Als een patiënt is overleden kan de arts in beginsel slechts gegevens aan nabestaanden verstrekken indien hij de toestemming van de overleden patiënt daarvoor mag veronderstellen - 14 Modelovereenkomst 15 Waarborgen bij onderzoek Verder kunnen inlichtingen over de patiënt of inzage in het dossier worden verstrekt ten behoeve van de statistiek of wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de gezond heidszorg. Maar dit onderzoek moet dan wel een algemeen belang dienen en niet zonder de desbetreffende gegevens uitgevoerd kunnen worden. Ook mogen de betrokken patiënt(en) tegen een verstrekking niet uitdrukkelijk bezwaar gemaakt hebben. Voldoet het onderzoek aan deze voorwaarden, dan is het verstrekken van inzage of inlich tingen alleen toegestaan als het vragen van toestemming aan de patiënt(en) in redelijkheid niet mogelijk is. Om de persoonlijke levenssfeer van de patiënt(en) niet onevenredig te schaden, zijn er voor het uitvoeren van zo'n onderzoek de nodige waarborgen. Kan het vragen van toestemming, gelet op de aard en het doel van het onderzoek, in redelijkheid niet worden verlangd, dan moet de hulpverlener ervoor zorgen dat de gegevens in zodanige vorm worden verstrekt dat deze herleiding tot individuele natuurlijke personen voorkomt. Van verstrekkingen in het kader van statistiek of wetenschappelijk onderzoek op het gebied van gezondheids zorg wordt altijd aantekening gehouden in het dossier (art. 7:458 BW). Onlangs legde de arrondissementsrechtbank Utrecht en het Gerechtshof Amsterdam bovengenoemd artikel 457 nader uit. De rechtbank bepaalde, daarin gevolgd door het hof, dat alleen de patiënt zelf toestemming kan geven tot inzage en afschrift van het dossier door anderen. Dit recht om toestem ming te geven is persoonlijk en gaat niet over op de nabe staanden van de patiënt. Als een patiënt is overleden kan de arts in beginsel slechts gegevens aan nabestaanden verstrek ken indien hij de toestemming van de overleden patiënt daarvoor mag veronderstellen. De arts mag dat indien de nabestaanden een rechtmatig belang bij de inzage hebben, tenzij de arts aanwijzingen heeft dat een dergelijke veronder stelling niet gerechtvaardigd is. Deze dossiers kunnen slechts met uitdrukkelijke toestemming van de patiënt worden overgebracht naar het gemeentearchief. Consequenties voor patiëntendossiers van Endegeest c.a. Vóór overbrenging: Op de vóór 1 juli 1990 afgesloten dossiers van Rhijngeest, Endegeest en Voorgeest zijn geen wettelijke regels inzake verstrekking van gegevens van toepassing. Zij zijn immers afgesloten voor het in werking treden van de WPR en de Wgbo. Voor wat betreft de dossiers afgesloten op en na 1 juli 1990 en vóór 1 april 1995 gelden de regels van het BGV. Uit de dossiers die zijn afgesloten op en na 1 april 1995 en uit de lopende dossiers mogen geen gegevens worden verstrekt, ook niet na overlij den van de patiënt, zonder zijn of haar toestemming. Voor deze groep geldt de Wgbo. Na overbrenging: Patiëntendossiers bevatten altijd privacy gevoelige gegevens. Niet alleen wat betreft de patiënten zelf, maar ook over hun naaste familie. Om deze gegevens te beschermen stelde het Gemeentearchief Leiden voor in de akte van overbrenging de volgende bepalingen op te nemen. Patiëntendossiers jonger dan honderd jaar zijn niet openbaar, tenzij de desbetref fende patiënt is overleden en het dossier geen gegevens bevat die een inbreuk zouden vormen op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van een nog levend, natuurlijk persoon, of een onevenredige bevoordeling of benadeling van betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen danwel van derden met zich mee zouden brengen. Wil iemand voordat de periode van 100 jaar is verstreken, een patiëntendossier openbaar maken, dan moet hij het overlijden van de patiënt kunnen aantonen door middel van Meisjespaviljoen van Voorgeest, ca 1930 (foto: Gemeentearchief Leiden) een afschrift van de overlijdensakte. De gemeentearchivaris verklaart een dergelijk dossier pas openbaar, nadat hij heeft gecontroleerd of het dossier de bovengenoemde gegevens bevat. Is dit het geval, dan is het dossier pas na 75 jaar openbaar. Wel kan de gemeentearchivaris aan personen inzage verle nen in niet-openbare stukken ten behoeve van wetenschap pelijk onderzoek. De onderzoeker kan pas beginnen na ondertekening van een zeer uitvoerige verklaring van inzage. Bij weigering kan beroep worden aangetekend bij het College van Burgemeester en Wethouders van Leiden. Inzage in niet-openbare patiëntendossiers, anders dan voor wetenschappelijk onderzoek, is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarde: Degene die inzage verlangt moet een verklaring van geen bezwaar kunnen overleggen van die nog levende natuurlijke personen, van wie de persoon lijke levenssfeer door het verlenen van inzage in het patiëntendossier geschaad kan worden. De patiënt zelf, of zijn wettelijke vertegen woordiger, heeft altijd recht op inzage. De gemeentearchivaris kan gegevens verstrekken uit niet openbare stukken aan de per soon die deze gegevens betref fen. Hetzelfde geldt voor gege vens over personen van wie de aanvrager van deze gegevens - door middel van een kopie van een overlijdensakte- kan aanto nen dat deze persoon is gestorven. Registratiekamer geeft mening De Raad van Bestuur van Endegeest stuurde het door ons opgestelde rapport over openbaarheid, inzage en gege vensverstrekking naar de Registratiekamer voor margi nale toetsing. In haar reactie gaf ze aan van mening te zijn dat de WPR wel van toepas sing is op de patiëntendossiers afgesloten voor de inwerking treding van de WPR op 1 juli 1990. Naar onze mening gaat de Kamer hier voorbij aan het feit dat aan de WPR geen terugwerkende kracht is toe gekend. Artikel 4 van de Wet Algemene Bepalingen 1829 bepaalt dat, indien in een wet Als basis voor deze verklaring diende het voorbeeld ge bruikt door de Commissie voor de Geschiedenis van de geestelijke gezondheidszorg van het Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid, zie Notitie betreffende een reglement voor behoud van historische patiëntendossiers, Utrecht 1989- Dit voorbeeld was een verklaring die werd gebruikt door de rijksarchiefdienst voor inzageverlening in justitiële archieven. De verklaring is enigszins aangepast: De eerste ondergetekende, mr T.N. Schelhaas, gemeente archivaris van Leiden, verklaart inzage te geven in het hieronder genoemde archief, op de hieronder genoemde voorwaarden, aan de tweede ondergetekende. De tweede ondergetekende: Geboren op: Wonende te: verklaart ten aanzien van de hem/haar ter inzage gegeven bescheiden uit het archief van: t.b.v.: dat hij/zij: 1. de uit bovengenoemde bescheiden verkregen gegevens slechts voor het bovengenoemde onderzoek zal aan wenden en niets zal publiceren of op andere wijze openbaar maken waardoor de persoonlijke levenssfeer van nog in leven zijnde personen onevenredig wordt geschaad. 2. gegevens geput uit deze bescheiden uitsluitend geano nimiseerd zal gebruiken. de bescheiden ter plaatse, in het gemeentearchief Leiden, zal bestuderen en bij ieder bezoek een exem plaar van deze overeenkomst kunnen overleggen, met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van nog in leven zijnde personen niet tot publicatie zal overgaan dan na schriftelijke toestem ming van de gemeentearchivaris, die slechts toestemming zal verlenen op basis van inzage van het volledige stuk dat voor publicatie bestemd is. na publicatie van de resultaten van het onderzoek alle t.b.v. het onderzoek gemaakte aantekeningen en kopieën, waarin persoonsgegevens van betreffende nog levende personen voorkomen, ter vernietiging zal overdragen aan de gemeentearchivaris van Leiden, de aansprakelijkheid, t.a.v. personen wier persoonlijke levenssfeer op een of andere wijze door of ten gevolge van het bovengenoemde onderzoek geschaad is, op zich neemt in de plaats van Burgemeester en Wethouders van Leiden. De eerste ondergetekende, de gemeentearchivaris van Leiden, verklaart dat een afwijzende beschikking t.a.v. publicatie van de resultaten van het onderzoek schriftelijk en gemotiveerd zal worden gegeven. 3. 4. Ook ging de Kamer in op het medisch beroepsgeheim. In de Wgbo staan de juridische grenzen hiervan aangegeven. De Kamer deelt onze opvatting dat de regels in de Wgbo geen terugwerkende kracht bezitten. In haar woorden is de Wgbo "grotendeels een codificatie van hetgeen daarvoor al gold volgens de jurisprudentie en de dogmatiek. Dit is met name het geval rond het medisch beroepsgeheim." Dit betekent naar onze mening dat wat betreft de dossiers die voor 1 juli 1990 gevormd zijn, hoogstens een beroep kan worden gedaan op het medisch beroepsgeheim. Echter, dit heeft nooit het doen van wetenschappelijk (medisch en medisch-histo- risch) onderzoek met patiën tendossiers als bron verhin derd, mits voldoende veilig heidsmaatregelen de privacy waarborgen. Aangezien wetenschappelijk onderzoek de enige soort onderzoek is die -na het tekenen van een overeenkomst van inzage- is toegestaan in dossiers van nog levende patiënten, denkt het Gemeentearchief aan de eisen van het medisch beroepsgeheim te hebben voldaan. 6. terugwerkende kracht niet expliciet is gemaakt, hij deze ook niet heeft. De WPR geldt alleen voor die dossiers die op of na 1 juli 1990 zijn afgeslo ten. Hetzelfde gaat op voor de Wgbo. Overigens stelt de Registra tiekamer een halfslachtige, niet uitvoerbare overgangs regeling -namelijk het blinderen van de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van patiënten in de dossiers voor om historisch onderzoek mogelijk te maken. Een voorstel dat niet op enige regeling stoelt. Bovendien merkt de Registratiekamer op dat mochten de dossiers indirect toch nog patiënten herkenbaar maken, dit geen onoverkomelijk bezwaar zou zijn. Hiermee ontkracht zij haar eigen verhaal. De reactie van de Kamer vormde de aanleiding voor de Raad van Bestuur van Endegeest de overbrenging van de patiën- 101/1 januari/februari 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 8