Terug naar JuM Door A.H. Netiv en C. de Graaf 12 13 Openbaarheid van patiëntendossiers De Gemeente Leiden besloot per 1 januari 1997 het Psychiatrisch Ziekenhuis Endegeest in Oegstgeest te privatiseren. Aanleiding tot overbrenging van de -vanuit historisch oogpunt interessante- archiefbeschei den die voor de bedrijfsvoering niet meer relevant zijn naar het Gemeentearchief Leiden. Maar welke mate van openbaarheid geldt er voor dergelijke patiëntendossiers? De afdeling Inspectie Advisering van het Gemeentearchief Leiden liep de relevante wetgeving op dit terrein eens na. Op 27 januari 1897 werd het krankzinnigengesticht Endegeest in gebruik genomen. Zes jaar later kwam daar Rhijngeest, een sanatorium voor zenuwlijders, bij en in 1912 opende Voorgeest, een instelling voor jeugdige idioten tot 20 jaar, haar poorten. Dit laatste instituut werd in 1981 opgeheven. Tot 1949 voerde de geneesheer-directeur van Endegeest in overleg met de hoogleraar in de psychiatrie aan de Rijks universiteit Leiden (RUL) het beheer over Rhijngeest. In dat jaar nam het Rijk het over, dat trouwens al vanaf 1908 een deel van de bedden van Rhijngeest had gehuurd. De naam werd veranderd in 'Jelgersmakliniek'. Achterzijde kasteel Endegeest, ca 1930 (foto: Gemeentearchief Leiden) De overbrenging van het archief Volgens de gemeentelijke vernietigingslijst kwamen de patiëntendossiers van Endegeest voor vernietiging in aanmerking. Het Gemeentearchief Leiden besloot de dossiers waarvan het beginjaar tussen 1897 en 1950 lag, desondanks te bewaren. Een van de redenen was dat door de Leidse stadhuisbrand van 1929 bijna geen archief uit de periode ca 1880-1929 bewaard is gebleven. Daar komt bij dat de dossiers gevormd zijn door psychiaters als professor G. Jelgersma, die een belangrijke rol speelden in deze begintijd van de psychiatrie. Tenslotte geldt ook in Leiden het uitgangspunt dat zoveel mogelijk documenten uit de periode 1940-1945 bewaard blijven. Om praktische redenen is er van afgezien de periode 1897-1950 in kleinere blokken te verdelen. De voor de formele overbrenging noodzakelijke bewerking van de archivalia werd op kosten van Endegeest uitgevoerd door gedetacheerde medewerkers van de archief inspecties van Amsterdam en Leiden onder leiding van de archiefinspecteur van Leiden. Al in 1995 hadden twee onderzoekers van het Trimbosin stituut opdracht gekregen ter gelegenheid van het eeuwfeest een gedenkboek over Endegeest te schrijven. De onderzoe kers verkeerden in de veronderstelling dat zij de patiënten dossiers hiervoor zouden mogen raadplegen. Echter, de geneesheer-directeur van Endegeest was een andere mening toegedaan. Dit probleem kwam op tafel op het moment dat Dagverblijf Mannen paviljoen E, ca 1930 Leiden Washuis met oprijlaan met op de achtergrond de pijp van het ketelhuis, ca 1930 (foto: Gemeente archief Leiden) in 1997 onderhandelingen tussen de directie van het zieken huis en het Gemeentearchief over de openbaarheid na overbrenging aan de gang waren. Er moest dus uitsluitsel komen. Openbaarheid, inzage en gegevensverstrekking De patiëntendossiers van Endegeest c.a. bleken afhankelijk van de datum van afsluiting onderworpen aan de volgende wettelijke bepalingen: Ten eerste, de patiëntendossiers afgesloten voor 1990 kunnen zonder meer op basis van de uitzonderingsmogelijkheid van de gemeentelijke vernietigingslijst worden overgebracht naar het Gemeentearchief, waarna de bepalingen van de Archief wet 1995 van toepassing zijn. Deze schrijven voor dat de openbaarheid van stukken die een inbreuk zou vormen op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van een nog levend, natuurlijk persoon, beperkt kan worden bij over brenging (art. 15 lid 1 Aw). Ten tweede, op patiëntendossiers die op of na 1 juli 1990 (inwerkingtreding Wet Persoonsregistraties, WPR) zijn gevormd of aangevuld en voor 1 april 1995 afgesloten, is het Besluit genormeerde vrijstelling (BGV, Stb. 1990, 16) van toepassing. Dat betekent dat als een patiëntendossier uit de persoonsregistratie is verwijderd omdat het niet meer in overeenstemming is met het doel van de instelling (art. 5 WPR), het kan worden overgebracht naar een archief registratie. Dan is niet meer de WPR van toepassing, maar wel het BGV. Volgens dit besluit mag de houder van de archiefregistratie slechts persoonsgegevens verstrekken binnen zijn organisatie. Daarbinnen hebben de volgende 101/1 januari/februari 1998 personen rechtstreeks toegang tot de archiefregistratie: zij die zijn belast met of leiding geven aan het archiefbeheer, zij die door de houder zijn aangewezen en belast zijn met het behandelen van geschillen en zij die wetenschappelijk, statis tisch of historisch onderzoek verrichten. Aan hen mogen alleen gegevens verstrekt worden die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taak (art. 17 lid 2 en 3 BGV). Uit een archiefregistratie mogen verder dezelfde gegevens worden verstrekt als uit een persoonsregistratie, behalve naam, adres en woonplaats en soortgelijke voor communi catie aan derden benodigde gegevens (art. 14 WPR en art. 17 lid 5 BGV). Deze dossiers kunnen op basis van dezelfde regelingen als de oudere dossiers worden overgebracht naar het Gemeentearchief. Na de overbrenging vervalt de werking van de bepalingen van de WPR en het BGV en is openbaarheid geregeld op basis van de Archiefwet 1995. Ten derde, op patiëntendossiers die op of na 1 april 1995 zijn gevormd of aangevuld is de Wet op de Geneeskundige Behan delingsovereenkomst van toepassing (Wgbo, Stb. 1994, 837, inwerkingtreding zie Stb. 1994, 838). Deze wet is geïncor poreerd in het Burgerlijk Wetboek, boek 7. De patiënt of -als deze minderjarig of wilsonbekwaam is- de ouder, voogd of wettelijke vertegenwoordiger bezit het recht op inzage in en afschrift van zijn dossier, tenzij dit de persoonlijke levenssfeer van een ander schaadt (art. 7:456 BW). De hulpverlener mag geen inlichtingen over de patiënt, inzage of afschrift van het dossier aan anderen dan de patiënt (uitgezonderd andere hulpverleners) geven zonder diens toestemming. En zelfs al geeft de patiënt toestem ming, dan heeft de hulpverlener een geheimhoudingsplicht als de persoonlijke levenssfeer van anderen door het verstrek ken van inlichtingen, inzage of afschrift in gevaar zou komen. Schrijft een wet of een daarvan afgeleide regeling echter voor dat verstrekking van gegevens, inzage of afschrift moet geschieden, dan is de hulpverlener verplicht dit toe te staan. Ook als de patiënt geen toestemming geeft of inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van anderen ontstaat (art. 7:457 BW). Sanatorium Rhijngeest, eetzaal tweede klasse, ca 1905 foto: Gemeentearchief Leiden)

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 7