archiefdienst. mr. Caspar van Heel NHDA, Leiden, 1997, ISBN 90-75051-03-4, 168 biz. Eind 1997 verscheen na zeven jaar weer een publicatie van het Neder lands Historisch Data Archief. Tege lijkertijd kondigt de organisatie in de inleiding aan dat het tevens de laatste zal zijn. Niet dat de organisatie hierna nooit meer iets van zich zal laten horen - al lijkt het twijfelachtig dat dit in gedrukte vorm zal gebeuren - maar vooral omdat het NHDA met ingang van 1 september 1997 is opgegaan in het Nederlands Instituut voor Weten schappelijke Informatie-diensten (NIWI). Overigens zal het NHDA voorlopig nog wel in Leiden gevestigd blijven en voor de duidelijkheid gebruik ik hier ook nog maar even de oude naam. Dat even vooraf. Meer aandacht voor het voor het NHDA toch wel onge wone gegeven dat er een boek wordt uitgegeven en dat nog wel van een uitgave die zich bij uitstek leent om in een voor het NHDA vertrouwde vorm uit te brengen en dat bovendien al jaren doet: digitaal en via Internet. Waarschijnlijk is men binnen het NHDA daar ook wat lacherig over, maar dat neemt niet weg dat - ook al zal dit de laatste zijn - een overzicht in druk van de door hen beheerde en ge registreerde gegevens inmiddels nood zakelijk is geworden. Terecht stelt de inleiding dat in tegenstelling tot de wat hooggestemde verwachtingen in de in- formatiehoek, voor nog steeds een aantal onderzoekers het Internet om wat voor reden dan ook, niet 'gewoon' toeganke lijk is. Voor hen is dit boek bedoeld. De vorige uitgave uit 1990 was een samenwerkingsproject met het SWIDOC en het Steinmetzarchief, twee instellingen die eveneens zijn opgegaan in het NIWI. Die gids gaf een overzicht van 131 bestanden. So ciaal- en economisch-historische com ponenten vormden het overgrote deel (82 en 55). Data jHistorica Behalve de inleiding en diverse regis ters bestaat de nu uitgekomen gids, getiteld Data Historicauit drie delen: twee overzichten, één van de gedepo neerde en één van de geregistreerde archieven en een lijst van boektitels en CD-Roms bij het NHDA aanwezig. De gids geeft zo een beeld van een aspect van de dienstverlening van het NHDA. Het grootste deel van het overzicht wordt in beslag genomen door de bij het NHDA gedeponeerde bestanden. In totaal gaat het om de - uitvoerige - beschrijving van 139 bestanden, verdeeld over 30 onderwerpscatego rieën. Demografische en handels- en justitiële onderwerpen voeren daarin duidelijk de boventoon, veelal afkom stig uit demografische of fiscale bron; geografisch gezien komen de meeste uit Leiden. Behalve algemene informa tie over de groepen met gegevens over verantwoordelijke persoon, omvang en bron, beschrijft de gids ook de afzon derlijke files met voornamelijk gege vens van technische aard over type, omvang, periode, de door het NHDA uitgevoerde controles en bron. Vooral de controles op verschillende niveau's uitgevoerd, lijken arbeidsintensief, maar o zo noodzakelijk. De gids geeft zowel een overzicht van de door het NHDA geregistreerde bestanden als van de bestanden die aan het NHDA zijn toevertrouwd. In dat laatste geval garandeert het archief de toegankelijk heid. Een inspectie van de geregistreer de gegevens laat zien dat een flink deel van de daar opgesomde bestanden op dit moment alleen nog met de nodige moeite te raadplegen zal zijn, om nog maar te zwijgen van het grote aantal soorten standaard en zelfgemaakte software. Verder zijn het relatief kleine aantal leveranciers opvallend alsmede de toch geringe omvang van de bestanden. De gegevens zijn al enige jaren ook via Internet beschikbaar. Dat levert een efficiënte zoekmogelijkheid op. Boven dien kun je in de gedeponeerde archie ven een blik werpen. Downloaden kan natuurlijk ook, maar dan zit je nog steeds met een lange lijst gegevens die moeilijk te hanteren is. Overigens kun je hier al merken dat ook voor het NHDA de ontwikkelingen snel gaan: de Internetverwijzing in het boek be staat inmiddels niet meer en je wordt direct doorgeschakeld naar de site van het NIWI (http://www.niwi.knaw.nl) Vergeleken met het vorige in 1990 verschenen overzicht valt op dat er eigenlijk niet zo veel nieuwe zaken zijn bijgekomen. O ja, de presentatie is veel uitvoeriger, meer ter zake, maar inhoudelijk gaat het nog steeds om dezelfde soort reeksen. Het geheel maakt nog steeds de indruk uitsluitend op basis van toeval opgenomen te zijn. Toeval in die zin, dat een onderzoeker contact heeft met het NHDA of niet. Van enige systematisch bijeenbrengen van data is mij niets gebleken. Welis waar ontbreekt bij het verschijnen van Data Historica het bestand van de na tionale rekeningen, het project onder leiding van Jan Luiten van Zanden (Posthumus Instituut), dat pas na afronding begin 1999 beschikbaar komt, maar ook dat kan het ontbreken van een gericht verzamelen van digi tale gegevens ten behoeve van histo risch onderzoek niet verhullen. Niet dat het voormalige NHDA hier als enige een taak zou hebben, maar meer samenwerking met bijvoorbeeld het Instituut voor Nederlandse Geschiede nis en met het centraal Bureau voor de Statistiek ligt toch zeer voor de hand. Iets voor de komende jaren? Tot slot wil ik nog een opmerking maken over het boek versus Internet. Gezien de zoekmogelijkheid van de Internetsite geef ik persoonlijk daar de voorkeur aan. Voor een recensie is het bladeren wel aardig, maar ik kan mij nauwelijks voorstellen dat echte onder zoekers deze gids zullen hanteren als een Wehkamp catalogus en vooral gericht zullen willen zoeken. Dan is de geboden zoekmogelijkheid verre te preferen boven een regulier register. Co Seegers, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Amsterdam Ericus Gerhardus Verkade (1835- 1907) opende in 1886 zijn eerste brood- en beschuitfabriek 'de Ruyter' in Zaandam. Aanvankelijk werkten er alleen mannen; in 1891 kwamen de eerste vrouwelijke werknemers. In Ruytermeisjes en Verkadevromven staan zij centraal. In 1911 begon Verkade met de productie van de beroemd ge worden Verkadebiscuitjes, de Maria- kaakjes en de Café Noir. Voor het werken op de afdeling 'koekjesfabriek' werden meisjes uit Amsterdam geworven. Acht jaar later startte men met de fabricage van bonbons en chocolade, die binnen het concern als een elitefabriek werd gezien. De eerste Verkadereep kwam in 1929 op de markt. In 1924 had Verkade al 655 meisjes in dienst, waarvan er maar 70 uit Zaandam zelf afkomstig waren, de overigen kwamen uit Amsterdam. 102/4 juni 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 19