ukinl
Theo Marcelis, Verzamelinventaris van de archieven van
het voormalige Waterschap Vollenhove 14e eeuw-1964
54
J.G.M Sanders (eindred.)Voorwaarts... mars! Onder
zoeksgids voor defensiearchieven betreffende Noord-Bra
bant 1588-1974, 's-Hertogenbosch 1996 (ISBN 90-74376-10-X)
33
3 delenProvinciale archiefinspectie in Overijssel 1996
De laatste jaren zijn de waterschappen
begonnen aan een inhaalmanoeuvre
om hun statische archieven te inven
tariseren. Dit kon dank zij de opmars
van het fenomeen uitzendkracht. Voor
die tijd immers was het voor de mees
ten wat kostbaar om een dure archi
varis in dienst te nemen, die dan
vervolgens bij gebrek aan bezoekers
aan het oude archief met zijn/haar han
den over elkaar zou moeten zitten. Er
dringt zich onvermijdelijk op bij drie
delen van in totaal 832 pagina's) van
een inventaris is verschenen, en wel
van de hand van de adjunct-inspecteur
Theo Marcelis. Het gaat hier om de
archieven die blijkbaar berusten bij het
huidige waterschap Wold en Wieden.
Een gecompliceerde inventaris. In de
oudste bestanddelen zijn dorps- en wa
terschapsaangelegenheden met elkaar
verstrengeld geraakt, hetgeen overi-
Waterschappen hebben gemalen.
is dan ook heel wat geïnventariseerd in
waterschapsland in pakweg tien jaar.
Door deze ontwikkeling is de belang
rijke arbeid op dit gebied, traditioneel
verricht door de provinciale inspectie,
wat op de achtergrond geraakt. De
inspecteurs kregen ook wel wat anders
te doen, gezien dezelfde soort achter
stand in de veel omvangrijkere ge
meentearchieven. Provinciale inspec
teurs hadden (en hebben hopelijk nog)
a'rijd een speciaal plekje in hun inspec-
tiehart voor die weinig bekende stief
kinderen van het landelijk archiefwe
zen, de waterschapsarchieven. Des te
verheugender dat er uit hun Overijs
selse boezem weer eens een dijk (ver
geef mij de beeldspraak, maar hij
gens niets bijzonders is: de scheiding
tussen dorps- en waterschapsbestuur is
tot de reglementering van de water
schappen vanaf het begin van de 19de
eeuw in veel provincies moeilijk te
trekken. Zij is, en dan nog alleen in de
administratie van het bestuur, het
helderst in het gebied van de Zuid
hollandse hoogheemraadschappen
Rijnland, Delfland en Schieland. Uit
angst dat uitgaven voor ingezetenen
op de nek van de ingelanden zouden
komen, scheidde men van meet af aan
waterstaat streng van dorp.
Marcelis heeft uit een baaierd van oude
en moderne archieven een goed han
teerbare inventaris gemaakt. Bij elk
archief zijn diverse toegangen opgeno
men, o.a. worden de vijf registers van
het schoutambt Vollenhove, die ar-
chieftechnisch de vertederende chaos
van oude administraties moeten heb
ben vertoond, nader ontsloten. Zelfs
een codicologische beschrijving hiervan
(van Caspar van Heel) ontbreekt niet,
een zeldzaam geworden handreiking
naar de onderzoeker. Er zijn lijsten van
bestuursleden en personeel tot en met
de nederige maar zo onmisbare beroe
pen van sluiswachters, molenaars, bo
den, kantonniers etc., inclusief hun
geboorte- en sterfdata. De vergunnin
gen zijn op naam van vergunninghou
der en object ontsloten. Bij elk archief
wordt voor zover van toepassing een
lijst van vernietigde stukken gegeven.
Ik mis echter een paar belangrijke
hulpmiddelen en kom daar later nog
op terug.
De beschrijvingen uit de oude gedeel
ten van zo'n inventaris lezen als poëzie,
zeker voor deze recensente, die is gele
gerd in Holland en de eigen-aardige
rechtsgeschiedenis van de Oostneder
landse waterschappen niet goed kent.
Maar -als ik mij deze platte vraag mag
veroorloven- zijn archivarissen er voor
de poëzie of om hun cliëntèle duide
lijkheid te verschaffen? Ik put even uit
de lijsten van bestuursleden en perso
neel: de waterwaarnemer aan de
Moespot in Ambt Vollenhove; de
dijkschrijver (toch veel mooier dan
secretaris) van de Grote Schouwe van
Vollenhove; de gesworens dienaars van
de Grote Schouwe. Het was misschien
te prozaïsch om die te vertalen naar
hedendaags Nederlands, maar waarom
is er dan, bij al die liefdevolle zorg
elders, geen woordenlijst opgenomen?
Voor een handig gebruik van deze
verzamelinventaris zou ook het ge
bruik van kopteksten met de namen
van de betreffende instelling boven aan
de pagina handig zijn geweest. Ook is
het soms een puzzel om vast te stellen
waar die interessante archieven nu
eigenlijk berusten. Voor het antwoord
moet men ten dele bij de inleiding op
het Eerste Dijksdistrict zijn.
Naar mijn mening dient in een inven
taris zo veel mogelijk de eigentijdse (en
vaak duistere) terminologie te worden
vermeden en de inhoud van de stuk
ken zoveel mogelijk naar huidige ter-
men vertaald, ook wanneer het gaat
om waterschapstermen (die sinds het
midden van de 19de eeuw geünifor
meerd zijn). Want wat moet ik me als
argeloze lezer voorstellen bij een be
schrijving als 'Rekest om het hoofdgeld
weer in redemptie te mogen verkrij
gen' (een stuk overigens uit het dorps
archief)? En bij een rubrieksaanduiding
'eigendom en bezit'? Zo is er wel meer
onnodige en verwarrende deftigheid:
protocol wordt consequent overal als
'prothocol' gespeld, hetgeen toch zelfs
etymologisch fout is; 'momboiren' lijkt
me heel goed te vertalen met 'voog
den', evenals 'uitzetting' in 'omslag'.
Toen ik voor het eerst las van de 'erf
genamen van de uiterdijken tussen
Vollenhove en Blokzijl', dacht ik te
doen te hebben met een kras staaltje
van privaatrechtelijke insluipselen in
een waterschap. Tenslotte was er in de
I9de eeuw niet voor niets een hoog
lopende discussie over de vraag of
waterschappen privaatrechtelijke dan
wel publiekrechtelijke instellingen
waren. Maar bij nader inzien zou hier
sprake moeten zijn van 'geërfden',
hetgeen weer een synoniem is van het
huidige algemene begrip 'ingelanden'.
Een ander voorbeeld waarbij de ondui
delijke redactie de lezer in het onge
wisse laat, is te vinden op p. 137 e.v.,
waar herhaaldelijk sprake is van
'dijkplichtigen, die hun prestatie in
natura vervangen'. Ook hier gaat het
om een belangrijke kwestie in de wa
terschapsgeschiedenis. De Dijkwet van
1810 verplichtte tot bijdragen in geld
voor onderhoud van zee- en rivierdij
ken. Daarmee zou naar verwachting
het inefficiënte onderhoud in natura
verdwijnen. Dit is echter niet geval
geweest, omdat het leven sterker bleek
te zijn dan de leer. Gaat het in deze
inventaris nu over omschrijving van
onderhoud dat in natura is verricht, of
juist om de omzetting van die eerdere
verplichte bijdrage in geld? Ik ver
moed het laatste, maar dat wordt niet
duidelijk omdat de zin cryptisch is.
Naar mijn mening moeten archiva
rissen met chirurgische precisie in hun
beschrijvingen werken. Dit betreft
bijvoorbeeld ook het kommagebruik
na 'die'. Er is een levensgroot verschil
tussen 'de dijkplichtigen die' (dit
impliceert dat er nog andere zijn) en
'de dijkplichtigen, die'. Dan gaat het
immers om alle dijkplichtigen.
Al deze kritische opmerkingen doen echter
niet af aan het feit dat hier weer een goede
inventaris ligt, die wat betreft systematiek
helder is ingedeeld en een mooi beeld geeft
van het ingewikkelde waterbeheer in een
interessant rivierengebied over een
tijdspanne van vele eeuwen.
Ludy Giebels, archivaris Hoogheemraad
schap Rijnland
Militaire archieven vormen niet
alleen voor geïnteresseerden in de
krijgsgeschiedenis belangrijk
studiemateriaal. De betekenis van
deze bronnen reikt duidelijk verder.
Militaire archieven kunnen
bijvoorbeeld inzicht geven in het
dagelijkse leven in steden en dorpen
of een beeld verschaffen van de
ontwikkeling van de infrastructuur.
In dat laatste verband wordt dan
dank-baar gebruik gemaakt van
stuk-ken die werden geproduceerd
met het oog op de aanleg en het
onderhoud van vestingwerken. Voorts
benutten ook genealogen graag mili
taire archieven. Niet voor niets werd
de hier besproken uitgave gepresen
teerd op de Brabantse genealogische
dag in 's-Hertogenbosch op 21 sep
tember '96. Het eerste exemplaar werd
aangeboden aan de Gouverneur van de
Koninklijke Militaire Academie,
Generaal-Majoor F.J.M. Vogelpoel.
Met deze uitgave beoogt het Rijksar
chief in Noord-Brabant onderzoekers
wegwijs te maken in de defensiear
chieven met betrekking tot Noord-
Brabant. De gids concentreert zich op
archivalia die bij de Brabantse archief
instellingen worden bewaard. Daar
naast is echter ook relevant archief
materiaal dat elders berust summier
aangeduid. In hoofdzaak gaat het
daarbij om materiaal dat wordt be
waard in het Algemeen Rijksarchief te
's-Gravenhage. Bij de verwerking van
het materiaal is gekozen voor een
vijfdeling. Het eerste hoofdstuk be
schrijft de bronnen in relatie tot de 'or
ganisatie en territoriale indeling van de
krijgsmacht.' Het tweede hoofdstuk is
gewijd aan conscriptie, militie, landweer
en landstorm; het derde aan de schut
terijen. Hoofdstuk vier behandelt het
materiaal met betrekking tot de genie
en in het vijfde tenslotte komt de mili
taire rechtspraak aan de orde. In de
afzonderlijke hoofdstukken worden de
ontwikkeling en de werking van de
instituties die verantwoordelijk waren
voor de genoemde deel-terreinen van
het defensiebeleid in het kort geschetst.
De auteurs putten voor de samenstel
ling van deze hoofdstukken overigens
niet altijd optimaal uit de beschikbare
literatuur. Zo blijken bijvoorbeeld de
door H.L. Zwitzer in diens dissertatie
geponeerde nieuwe inzichten over het
Staatse leger3 in de tekst van hoofd
stuk een onvoldoende te zijn verwerkt.
Dat is opmerkelijk, waar de samen
stellers van Voonvaarts...mars! in de
aanbevolen literatuur wel degelijk ge
wag maken van dit boek. Verder is de
100/7 SEPTEMBER 1997