Archieven zijn in principe openbaar en moe ten kostenloos geraadpleegd kunnen worden. En dan zeg ik ook: open die tent, de overheid betaalt er immers voor Trein taxi 4 Marten van Boven: al meer dan honderd dagen van Utrecht naar Den Haag en vice versa (foto: Fotodienst Gemeente Utrecht) in de kou te worden gezet. Het crite rium 'Overheidshandelen op hoofdlij nen' is een te beperkt bewaarcriterium. Ook de informatiewaarde van docu menten is van groot belang. Gelukkig is dat nu meer geaccepteerd. Toch heeft het archiefwezen hierdoor twee dingen verloren. In de eerste plaats is het vertrouwen bij sommige onder zoekers verdwenen en het zal moeilijk zijn dat terug te verdienen. Maar in de tweede plaats zijn wij ons imago van de archivaris, die ook historicus is of tenminste de partner van de historicus kwijtgeraakt. En dat vind ik jammer. Per slot van rekening zitten de studie zalen niet vol met recht- en bewijs- zoekende burgers, maar met mensen die historisch onderzoek doen. Maar moet de historische waarde van archiefbestanddelen dan ge toetst worden door externe histori ci? Zouden archivarissen dat niet juist zelf moeten doen? Het is jammer dat dat is weggegeven. Vanuit de historische expertise van archivarissen hadden we dat zelf moeten doen. Maar juist omdat het vertrouwen er niet meer was, hebben we die concessie moeten doen aan het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. Dat had voor mijn gevoel nooit hoeven gebeuren als wij zelf alerter waren geweest. Mo menteel zijn wij binnen de dienst met elkaar in discussie hoe wij dat imago kunnen verbeteren. Door al die affaires, zoals ook rond het Liro-archief komt de rijksar chiefdienst wel meer in de belang stelling te staan. Bent u daar blij mee? Ja, toch wel. De maatschappelijke relevantie van archieven komt met deze affaires meer voor het voetlicht te staan. Dat geldt niet alleen voor de publieke opinie, maar ook voor de departementen. Ministers schrikken wakker en benaderen mij met de vraag hoe zij daarmee moeten omgaan. Dat is een verheugend teken. Hoe belangrijk vindt u bekendheid van de rijksarchiefdienst bij het grote publiek? Die is zeker belangrijk. Archieven bewaren wij niet om ze alleen maar op te bergen. Mijn beleid is erop gericht om de publieke belangstelling voor onze archieven te vergroten. Per slot van rekening worden wij betaald door de belastingbetaler. Door al die affaires dreigen mensen wel op het verkeerde been te worden gezet in die zin dat het vrijetijdsaspect van archieven te weinig tot uiting komt en naar achteren wordt gedrongen. Toch moet ik constateren dat de vaststelling in de nota 'De Muren Geslecht' als zouden de rijksarchie ven in de provinciale hoofdsteden een belangrijke rol spelen in het culturele stadsleven de werkelijk heid niet dekt. Het is in ieder geval het doel dat wij nastreven. Voor een rijksarchief alleen is het moeilijk om die functie waar te maken. Dat zal in samenwerking moeten met andere archiefinstellingen, alsmede bibliotheken en musea. Ook daarom zijn we in sommige plaatsen bezig om samen te gaan met gemeen- tearchieven. Juist die kennen van oudsher veel meer activiteiten die gerekend kunnen worden tot het cul turele stadsleven, terwijl rijksarchieven zich van oudsher concentreerden op ontsluiting en onderzoek. Juist die combinatie rijks- en stadsarchief is wat dat betreft ideaal. Maar moet dat alleen via fusies of kan dat ook op een andere manier worden bereikt? Natuurlijk kan dat ook op andere ma nieren. Fusies kunnen wel gemakkelijk zijn, zoals bijvoorbeeld in Utrecht wat resulteerde in een nieuw gebouw in de binnenstad. Wat we moeten zien te bereiken is een groot nationaal netwerk van archieven, zoals ook is gerealiseerd in het bibliotheekwezen. Daar kan een bezoeker ook terecht dankzij een groot netwerk voor de catalogi van andere instellingen. In ieder geval zal de situatie van plaats tot plaats bekeken moeten worden en is het volstrekt niet mijn bedoeling om vanuit een vastgelegd model het land te bestormen. Hoe kijkt u zelf aan tegen het in re kening brengen van de kosten aan bezoekers voor allerlei diensten? Het blijkt dat onder uw medewer kers daar heel verschillend over wordt gedacht, zoals in een van de vorige afleveringen van het Archie venblad bleek. Het archiefwezen is geen bedrijfsleven. Het is geen winkel. De rijksarchief dienst is een monopolist op grond van zijn wettelijke taak en niet omdat hij zo goed weet te concurreren. De wet zegt duidelijk dat archieven in principe openbaar moeten zijn en kostenloos geraadpleegd moeten kunnen worden. En dan zeg ik ook: open die tent, de overheid betaalt er immers voor. Geluk kig zie je steeds meer dat dat marktcon forme denken weer wordt verlaten. Een andere situatie zou natuurlijk zijn dat voor extra service die ten koste zou gaan van dienstverlening aan andere gebrui kers er wel kosten in rekening worden gebracht. Maar om te zeggen: we gaan nu eens goed verdienen aan onze bezoe kers -ik heb een hekel aan het woord klant-? Nee, dat is niet mijn doelstel ling. Ik heb het vroeger ook wel eens gedacht -zo met een centenbakkie ach ter de archiefmuziek aan-, maar die jeugdzonde heb ik verre achter mij gelaten. Nog bijzondere plannen voor de komende jaren? In ieder geval wil ik veel investeren in de samenwerking met gemeenteachivaris- sen. Vroeger was er veel competitie tussen de rijks- en de gemeentearchie ven. Daar moeten we vanaf. Misschien is het wat dat betreft niet toevallig dat ik de eerste gemeente-archivaris ben die ooit is benoemd tot algemeen rijksarchi varis. Dat onderling afzetten tussen ge meente- en rijksarchieven moet voorbij zijn. We hebben alleen maar te winnen bij het ineenslaan van onze handen. Daarom ben ik er ook een warm voor stander van dat er verder meer mensen uit de gemeentearchieven instromen bij de rijksarchiefdienst en omgekeerd. De mobi- lititeit is momenteel veel te laag in het archiefwezen. Dat moet veel beter. Het gaat er immers om dat je de beste mensen weet te benoemen op de juiste plaats. Ten slotte: de algemeen rijksarchiva-ris is de hoogste functie in het Neder landse archiefwezen. En u bent nog zo jong. Hoe moet dat straks verder of blijft u tot aan uw pensionering? Wie mijn loopbaan kent, weet dat ik geen plakker ben. In ieder geval wil ik mij de komende 5 jaar inzetten in deze functie. Daarna zie ik wel verder. Het publiceren trekt mij ook zeer. Wie weet. 3 102/2 MAART 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 3