Vervroegde overbrenging en openbaarheid Door Arnold den Teuling*) Juridische N ft 8 stukken die in sommige gevallen nog geen twee jaar oud zijn, zijn voor raadpleging door historische onderzoekers en andere belangstel lenden of belanghebbenden beschikbaar... 6 7 Onlangs werd het kabinetsarchief van de Commissaris van de Koningin in de provincie Groningen over de periode 1943-1996 overgebracht naar het Rijksarchief in Groningen. Een overbrenging die een nieuwe vorm van uitzonde ring in de archiefwetgeving zou inluiden en niet zonder reden met enige feestelijkheid was omlijst. Op de eerste plaats is dit de eerste overbrenging van een om vangrijke hoeveelheid provinciale en rijksarchiefbescheiden onder de werking van de Archiefwet 1995, die per 1 januari 1996 van kracht is. Onder de nieuwe wet is de termijn daarvoor verkort van 50 tot 20 jaar (Archiefwet 1995 art. 12). Ten tweede zijn voor het eerst zeer recente stukken van een kabinetsarchief overgebracht, en wel uit de periode 1943-1996. De wet maakt dit mogelijk als er naar het oor deel van de beheerder van de archiefbewaarplaats voldoende reden voor bestaat. (Archiefwet 1995 art. 13.). Voor de rijks archivaris was de voldoende reden om dit nu te laten plaats vinden dat het om een belangrijk archief gaat, dat na over brenging openbaar wordt. Tegelijkertijd zijn ook omvang rijke delen van het archief van de provinciale griffie (gedepu teerde staten) en de provinciale waterstaat overgebracht. In één klap beschikbaar Door de persoonlijkheid van degene die ervoor verantwoor delijk is, heeft een kabinetsarchief een veel persoonlijker karakter dan een doorsnee overheidsarchief, hoe uniek elke Rijksarchief in Groningen, gehuisvest in het Cascadegebouw. Nu eigenaar van het vervroegd overgebracht kabinetsarchief van de Commissaris van de Koningin organisatie en dus elk archief ook is. Daarom werd het ver trek van de heer Vonhoff als Commissaris van de Koningin in Groningen als grensjaar gekozen voor de afsluiting van het archief. Dat betekent echter ook, dat stukken die in sommi ge gevallen nog geen twee jaar oud zijn, voor raadpleging door historische onderzoekers en andere belangstellenden of belanghebbenden beschikbaar zullen zijn. Dat heeft conse quenties voor de openbaarheid. Een belangenafweging zoals bestuurders dat op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gewend zijn, kan daarbij geen rol meer spelen. Natuurlijk zouden er, als het archief in het provinciehuis was gebleven, mettertijd geleidelijk aan steeds minder restricties op informatieverstrekking eruit en raadpleging ervan zijn overgebleven. Echter, door deze overbrenging zijn opeens vrijwel alle stukken in originali voor onderzoek beschikbaar. Openbaarheid en privacybescherming Vanwege de aard van de bemoeienissen van de commissaris bevindt zich in het archief een aanzienlijke hoeveelheid stukken waar een onbeperkte inzage tot zeer ongewenste situaties zou leiden. Onlangs was in de pers te lezen hoe een onzorgvuldig gebruik van archiefgegevens leidt tot het onnodig oprakelen van oud zeer. Een onderzoeker had namenlijsten van verdachten uit 1945 uit hun verband gerukt en integraal en zonder kritisch commentaar opnieuw gepubliceerd. Daarmee bracht hij talrijke mensen ten onrechte in opspraak'. Ook is het zeer ongewenst dat bijvoorbeeld stukken over het aantrekken van bedrijven ontijdig in de openbaarheid komen. Naast openbaarheids wetgeving in de vorm van de Archiefwet en de Wet open baarheid van bestuur bestaan er privacyregels, zowel in de vorm van specifieke wetgeving als van uitzonderingsbepa lingen in of krachtens de twee wetten. Vorm van de informatie Het verschil in uitgangspunt tussen de WOB en de Archief wet, -de eerste wet verschaft het recht op informatie, en niet automatisch op inzage van stukken- doet voor dit betoog niet ter zake. Volgens de gangbare jurisprudentie moet de overheid ook bij verzoeken om informatie op grond van de WOB de aanvrager zo veel mogelijk tegemoet komen ten aanzien van de vorm waarin de informatie wordt gevraagd. Zo was onlangs in een actualiteitenprogramma op de televisie (KRO, Kruispunt, 2 november) te zien en te horen, dat de omroep op grond van de WOB een kopie van een rapport over de aanschaf van een regeringsvliegtuig uit 1994 had verkregen. Beide openbaarheidswetten kennen overigens een limitatieve reeks uitzonderingen. Bij de invoering van de Archiefwet 1995 zijn deze uitzonderingen opnieuw zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. In de WOB is de reeks uitzonderingen uiteraard veel langer dan in de Archiefwet; tot welke complicaties dat leidt, komt zo dadelijk aan de orde. De tekst van de artikelen 10 en 11 van de WOB is hierbij afgedrukt. Ik ga ervan uit, dat de lezer beschikt over een tekst van de Archiefwet 1995. Wet Openbaarheid van Bestuur Art. 10. -1Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen; b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden; c. bedrijfs- en fabriacagegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. -2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de betrekkingen van Nederland met ander staten en met internationale organisaties; b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1 a, onder c en d. bedoelde bestuursorganen; c. de opsjjoring en vervolging van strafbare feiten; d. inspectie, controle en toezicht door of vanwege bestuursorganen; e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie; g. het voorkomen van evenredige bevoordeling of benadeling van de bij aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden. Art. 11- 1In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. - 2. Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goe de en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degenen die deze opvat tingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft inge stemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt. - 3. Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaats vinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt. Overleden of niet meer actief Als uitzondering op openbaarheid kennen beide wetten de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van personen die in de archiefstukken voorkomen. De WOB is alleen van toepassing op informatie die nog berust onder de overheids organen, die de archieven hebben gevormd. Die wet ver bindt dus geen termijn aan deze beperking. Dat hoeft ook niet, want na overbrenging, na maximaal 20+10 jaar, is deze wet niet meer van toepassing. Wel is de termijn voor toepassing van beperkingen op de openbaarheid van gegevens door de bestuursrechter bekort: de privacybe scherming houdt op als de persoon in de stukken is overleden. De Archiefwet zelf verplicht daarentegen tot het stellen van een termijn aan de beperkingen van de openbaarheid, met een maximum van 75 jaar na het ontstaan van de stukken (art. 15 lid 4). Dat hoeft weliswaar niet te betekenen, dat de betrokkenen geacht worden dan overleden te zijn, maar in ieder geval zijn zij na zoveel jaar vrijwel zeker niet meer maatschappelijk actief en ondervinden dus niet of nauwelijks meer schade van publikaties. Deze termijn van 75 jaar is in de verklaring van overbrenging van het Groningse kabinetsarchief als beperkende bepaling opgenomen, eveneens bekort voorzover de aanvrager kan bewijzen dat de in de stukken genoemde persoon of personen zijn overleden. Genuanceerde beschikbaarstelling Het uitgangspunt van de openbaarheidsbepalingen in de archiefwetgeving was sinds de totstandkoming van de WOB steeds dat de openbaarheid van de stukken door overbren ging naar de archiefbewaarplaats op zich, niet mocht worden beperkt. Zo was er bijvoorbeeld in 1985 een verzoek om informatie naar aanleiding van een geschil tussen de burge meester van Ezinge en een wethouder. Ook dit geval was onlangs opnieuw in de pers.' De bestuursrechter besliste dat een geanonymiseerde versie van het rapport over dit geschil aan de belanghebbende aanvrager beschikbaar moest worden gesteld. Een dergelijke genuanceerde beschikbaar stelling kent de archiefwetgeving echter niet. Zou de betrokkene zich nu, dat wil zeggen na overbrenging, tot de rijksarchivaris wenden om inzage, dan zou hij strikt geno men eerst zijn eigen overlijden moeten aantonen voordat hij inzage in de stukken krijgt. Uiteraard zit er ook een versie van het rapport in het archief in de vorm waarin het aan de toenmalige aanvrager beschikbaar is gesteld, zodat er allicht een praktische oplossing is voor deze en andere belangheb benden van toen. De wetgeving biedt daartoe ook de mo gelijkheid (Archiefwet 1995 art. 15 lid 3). De Rijksarchivaris handelt namens de minister van Onderwijs en Wetenschap pen, maar moet hiervoor wel eerst de commissaris horen. Daarna heeft hij zelf de verantwoordelijkheid voor de 100/10 DECEMBER 1997

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1997 | | pagina 4