Colu mn 7/ Herziening algemene selectiecriteria PIVOT Door Jan Folkerts Megatrends in het archiefwezen Op 25 juni j.I. verzocht de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om advies inzake het voorstel "Herziene algemene selectiecriteria Rijksarchiefdienst/ PIVOT (april 1997)". Deze adviesaanvraag werd behandeld door zowel de Beleidscommissie Archieven als de Uitvoe ringscommissie Archieven. Het gemeenschappelijke pread vies van deze commissies werd door de Raad onverkort overgenomen. Hieronder vindt u een samenvatting van het advies van de Raad voor Cultuur terug. De integrale tekst van het advies is verkrijgbaar bij het secretariaat van de Raad voor Cultuur. De adresgegevens van dit secretariaat luiden: R.J. Schimmel-pennincklaan 3, Postbus 61243 Den Haag (tel. nr 070-3106686; fax nr 070-3614727; e-mail cultuur@cultuur.nl). Samenvatting van het advies De Raad is verheugd, dat het voorstel tot herziening van de selectiecriteria snel in aansluiting op de algemene evaluatie van de PIVOT-archiefselectiemethode is ingebracht. Hij gaat er van uit, dat deze criteria uitsluitend binnen die methode toepassing zullen vinden 3). Bij zijn beoordeling onderscheidt de Raad procedurele en inhoudelijke aspecten. Deze komen in de 4 tot en met 6 aan de orde. Procedureel: 1. Het voorstel is kennelijk uitsluitend voorbereid binnen de besloten kring van de rijksoverheid en daarbinnen door de meest bij PIVOT betrokkenen. Gezien het belang en de betekenis van de criteria betreurt de Raad het, dat over het voorstel geen gelegenheid tot open bare discussie is gegeven. Hij meent, dat in ieder geval het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap alsnog om commentaar gevraagd zal moeten worden gevraagd 4); Inhoudelijk: 1. Als uitgangspunt voor de inhoudelijke beoordeling voor de Raad zijn advies over de PIVOT-evaluatie van 20 januari 1997, waarin, binnen aangegeven randvoor waarden, is ingestemd met de nadere omschrijving ('precisering') van de PIVOT-selectiedoelstelling. Voor wat betreft de waardering en handelingen bespeurt de Raad een kentering: ookde feitelijk gevormde admini stratieve neerslag blijkt bij de waardering betrokken te (gaan) worden 5.1); 2. De Raad mist een, aan de herziening ten grondslag liggende, inventarisatie van inhoudelijke ervaringen met de 'oude' selectiecriteria. Het thans voorliggende voorstel lijkt beperkt tot een herbezinning op formele, procedurele en redactionele aspecten van de aanvan kelijk gestelde criteria 5.2); 3. Het is onduidelijk welke selectiedoelstelling - de oor spronkelijke of de nadien gepreciseerde - als uitgangs punt bij de herziening is gehanteerd 5.3); 4. Het toepassingsgebied van de criteria - aangeduid als beleidsterreinen - is niet gedefinieerd. Daarom is niet duidelijk of deze criteria zonder meer in alle voorko mende situaties hanteerbaar zijn 5.4). 5. Door hun presentatie lijkt in de criteria meer het accent te worden gelegd op de beleidsvormende dan op -uit voerende aspecten. Die indruk wordt versterkt door het feit, dat de toepassing van de, de uitvoering betreffen de, criteria in nogal restrictieve zin is toegelicht. De elementen 'interactieve overheid - samenleving' en 'bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten' (in res pectievelijk de criteria nrs 5 en 6) dienen expliciet(er) opgenomen; dit geldt ook voor het aspect 'recht- en be- wijszoeking' 5.5); 6. Er wordt een onduidelijk onderscheid gemaakt tussen de algemene en bijzondere selectiecriteria. De bewaring van basisregistraties, steekproeven, of voorbeelddossier zijn aspecten, die in de toepassing van de algemene criteria moeten worden verdisconteerd. Dit geldt ook voor het aspect van de waardering van bijzondere (re gionale) omstandigheden en gebeurtenissen 5.6); 7. Voor zover bijzondere wet- en regelgeving zelf een voorziening omtrent de positieve of negatieve selectie van archiefbescheiden bevat, dient de archiefselectie conform de Archiefwet 1995 zich in beginsel daaraan te conformeren 6); 8. Indien vanuit het administratief belang wordt gepleit voor bewaring van archiefbescheiden, dient er rekening mee te worden gehouden dat dit - meer dan het voor stel veronderstelt - een aanwijzing kan zijn voor het historisch belang van deze bescheiden 6); 9. Het element '(her-)inrichting van organisaties' (criteria 4) acht de Raad moeilijk hanteerbaar in verband met het veelal complexe en compacte karakter van over heidsorganisaties. Daarnaast meent hij, dat de interne werkwijze van deze organisaties in dit criterium dient te worden opgenomen 7). In een afzonderlijke paragraaf 8) besteedt de Raad aan dacht aan enkele zaken betreffende de effectuering van de nieuwe selectiecriteria. Deze betreffen de verantwoording van (de mate van) hun toepassing, de incorporatie ervan in reeds lopende projecten alsmede de openbaarmaking van de criteria. Daarnaast pleit de Raad voor een toekomstige evaluatie van de nieuwe criteria. Tenslotte 9) geeft de Raad, in verband met de aard en hoeveelheid van zijn op- en aanmerkingen, aan op het moment te moeten volstaan met een voorlopig advies. Over een aangepast voorstel zal hij graag nader adviseren. In een vakgebied dat zich vooral met het verleden bezighoudt, valt het niet altijd mee om belangstelling voor de toekomst te ontdekken. En wie de horizon verder trekt dan vijf of tien jaar, loopt helemaal het gevaar voor een naieve wolkenridder te worden aangezien. Als we die risico's dan toch maar trotseren en wat langer stilstaan bij recente ontwikkelingen, dringen zich onmiskenbaar enkele trends op. Twee sleutelwoorden spelen daarbij een rol: digitalisering en schaalvergroting. Zoals in deze column al eens eerder is beweerd, heeft het archiefwezen zich op het gebied van de digitalisering tot nu toe voornamelijk bezig gehouden met de beheersmatige aspecten van de digitalisering van archieven, en veel minder met de gevolgen voor de dienstverlening. Juist op dit laatste vlak zullen echter op de lange termijn de gevolgen het meest dramatisch zijn. Steeds minder zal het nodig zijn naar een fysieke archiefbewaarplaats te reizen om informatie uit die archieven te kunnen verkrijgen. Het beheer van digitale archieven vereist zowel conceptueel als praktisch een schaalgrootte en een mate van professionaliteit die in een kleine archiefdienst niet altijd gewaarborgd zijn. Beide ontwikkelingen zouden wel eens tot een merkwaardige paradox in de 21ste eeuw kunnen leiden. Kleine archiefdiensten zullen gaan fuseren met grote, zodat er steeds minder archiefinstellingen in Nederland zullen overblijven. Maar tegelijkertijd zal de verspreiding van informatie uit die archieven steeds beter via de digitale snelweg mogelijk worden. Niet alleen thuis via internet, maar ook via openbare servicepunten in bibliotheken en gemeentehuizen kan dan historische informatie uit de archieven digitaal worden verstrekt. Het ideaal van een vorige generatie archivarissen, het dekkend net, zou in de 21ste eeuw dan wel eens met een andere vorm en inhoud alsnog gerealiseerd kunnen worden. Beide lange-termijnontwikkelingen werpen hun schaduwen vooruit: fusies van archiefdiensten beperken zich niet langer tot provinciehoofdsteden of tot twee partners. En de digitale toegang-op-afstand wordt zowel aan aanbod- als vraagzijde lang zaam beter, sneller en goedkoper. Beide megatrends: een langdurige fusiegolf in het archiefwezen en een doorbraak van de digitale toegang op afstand houden ons archivarissen voorlopig wel van de straat. Hobbels en valkuilen zijn er genoeg. Maar de nieuwe mogelijkheden die zich aandienen zijn een aantrekkelijk perspectief voor iedereen die net als ik van mening is dat de overheid niet zoveel mogelijk geld moet verdienen aan zijn "klanten", maar heel gewoon, zoals dat vroeger heette, dienstbaar moet zijn aan de burger. 100/9 november 1997 21

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1997 | | pagina 13